Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Wat weten leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs over ADHD? Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Master in de Pedagogische Wetenschappen Door: Behets Sofie Promotor: Prof. Herbert Roeyers Gent 2012 II Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Wat weten leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs over ADHD? Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Master in de Pedagogische Wetenschappen Door: Behets Sofie Promotor: Prof. Herbert Roeyers Gent 2012 III DANKWOORD Het volbrengen van een masterproef is iets waar veel tijd en moeite in kruipt. Gelukkig zijn er heel wat mensen die me hierin bijstonden. In dit voorwoord zou ik dan tevens van de gelegenheid willen gebruik maken om iedereen te bedanken die ervoor gezorgd hebben dat deze masterproef tot stand is gekomen. In de eerste plaats denk ik hierbij aan mijn promotor Herbert Roeyers, die ik dank voor zijn hulp en het advies die hij me bood het voorbij academiejaar. Mijn oprechte dank gaat tevens uit naar alle leerkrachten die deelnamen aan het onderzoek, want zonder hun was deze scriptie niet tot stand kunnen komen. Tot slot maak ik ook gebruik om familie en vrienden te bedanken die me blijven steunen zijn tijdens de opleiding. Ik hoop dat deze masterproef ten goede zal komen aan de leerlingen die ADHD hebben, dat ze beter begrepen zullen worden, waardoor het onderwijs – nog meer dan tot nu toe het geval is- ook op hun instructie- en ondersteuningsbehoeften afgestemd kan worden. IV INHOUDSTAFEL DANKWOORD………………………………………………………………………………IV ABSTRACT…………………………………………………………………………………..IX VOORWOORD………………………………………………………………………………10 INLEIDING…………...……………………………………………………………………...13 1. ADHD……………………………………………………………………………...13 1.1. Begripsbepaling…………………………………………………………..13 1.2. DSM-IV criteria………………………………………………………......13 1.3. Subtypes van AHD……………………………………………………….17 1.4. Prevalentie………………………………………………………………..17 1.5. Comorbiditeit……………………………………………………………..18 1.6. Contextgevoeligheid……………………………………………………...19 1.7. Het verloop van ADHD en de ontwikkeling naar de adolescentie en volwassenheid…………………………………………………………………20 1.8. Etiologie en neurobiologische bevindingen……………………………...21 1.9. Behandeling……………………………………………………………....22 1.9.1. Farmacotherapie………………………………………………..23 1.9.2. Psycho-educatie………………………………………………...24 1.9.3. Gedragstherapie………………………………………………...25 1.9.4. Coaching………………………………………………………..25 2. ONDERWIJS IN VLAANDEREN………………………………………………..26 2.1. Regulier versus buitengewoon onderwijs………………………………...26 2.2. Decreet over leerzorg…………………………………………………….27 2.2.1. 2007-2008………………………………………………………27 2.2.2. 2011-2012………………………………………………………29 2.3. Onderwijsnetten…………………………………………………………..29 3. ADHD IN HET ONDERWIJS…………………………………………………….30 3.1. Valkuilen van ADHD in het onderwijs…………………………………..30 4. EERDER ONDERZOEK …………………………………………………………31 4.1.Wat weten leerkrachten in de school over de multidisciplinaire aanpak van een kind met ADHD?........................................................................................31 4.2.Hoe kunnen leerkrachten omgaan met ADHD in de klas?..........................32 V 4.3.Hoort een kind met ADHD in het reguliere onderwijs thuis?.....................32 4.4.Mening over ADHD t.o.v. de klas………………………………………...32 4.5.ADHD tijdens de lerarenopleiding………………………………………..33 4.6.ADHD-training voor leerkrachten………………………………………...33 4.7.Positieve kanten aan ADHD………………………………………………33 4.8.Resultaten uit het onderzoek naar de kennis die de West-Vlaamse leerkrachten uit het reguliere onderwijs hebben over ADHD………………...34 5. ONDERZOEKSVRAGEN…………………………………………………………35 5.1. Onderzoeksvraag 1: “Leerkrachten die minder dan 5 jaar actief zijn in het buitengewoon onderwijs zullen over meer kennis beschikken m.b.t. ADHD dan leerkrachten die meer dan 25 jaar actief zijn in het buitengewoon onderwijs.”…………………………………………………………………….35 5.2. Onderzoeksvraag 2: “Leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs met ervaring met kinderen met ADHD geloven meer in de stelling dat deze kinderen geïntegreerd kunnen worden in het regulier onderwijs dan leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs zonder ervaring met deze kinderen.”………………………………………………………………..........35 5.3. Onderzoeksvraag 3: “Oudere leerkrachten (41 à 60 jaar) die lesgeven in het buitengewoon onderwijs denken eerder dat ADHD het gevolg is van een slechte opvoeding dan jongere leerkrachten (25 à 40 jaar) die lesgeven in het buitengewoon onderwijs.”……………………………………………………………….........35 5.4. Onderzoeksvraag 4: “Leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs die reeds ervaring hebben met kinderen met ADHD hebben meer vertrouwen, te beschikken over de nodige vaardigheden om op een gepaste manier met deze kinderen om te gaan dan leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs die hier nog geen ervaring mee hebben.”……………………………………………...35 5.5. Onderzoeksvraag 5: “Leerkrachten die lesgeven in het buitengewoon onderwijs en die reeds ervaring hebben met kinderen met ADHD zijn meer geneigd om een training omtrent deze problematiek te volgen dan de ‘onervaren’ leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs.”………………….............................................................................35 5.6. Onderzoeksvraag 6: “Veel meer leerkrachten die lesgeven in het buitengewoon basisonderwijs hadden een vermoeden ADHD in vergelijking VI met hun collega’s in het buitengewoon secundair onderwijs.”………………………………………............................................35 METHODE…………………………………………………………………………………..37 1. DEELNEMERS……………………………………………………………37 1.1. Overzicht biografische en demografische gegevens……………..38 1.1.1. Provincie………………………………………………..38 1.1.2. Onderwijsniveau………………………………………..38 1.1.3. Leeftijd………………………………………………….39 1.1. 4. Afstudeerjaar…………………………………………...40 1.1.5. Onderwijsnet……………………………………………40 2. MEETINSTRUMENT……………………………………………………..41 3. PROCEDURE……………………………………………………………...42 RESULTATENANALYSE………………………………………………………………….44 1. KENNIS VAN LEERKRACHTEN IN HET BUITENGEWOON ONDERWIJS IN VLAANDEREN MBT ADHD……………………………………………………….44 2. MENING…………………………………………………………………………...47 3. ERVARING………………………………………………………………………..49 4. VAARDIGHEDEN………………………………………………………………...52 5. OVERZICHT VAN DE SPECIFIEKE ONDERZOEKSVRAGEN……………………………….…………………………...52 5.1. Onderzoeksvraag 1: “Leerkrachten die minder dan 5 jaar actief zijn in het buitengewoon onderwijs zullen over meer kennis beschikken m.b.t. ADHD dan leerkrachten die meer dan 25 jaar actief zijn in het buitengewoon onderwijs.”…………………………………………………………………….52 5.2. Onderzoeksvraag 2: “Leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs met ervaring met kinderen met ADHD geloven meer in de stelling dat deze kinderen geïntegreerd kunnen worden in het regulier onderwijs dan leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs zonder ervaring met deze kinderen.”……………………………………………………………………..53 5.3. Onderzoeksvraag 3: “Oudere leerkrachten (41 à 60 jaar) die lesgeven in het buitengewoon onderwijs denken eerder dat ADHD het gevolg is van een slechte opvoeding dan jongere leerkrachten (25 à 40 jaar) die lesgeven in het buitengewoon onderwijs.”……………………………………………………………….........54 VII 5.4. Onderzoeksvraag 4: “Leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs die reeds ervaring hebben met kinderen met ADHD hebben meer vertrouwen, te beschikken over de nodige vaardigheden om op een gepaste manier met deze kinderen om te gaan dan leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs die hier nog geen ervaring mee hebben.”……………………………………………...55 5.5. Onderzoeksvraag 5: “Leerkrachten die lesgeven in het buitengewoon onderwijs en die reeds ervaring hebben met kinderen met ADHD zijn meer geneigd om een training omtrent deze problematiek te volgen dan de ‘onervaren’ leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs.”………………….............................................................................55 5.6. Onderzoeksvraag 6: “Veel meer leerkrachten die lesgeven in het buitengewoon basisonderwijs hadden een vermoeden ADHD in vergelijking met hun collega’s in het buitengewoon secundair onderwijs.”…………………………………………………………………….55 DISCUSSIE………………………………………………………………………………….56 1. STERKTES EN ZWAKTES VAN HET ONDERZOEK…………………………60 2. NAAR DE TOEKOMST…………………………………………………………..61 3. ALGEMEEN BESLUIT…………………………………………………………...61 OVERZICHT FIGUREN…………………………………………………………………….63 OVERZICHT TABELLEN…………………………………………………………………..64 REFERENTIELIJST………………………………………………………………………….65 BIJLAGEN……………………………………………………………………………………72 1. APPENDIX EEN: BEGELEIDENDE BRIEF……………………………………..72 2. APPENDIX TWEE: VRAGENLIJST ADHD..........................................................74 VIII ABSTRACT Onderwerp: Deze studie werd enerzijds uitgevoerd om de kennis waarover leerkrachten in het buitengewoon onderwijs beschikken m.b.t. ADHD na te gaan. Anderzijds om hun meningen, ervaringen en vaardigheden over ADHD te kunnen inschatten en in kaart te brengen. Methode: De kwantitatieve studie werd uitgevoerd bij een Vlaamse populatie. Via een zelfontworpen vragenlijst werden de proefpersonen bevraagd. De data-analyse werd uitgevoerd op een populatie van 558 proefpersonen. Resultaten: De kennis die de leerkrachten vergaarden is hoofdzakelijk afkomstig vanuit de lerarenopleiding en de media. Dit terwijl slechts 10% aangeeft voldoende kennis gekregen te hebben tijdens de lerarenopleiding. Hierdoor is het niet opvallend dat leerkrachten die langer dan 25 jaar actief zijn over meer kennis beschikken m.b.t. ADHD dan leerkrachten die minder dan vijf jaar actief zijn. Daarnaast is er een samenhang tussen de leeftijd van de leerkracht en de mening dat een slechte opvoeding de oorzaak is van ADHD. 53% van de bevraagde leerkrachten is bereid om een training, workshop of cursus omtrent ADHD te volgen. Dit terwijl 59% van de leerkrachten vinden dat ze niet over voldoende vaardigheden beschikken om op een gepaste manier om te gaan met een kind met ADHD. Uit het onderzoek bleek dat er een samenhang is tussen de ervaring die leerkrachten hebben met kinderen met ADHD en het geloof te beschikken over voldoende vaardigheden om op een gepaste manier om te gaan met een kind met deze problematiek. 55% van de 558 respondenten weet niet of een kind met ADHD thuishoort in het regulier onderwijs. Tot slot bleek dat een groter percentage leerkrachten die lesgeven in het basisonderwijs tijdens hun loopbaan een vermoeden hadden van ADHD bij een leerling, in tegenstelling tot hun collega’s in het secundair onderwijs. Conclusie: Het kennisniveau van de Vlaamse leerkrachten in het buitengewoon onderwijs zou opgekrikt moeten worden tot een hoger niveau, zodat men voldoende kan voorzien in de zorg, voldoende begrip kan opbrengen voor de problematiek en de problemen die leerlingen met ADHD ondervinden en tegelijkertijd als observator kan optreden. Aantal woorden masterproef: 20.315 IX VOORWOORD Tijdens mijn schoolloopbaan kwam ik voor het eerst in contact met de gedragsstoornis ADHD. In mijn klas (in het vierde leerjaar) zat namelijk een jongen die de drie basiskenmerken van ADHD bezat. Tijdens mijn vooropleiding (Bachelor in de toegepaste psychologie) kwam ik zowel tijdens de lessen als gedurende mijn stage (CLB Westhoek) op een enerzijds meer theoretische en anderzijds meer participerende manier in contact met ADHD. Hierdoor groeide dan ook mijn interesse voor deze gedragsstoornis. Ik vind ADHD een groot mysterie en vraag me dan ook af hoe mensen met deze stoornis horen, zien, denken, voelen,… Tijdens mijn stage in het CLB Westhoek kwam ik vaak in contact met kinderen waarbij de diagnose ADHD gesteld was of waarbij de ouders of een leerkracht het vermoeden hadden dat hun kind/leerling ADHD heeft. Ik had vaak het gevoel dat de ouders zelf de eerste symptomen van ADHD opmerkten. Soms was het zo dat hun kind reeds was blijven zitten en dat er pas daarna een onderzoek gebeurde bij het kind, op verzoek van de ouders, waarna dan meestal de diagnose ADHD volgde. De problemen van een kind met ADHD worden vaak door de leerkracht onderschat waardoor de diagnose ADHD niet gesteld wordt en het kind onterecht georiënteerd wordt naar het buitengewoon onderwijs of de leerling als verward, eigenwijs, slecht georganiseerd, impulsieve dromer,… aanzien wordt door de leerkracht. Het is belangrijk dat de diagnose ADHD zo snel mogelijk gesteld wordt, aangezien de meeste kinderen met ADHD over een normale intelligentie beschikken en deze kinderen dus effectief het regulier onderwijs kunnen volgen mits de juiste aanpak en het eventuele gebruik van medicatie. Wanneer leerkrachten over voldoende kennis i.v.m. ADHD beschikken kunnen ze bepaalde cruciale kenmerken opmerken en hen tijdig doorverwijzen naar de aangewezen instanties. Het vergroot niet alleen de kans op vooruitgang, maar het zorgt er tevens voor dat heel wat frustraties en daardoor ook problemen kunnen worden voorkomen en vermeden. Als een leerkracht over onvoldoende kennis beschikt en onvoldoende tot geen begrip vertoont voor de problematiek, zal deze op een onaangepaste manier omgaan met het kind en zijn problemen. Wanneer er sprake is van verkeerde reacties van de directe omgeving en/of onbegrip is er een risico dat de symptomen verergeren of dat er extra gedragsproblemen optreden. Op basis daarvan kunnen we concluderen dat het als leerkracht belangrijk is om op
Description: