FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Wat maakt iemand psychopaat? Een literatuurstudie aan de hand van de systemische benadering Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door 01101699 Kindt Elisa Academiejaar 2014-2015 Promotor : Commissaris : Prof. Dr. L. Pauwels Prof. Dr. K. Audenaert Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, Kindt Elisa (01101699) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 18/05/15 Handtekening: …………………………… II Woord vooraf De masterproef gaf me de mogelijkheid en de opportuniteit me te concentreren op een welbepaald thema in de criminologie. Deze thesis was naast een wetenschappelijk onderzoek ook een persoonlijke zoektocht naar een antwoord op een vraag die me reeds lange tijd heeft geboeid. Door zowel biologische als psychologische, sociologische en criminologische denkwijzen in de thesis te integreren, wordt criminologie bovendien op een gepaste, interdisciplinaire manier weergegeven. Naar aanleiding van het schrijven van mijn thesis wil ik vooral mijn promotor, Prof. Dr. Lieven Pauwels, bedanken omdat hij de tijd nam om mij in dit onderzoek te begeleiden en relevante literatuur aan te reiken. Vervolgens ook een woord van dank aan Prof. Dr. Kurt Audenaert om zijn bereidheid tot kritische nalezing van mijn scriptie. Deze masterproef kon niet geschreven worden zonder de hulp en mentale steun van mijn ouders, broer en zus. Ik wil ook mijn vrienden bedanken voor het bieden van een frisse kijk op dit onderzoek en de talloze, leerrijke gesprekken die we hebben gehad. III Inhoud 1. Inleiding .............................................................................................................................. 5 2.Theoretische achtergrond .................................................................................................... 8 2.1 Inleiding ........................................................................................................................ 8 2.2 Begrippen ...................................................................................................................... 8 2.2.1 Psychopathie .......................................................................................................... 8 2.2.2 Antisociale persoonlijkheidsstoornis en sociopathie ........................................... 12 2.2.3 Normoverschrijdende gedragsstoornis en oppositioneel-opstandige gedragsstoornis ............................................................................................................. 13 2.2.4 Agressie en geweld .............................................................................................. 13 2.2.5 Correlatie, interactie en causaliteit ...................................................................... 14 2.3 De systemische benadering ......................................................................................... 15 2.4 Biopsychosociale theorieën ........................................................................................ 17 2.4.1 De klassieke theorieën: het determinisme en positivisme ................................... 17 2.4.2 Startpunt van de hernieuwde benadering ............................................................ 18 2.4.3 De hedendaagse biopsychosociale theorieën ...................................................... 20 2.4.4 Persoonlijkheidstheorieën ................................................................................... 24 2.4.5 Cognitie ............................................................................................................... 25 2.4.6 Ontwikkelings – en levenslooptheorieën ............................................................ 27 2.5 Tussenbesluit ............................................................................................................... 32 3. Methodologie .................................................................................................................... 33 3.1 Inleiding ...................................................................................................................... 33 3.2 Systematische review .................................................................................................. 33 3.3 De praktische voorbereiding en uitvoering ................................................................. 35 3.4 Voor –en nadelen van een systematische review ........................................................ 38 3.5 Tussenbesluit ............................................................................................................... 39 III 4. Onderzoeksresultaten ........................................................................................................ 40 4.1. Inleiding ..................................................................................................................... 40 4.2 Artikels ........................................................................................................................ 40 4.2.1 Algemeen ............................................................................................................ 40 4.2.2 Niveau genen, hormonen, neurotransmitters ....................................................... 42 4.2.3 Niveau brein ........................................................................................................ 42 4.2.4 Psychofysiologisch niveau .................................................................................. 46 4.2.5 Omgevingsniveau ................................................................................................ 47 4.3. Additionele artikels .................................................................................................... 48 4.3.1 Algemeen ............................................................................................................ 48 4.3.2 Niveau genen ....................................................................................................... 49 4.3.3 Niveau hormonen en neurotransmitters .............................................................. 50 4.3.4 Niveau brein ........................................................................................................ 50 4.3.5 Psychofysiologisch niveau .................................................................................. 51 4.3.6 Omgevingsniveau ................................................................................................ 51 4.4 Tussenbesluit ............................................................................................................... 52 5. Algemeen besluit en discussie .......................................................................................... 53 5.1 Algemeen besluit ........................................................................................................ 53 5.2 Discussie ..................................................................................................................... 56 6. Bibliografie ....................................................................................................................... 58 6.1 Bronnen ....................................................................................................................... 58 6.2 Literatuur ..................................................................................................................... 60 7. Bijlagen ............................................................................................................................. 67 IV 1. Inleiding My name is Dexter, Dexter Morgan. I don’t know what made me the way I am. But whatever it was, left a hollow place inside. People fake a lot of human interactions, but I feel like I fake them all; and I fake them very well. And that’s my burden, I guess (Manos & Cuesta, 2006). De quote komt uit de populaire reeks ‘Dexter’, waarin het hoofdpersonage overdag een geniaal forensisch expert is en ‘s avonds een koele seriemoordenaar. De serie voedt aan de ene kant het stereotiep beeld dat rond psychopaten hangt. Deze specifieke quote toont wel op treffende wijze het gebrek aan empathie en expressie van diepgaande emoties dat psychopathie typeert. Psychopathie is een intrigerend, spraakmakend onderwerp dat werd behandeld in enkele vakken in de criminologische wetenschappen vanuit etiologisch, evolutionair en neurologisch oogpunt. Eens voorbij dat bloeddorstig imago, vooral gecreëerd door de media en filmindustrie, wordt duidelijk dat er weinig met zekerheid kan gezegd worden over psychopathie. Er is nog geen vastomlijnde definitie, geen vaststaand meetinstrument, noch efficiënte behandeling. Een groot deel van de hersenen en de werking ervan is eveneens nog onbekend. Dit maakt het des te interessanter om diepgaander te onderzoeken. Het doel van deze masterproef is een overzicht en een evaluatie te maken, aan de hand van een systematische review, over de stand van het onderzoek rond oorzaken van psychopathie in het laatste decennium. Meer specifiek worden studies verzameld die de factoren bestuderen die psychopathie kunnen uitlokken en hun samenhang ertussen analyseren. De hoofdvraag stelt zich daarom als volgt: wat is er in de academische wereld geweten over de samenhang tussen genetische, biologische, neurologische en sociologische determinanten bij psychopathie? Om tot een omvattend antwoord te komen, worden volgende deelvragen gesteld: welke factoren komen steeds terug en op welke niveaus? Is er interactie? En zo ja, tussen welke factoren? Waar zijn er nog lacunes in onderzoek en welke onderzoeken zijn in de toekomst nog wenselijk? De relevantie van dit onderzoek is de globale evaluatie die kan gemaakt worden van verschillende determinanten bij psychopathie en hoe deze interageren met elkaar. Er is in de laatste jaren – dankzij de komst van moderne technologieën – toenemende aandacht voor onderzoek naar psychopathie. De instrumenten zoals de fMRI zijn zelf nog in volle ontwikkeling maar het is zeker aan de orde op te lijsten wat er al onderzocht is, waar er nog 5 lacunes zijn, welke factoren een grote of beperkte rol lijken te spelen. Het onderzoek naar de oorzaak van psychopathie is ook nuttig omdat er nog steeds onduidelijkheid en discussie bestaat over die interacties van de betrokken determinanten. Bovendien is het een zeer complexe materie om uitspraken te doen over correlaties en causaliteit. De criminologische relevantie van dit werkstuk is direct en indirect. ‘De psychopaat’ bestaat eigenlijk niet. Niet alle psychopaten plegen ook misdrijven, sommigen kunnen een vrij normaal, delictloos leven leiden en succesvol worden op het werk. Desalniettemin vertonen ze emotieloos, manipulatief, misleidend gedrag en maken ze risicovolle beslissingen (Gao, Raine & Phil, 2010). Psychopathie kenmerkt zich door verschillende eigenschappen die asociaal, impulsief of predatorisch gedrag kunnen veroorzaken, waardoor de persoon agressief kan worden en gewelddadige feiten gaat plegen. Hierdoor zijn ze verantwoordelijk voor een groot aandeel van misdrijven (Durrant, 2012; Tollenaar & van der Laan, 2013). Het indirecte belang van deze thesis slaat op de mogelijke gevolgen van kennisvermeerdering omtrent psychopathie. Hoe meer er geweten is over psychopathologische stoornissen en psychopathie in het bijzonder, hoe meer er gewerkt kan worden aan preventie en therapie. Momenteel wordt algemeen aangenomen dat psychopaten niet geneesbaar zijn of dat een behandeling de symptomen zelfs zou verergeren (Declercq, 2008). Een gevangenisstraf of internering van onbepaalde duur – in betwistbare omstandigheden – zoals nu het geval is, is echter geen afdoend antwoord. Het Belgisch strafrecht is niet verfijnd genoeg op dit vlak. De dichotomie tussen toerekeningsvatbaar en niet-toerekeningsvatbaar is niet afgestemd op de graduele visie van psychiaters en psychologen omtrent pathologieën. Vandaar dat er geen eenduidige strafrechtelijke reactie bestaat op psychopaten (De Clercq & Vander Laenen, 2013; Vandevelde, De Smet, Vanderplasschen & To, 2013). De structuur van de thesis ziet er uit als volgt. In het theoretisch deel worden als eerste de gebruikte begrippen en concepten gedefinieerd en afgebakend. Als algemeen denkkader wordt de systemische benadering gebruikt. Er werd voor deze visie in dit onderzoek gekozen omdat het de mens ziet als een systeem, bestaand uit verschillende niveaus. Op alle niveaus kunnen risicofactoren en oorzaken (van verdere oorzaken) gevonden worden. Dit is niet anders voor de psychopaat en psychopaat in wording. Vervolgens worden de biologische, biopsychosociale, persoonlijkheids– en ontwikkelingstheorieën besproken waarbinnen deze masterproef gesitueerd kan worden. In het methodologisch deel worden de richtlijnen van de systematische review uiteengezet en concreet ingevuld. Deze methode is passend om te kijken 6 wat er al onderzocht is, wat er nog geanalyseerd dient te worden en welke resultaten steeds terugkomen. Deel drie bestaat uit de bespreking van de resultaten van de gevonden bronnen en enkele additionele studies. Er wordt afgesloten met een algemeen besluit en een discussiegedeelte. 7 2.Theoretische achtergrond 2.1 Inleiding In dit onderdeel wordt stilgestaan bij enkele belangrijke begrippen in onderzoek naar psychopathie en biopsychosociaal onderzoek in het algemeen. Het begrip ‘psychopathie’ wordt uiteraard uitgebreid behandeld. De historische evolutie van het begrip, de mogelijke definities en de verschillende meetinstrumenten die in gebruik zijn, worden kort uitgelegd. In de media en helaas ook in sommige onderzoeken wordt psychopathie soms verward met de antisociale persoonlijkheidsstoornis of sociopathie. De gelijkenissen en verschillen worden daarom opgelijst in 2.2.2. Hoewel de diagnose van psychopathie pas bij meerderjarigen wordt gegeven, is het gedrag in de kindertijd en jeugd heel belangrijk. Dit wordt duidelijk gemaakt in 2.2.3 en in verschillende biopsychosociale theorieën. Vervolgens worden enkele veelgebruikte termen in dit onderzoek verklaard en het gedachtegoed van het systemisme weergegeven. De theorieën waarin dit onderzoek kadert, beginnen bij de klassieke theorieën in de criminologie. Ondanks de gemaakte denkfouten en misbruik van deze onderzoeken wekte het de aandacht van andere wetenschappers in de tweede helft van de twintigste eeuw. Er wordt stilgestaan bij deze hernieuwde benadering in de (biosociale) theorievorming. Om een volledig beeld te scheppen worden nog enkele persoonlijkheids-, cognitieve, ontwikkelings – en levenslooptheorieën besproken. 2.2 Begrippen 2.2.1 Psychopathie a. Algemeen Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis waarbij afwijkend en antisociaal gedrag wordt vertoond. Op interpersoonlijk vlak is er sprake van een grote oppervlakkigheid, dominantie en manipulatie van derden. Belangrijke affectieve elementen zijn bovendien het gemis aan gevoelens van angst, empathie en spijt, zelfs als men net betrapt wordt op een leugen of bedrog. Emoties zoals woede, geluk en verdriet kunnen worden benoemd, maar ze voelen deze echter zeer oppervlakkig. Men is arrogant en eigenwijs; toch kan het overkomen als vlot en charmant. Het interpersoonlijk en affectief facet wordt door Hare, vermaard onderzoeker omtrent psychopathie, als factor één op de PCL-R test beschreven. Factor twee slaat op het antisociaal gedrag en de levensstijl. Typische karaktereigenschappen hierbij zijn impulsiviteit, 8 opvliegendheid, agressie, seksueel geweld, het opzoeken van spanning en het ontlopen van verantwoordelijkheden. Psychopaten kennen bovendien twee types agressie. Reactieve agressie is als een reactie op een voorgaande handeling en is meestal emotioneel geladen. Instrumentale agressie is gecontroleerd en enigszins gepland maar komt ‘als uit het niets’ voor derden. Er is een sterke relatie tussen psychopathie en crimineel, gewelddadig gedrag (Glenn, 2011; Declercq, 2008; Hare, 2003). b. Concept psychopathie doorheen de tijd Pinel bestempelde psychopathie in de 19e eeuw als eerste als een specifieke mentale stoornis. Hij constateerde een grote aanwezigheid van agressie die leidde tot geweld, zonder sprake van een psychose. De zogenaamde krankzinnigheid zonder delirium; de ‘ratio’ was nog steeds aanwezig in de persoon. Pritchard gaf vorm aan het concept ‘moral insanity’, verwijzend naar de aangetaste moraal en het gebrek aan empathie. Hij maakte de opdeling tussen het intellect en de emoties, waarvan één deel aangetast kon zijn. Aan de term, die algemeen was bedoeld, werd toch doorheen de jaren een beeld van criminaliteit en wreedheid toegevoegd. Cleckley nam als eerste de term ‘psychopaat’ in de mond om de specifieke mentale stoornis te benoemen en niet als een verzamelterm zoals voorheen. In zijn zoektocht naar de oorzaken formuleerde hij bovendien een aantal criteria die de psychopaat bezat. Hij constateerde in zijn boek ‘The mask of sanity’ (1941) dat de psychopaat doet alsof hij volledig op dezelfde golflengte zit, maar achter dit masker geen emoties kan herkennen en uitdrukken. De persoon is zeer onverschillig en oppervlakkig (Patrick, 2006). Cleckley maakte ook melding van de nog steeds vaak voorkomende concepten van niet- succesvolle en succesvolle psychopaten. De term niet-succesvolle psychopaten verwijst naar psychopaten die wel degelijk gevat werden en in de gevangenis of een instelling terecht komen. Succesvolle psychopaten verwijzen naar diegenen die zich antisociaal gedragen of delicten plegen en zich daar nooit voor hoeven te verantwoorden. Ze kunnen met andere woorden uit de handen van justitie blijven. Er zijn aanwijzingen voor onderlinge verschillen bij de psychopaten ter hoogte van het brein, zoals een asymmetrie in de hersenen in de hippocampus bij onsuccesvolle psychopaten. Dit zou bijvoorbeeld hun angstgevoel doen verminderen. De tweede betekenis van het begrip ‘succesvolle psychopaten’ kan verwijzen naar psychopaten die hun eigenschappen zo goed beheersen en in hun voordeel laten spelen dat ze het heel ver schoppen op de werkvloer. Als manager van een bedrijf of hoogstaand advocaat bijvoorbeeld. In de thesis wordt gebruik gemaakt van de eerste betekenis. Naast Raine voerde Hare onderzoek naar psychopaten in het werkveld, de zogenaamde ‘snakes in 9
Description: