ebook img

UIT LIEFDE VOOR DE TAAL 100 jaar Nederlandse taalkunde aan de universiteit van Gent PDF

171 Pages·2010·7.91 MB·Dutch
by  
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview UIT LIEFDE VOOR DE TAAL 100 jaar Nederlandse taalkunde aan de universiteit van Gent

Universiteit Gent 2007-2008 UIT LIEFDE VOOR DE TAAL 100 jaar Nederlandse taalkunde aan de universiteit van Gent Promotor: prof. dr. Jacques Van Keymeulen Co-promotor: prof. dr. Jan Art Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van master in de twee talen: Nederlands-Engels, door Ruben Tollet 2 Woord Vooraf Deze scriptie zou niet tot stand zijn kunnen komen zonder de supervisie en raad van prof. dr. Jacques van Keymeulen van de vakgroep Nederlandse Taalkunde. Ook co-promotor prof. dr. Jan Art van de vakgroep Nieuwste Geschiedenis moet ik bedanken voor zijn deskundige raad, aanwijzing van bronnen en hulpvaardigheid. Steeds gaven zij antwoord op mijn vragen en op korte tijd lazen zij voorlopige versies na. Prof. dr. Johan de Caluwe van de vakgroep Nederlandse Taalkunde steunde me in het kiezen van dit onderwerp en verdient daarom hier ook vermelding. Verder hebben doctor Christophe Verbruggen en doctor Hans Vandevoorde van de vakgroep Nieuwste Geschiedenis mij erg geholpen bij het aanleren van methodes om dit historische werk op te stellen. Zo raadden ze mij aan het vak ‘Historische Praktijk II: oefeningen’ te volgen, waarbij studenten de opdracht kregen een biografie te schrijven over een Gentse rector. Deze opdracht sloot nauw aan bij mijn onderzoek. Over vragen met betrekking tot het kritische apparaat en voor het lenen van enkele bronnen kon ik bij hen terecht. Ook de medewerkers van het archief van de Rijksuniversiteit Gent, in casu Anne- Marie Van der Meersch, Elienne Langendries, Hilde Christiaens en Marc Geerinckx en de bibliothecarissen van de Universiteitsbibliotheek en de Handschriftenzaal van de Gentse Universiteit ben ik enorme dank verschuldigd. Steeds was ik bij hen welkom en zij hebben mij bijgestaan met enthousiasme en deskundige raad. Het personeel van de bevolkingsdienst van Gent wist mij snel te helpen bij het zoeken naar verschillende akten. Ten laatste, maar zeker niet in de minste plaats, bedank ik mijn ouders voor hun financiële en morele steun, net als medestudenten voor hun hulp, tips en zoektocht naar bronnen. In het bijzonder vermeld ik hier Melissa Van Crombrugghe, Bart De Ruyck en Guido Tollet, die nauwgezet delen van de scriptie lazen en corrigeerden. 3 Inleiding De vakgroep Nederlandse Taalkunde van de universiteit Gent kende een hele ontwikkeling tot wat ze vandaag is. In het academiejaar 2007-2008 bestaat de vakgroep uit 3 docenten, 4 assistenten en nog een dozijn medewerkers die zich toespitsen op het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten of andere studiegebieden binnen de Nederlandse Taalkunde.1 Als we kijken naar het aantal inschrijvingen van studenten Nederlands, zien we dat de vakgroep Nederlandse Taalkunde de grootste is in de hele wereld. Gent is de bakermat geweest van de neerlandistiek en in België en heeft de Nederlandse Taalkunde zoals ze in Gent werd bestudeerd model gestaan voor de andere universiteiten. Volgens Deprez zijn de redenen daarvoor: (1) omdat Gent steeds hardnekkig heeft vastgehouden aan het Nederlands in de vorm waarin het in het Noorden werd gesproken en geschreven, en men er niet is blijven hangen in een taalparticularisme van Westvlaamse of Brabantse origine of in een streven naar een soort Algemeen Belgisch Nederlands; (2) omdat het universitaire onderricht er steeds vergezeld is gegaan van een intense en continue verslaggeving over de literaire actualiteit en de toneelactiviteiten – door professoren of oud-studenten – in een reeks elkaar opvolgende tijdschriften, almanakken, kranten en verzamelwerken, en in het verenigingsleven waar ze als een soort sociaal-culturele werkers bezig waren; (3) omdat de universiteitsbibliotheek er sedert 1846 – de dood van J.F. Willems – steeds gespijsd is geworden door schenkingen van hele of halve nalatenschappen van Vlaamse auteurs en geleerden: Prudens van Duyse, J.F.J. Heremans, F.A. Snellaert, C.P. Serrure en Paul Fredericq, zodat de negentiende-eeuwse Vlaamse literatuur het best kan worden bestudeerd in de UB Gent (4) en vooral omdat de politiek in België steeds de doorslag heeft gegeven bij het invoeren van het Nederlands als vak in hoger en middelbaar onderwijs en bij veranderingen in de taalwetgeving. Het is in de praktijk steeds nog eenvoudiger gebleven het parlement, de wetgever en de kroon taalwetten ten voordele van het Vlaamse bevolkingsdeel te doen accepteren dan de privé-inrichtende macht van de bisschoppen – om van de loge te zwijgen. 2 Hoewel Deprez haar redenen voor het belang van Gent in de studie van het Nederlands beperkt tot de Nederlandse letterkunde, kunnen bovenstaande redenen even goed doorgetrokken worden naar de Nederlandse taalkunde. Stof genoeg dus om even na te gaan hoe de vakgroep Nederlandse Taalkunde is geworden tot wat ze vandaag is. Hierbij wordt gefocust op ontwikkelingen binnen de vakgroep zelf, zoals aanstellingen van proffen en ander academisch personeel. Soms vinden die ontwikkelingen plaats binnen een ruimere context van ontwikkelingen binnen de hele Gentse universiteit. Andere keren moeten we nationaal of zelfs internationaal gaan kijken om te verklaren waarom een bepaalde ontwikkeling zich heeft voorgedaan. De uiteenzetting gebeurt chronologisch, maar zal geen opsomming zijn van feiten. Er wordt getracht een beeld te schetsen van de ontwikkeling van de Nederlandse Taalkundestudie van 1817 tot 1917. Hierbij werd gebruik gemaakt van allerlei bronnen: kronieken, jaarverslagen, officiële wetboeken, briefwisseling, lesnotities, krantenknipsels, al dan niet gepubliceerde werken van proffen, enz. Het streefdoel was om de bronnen te verweven tot een duidelijk verhaal, verfraaid met enkele afbeeldingen. 1 Homepage vakgroep ndl tk 2 Deprez, A., De professionalisering in Vlaanderen, 1817-1914. 1989, pp.25-26 4 Deze studie probeert zo de leemte waarover Deprez sprak gedeeltelijk op te vullen: Er ontbreekt bibliometrisch onderzoek over het aandeel van de diverse periodes en decennia in de wetenschappelijke produktie . Er zijn nauwelijks statistische gegevens over de aantallen studenten, de omvang van het Nederlands in hun studiepakket of de wekelijkse duur van de colleges. Voor de professoren ontbreken gegevens over hun aantallen, over de omvang en de omschrijving van de leeropdrachten, over de kwantiteit van hun publikaties en over de aantallen proefschriften.3 De indeling van deze dissertatie gebeurt in drie delen: van 1817 tot 1830 (Nederlandse taalkunde onder Nederlands bestuur: De Nederlandse periode en J.M. Schrant), van 1830 tot 1890 (De Nederlandse taalkunde onder Franstalige dominantie) en van 1890 tot 1917 (Verwetenschappelijking en bloei van de Nederlandse taalkunde). Daarbinnen wordt hoofdzakelijk chronologisch gewerkt. Belangrijke wetten, evoluties en de professoren vormen aparte subhoofdstukken. Van elke professor wordt eerst kort de levenswandel geschetst, dan zijn belang voor de taalkunde, zijn leerlingen en manier van lesgeven. Ook het verenigingsleven van elke professor, zijn professionele contacten en belang voor de Vlaamse Beweging worden nader toegelicht. Ten slotte wordt een kort overzicht gegeven van de belangrijkste werken van de professor, met bijzondere aandacht voor taalkundige verhandelingen en boeken. Er werd in drie perioden uiteengesplitst omdat o.i. twee gebeurtenissen van politieke aard beslissend op de lotgevallen van de universiteit hebben ingewerkt: de politieke afscheiding van Nederland in 1830 en de grondige hervorming van het onderwijssysteem in 1890. Het jaar 1917 werd als eindpunt genomen omdat de universitaire activiteiten dan tijdelijk werd afgeschaft wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, en omdat er een cesuur moest komen wegens de hoeveelheid aan materiaal. Een werk dat de hele geschiedenis zou omvatten (van 1817 tot 2008), zou het beoogde opzet van een masterproef ruim overschrijden. Door dit werk heen zal blijken dat er een lange aanloop is geweest vooraleer echte Nederlandse taalkundige activiteiten werden beoefend aan de Gentse Alma Mater. Revolutionaire figuren in dit opzicht zijn professoren J.F.J. Heremans en J. Vercoullie, die zorgden voor verwetenschappelijking van het vak. Toch is het interessant om ook naar hun voorgangers te kijken, die een cruciale rol hebben gespeeld voor de studie van het Nederlands aan de universiteit van Gent, zij het vaak ook in andere subdisciplines als de letterkunde, filologie of retorica. In een notendop worden in de conclusie de belangrijkste verwezenlijkingen en ontwikkelingen nog eens weergegeven. Daar worden ook enkele rode draden en vaststellingen geformuleerd waar we enkel achter kwamen bij de beschouwing van de gehele behandelde periode. 3 Deprez, A., De professionalisering in Vlaanderen, 1817-1914. 1989, p.23 5 Hoofdstuk 1: Nederlandse taalkunde onder Nederlands bestuur: De Nederlandse periode en J.M. Schrant (1817-1830) In dit hoofdstuk bekijken we een eerste fase in de geschiedenis van de universiteit in het algemeen, en van de vakgroep Nederlandse Taalkunde in het bijzonder. Dit was nog geen vakgroep zoals die nu bestaat, maar er was één cursus Nederlandse taal- en letterkunde, gedoceerd door Nederlander Johannes Matthias Schrant. Nederlandse taal- en letterkunde waren dus nog niet gesplitst zoals nu. Maar vooraleer we dieper ingaan op de levensloop en bijdragen van professor Schrant, kijken we eerst hoe de leerstoel Nederlands werd ingericht in de zopas gestichte universiteit van Gent en schetsen we kort hoe de toestand voordien was. In 1814 wordt Napoleon verslagen in de Volkerenslag bij Leipzig en de geallieerde troepen joegen de Fransen weg uit de Nederlanden. In datzelfde jaar kwam er een vereniging van het Noorden en het Zuiden. Die eenheid werd goedgekeurd op het Congres van Wenen in 1815. Dit Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hield vijftien jaar stand met aan het hoofd koning Willem I. Willem I heeft proberen Noord en Zuid te verenigen op economisch, politiek, religieus en sociaal gebied, en voerde daartoe een natievormende politiek. Ook de taal en het onderwijs waren delen van die natievormende politiek.1 1.1 Het peil van het hoger onderwijs vóór 1817 In het Zuiden stonden het hoger onderwijs, waar het Latijn de voertaal was, en middelbaar onderwijs in het algemeen op een schrijnend laag pitje, en het Staatsbestuur van het in 1815 opgerichte Verenigd Koninkrijk wenste die toestand te verhelpen. J.F.J. Heremans, later professor Nederlands, stelt dat de studie van het Nederlands niet op het programma stond van de Leuvense Hogeschool, die in 1797 onder Franse regering werd afgeschaft. Ook in de Franse lycea en colleges werd het onderwijs in de moedertaal geheel verwaarloosd.2 Bovendien wou koning Willem I het lage culturele peil in het Zuiden weer opkrikken, en zag het onderwijs als een ideaal middel daartoe.3 Hij inspireerde zich niet op het Franse model, maar op de neohumanistische hervormingsbeweging die en vogue was op de Duitse universiteiten.4 Een verschilpunt is wel dat in de Duitse philosophische Fakultät de letteren en wetenschappen verenigd waren , terwijl dat twee aparte faculteiten bleven in de Nederlandse universiteiten.5 1.2 De stichting van de universiteit en instelling van een leerstoel Nederlands Op 25 september 1816 vaardigde Koning Willem I een organiek reglement uit om drie universiteiten op te richten in het zuidelijk deel van zijn koninkrijk, te Leuven, te Luik en te Gent. De universiteit van Leuven bestond al sinds 1425, maar kreeg op het einde van de 18de eeuw, tijdens de Franse periode, zware kritiek te slikken, vooral vanwege haar tegenstand tegen 1 Janssens, G., “De Taalpolitiek en taalplanning van Koning Willem I in de Waalse Provincies en Luxemburg”. In: Neerlandistiek in contrast. Bijdragen aan het Zestiende Colloquium Neerlandicum. Amsterdam, Rozenberg Publishers, 2007, p.487 2 Heremans, J.F.J., Over den invloed van Noord-Nederland op de letterkunde in de zuidelijke provinciën gedurende het tijdperk 1815-1830. Antwerpen, 1874, De Cort, p.4 3 Lambin, M. en Gerits, J., Figuren uit 150 jaar Vlaamse Beweging. Jan Matthias Schrant (1783-1866). 1987, p.795 4 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België (proefschrift). Leuven, 2005, p.26 5 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België (proefschrift). Leuven, 2005, p.62 6 de Franse republikeinen en haar katholieke karakter. De Franse regering schafte de instelling af omdat ze niet paste in de Franse onderwijspolitiek. De Fransen richtten eerst een centrale school op te Brussel en in 1806 een Keizerlijke Universiteit, met een faculteit letteren. In 1810 werd de Keizerlijke Universiteit verdeeld in 27 academies, met in Zuid-Nederland de Academie van Brussel en de Academie van Luik. Met de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kwam een einde aan de Keizerlijke Universiteit en de twee Zuid-Nederlandse academies.1 Lange discussies over waar de nieuwe universiteiten zouden worden opgericht en hoeveel universiteiten het Zuiden nodig had, gingen de beslissing van Willem I om drie universiteiten op te richten vooraf. Uit verschillende hoeken werd gepleit voor de oprichting van een Gentse universiteit, zich onder andere beroepend op de “historische” rechten van Gent. “Op handige wijze wordt o.m. de aandacht van de vorst erop gevestigd dat Gent in de jaren 1578-1584 een Calvinistische universiteit had geherbergd”. 2 Indien er meerdere universiteiten zouden komen in het Zuiden, zou dat voor concurrentie en grote uitgaven zorgen. Er waren bovendien onvoldoende hoogleraren voorhanden en het aantal studenten zou erg beperkt zijn, waardoor één universiteit voor het hele Zuiden voldoende zou moeten zijn. Vraag was dan waar die zou komen: in Luik, Brussel, Leuven of Gent. De commissie De La Hamaide, die de verzoekschriften onderzocht, was bang van de pro- Nederlands houding van Gent. 3 Toch besliste het Reglement op de inrigting van het hooger onderwijs in de Zuidelijke Provinciën van het Koningrijk der Nederlanden dat er drie universiteiten moesten komen. Leuven werd niet hersteld als oude katholieke universiteit, maar kwam net als Gent en Luik onder staatstoezicht. 4 J.L. Kesteloot, professor geneeskunde aan de universiteit Gent, had de koning en diens raadgever A.R. Falck, de latere minister van Onderwijs, gewezen op de voordelen van de regionale spreiding van de drie universiteiten. In elke universiteit worden vier faculteiten opgericht, wat later zou moeten uitgebreid worden tot vijf: rechtsgeleerdheid, geneeskunde, wis- en natuurkundige wetenschappen en bespiegelende wijsbegeerte en letteren. De vijfde faculteit is die waar theologen hun opleiding genieten, en zal pas tot leven worden geroepen in 1825 in Leuven onder de naam ‘Collegium Philosophicum’, dat afhing van de Leuvense universiteit. 5 Elke toekomstige priester moest twee jaar studeren aan dit instituut vooraleer hij toegang kreeg tot een seminarie. Er werden onder ander ook colleges in de Nederlandse literatuur, klassieke en moderne talen en de retorica opgericht, om zo de priesters een algemene kennis te bezorgen. De ‘école des sciences et belles lettres’ te Brussel verloor enkele van haar faculteiten, waaronder ook die van de letteren. 6 Het programma van de Gentse faculteit der bespiegelende wijsbegeerte en letteren bestond uit: de logica, de metafysica, de geschiedenis der wijsbegeerte, de wijsgerige zedenkunde, de Latijnse letterkunde, de Romeinse oudheden, de Griekse letterkunde, de Griekse oudheden, de Hebreeuwse letterkunde, de Arabische, Syrische en Chaldeeuwse letterkunde, de joodse 1 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België. Leuven, 2005, pp.28-36 2 Keyser, P. de, “Historische Schets der universiteit”. In: Gedenkboek van de rijksunviersiteit te Gent na een kwarteeuw vervlaamsing (1930-31 – 1955-56). Gent, Rijksuniversiteit Voldersstraat. 1957, p.15 3 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België. Leuven, 2005, pp.58 4 Ibidem, p.58 5 Keyser, P. de, “Historische Schets der universiteit”. In: Gedenkboek van de rijksunviersiteit te Gent na een kwarteeuw vervlaamsing (1930-31 – 1955-56). Gent, Rijksuniversiteit Voldersstraat, p.15 6 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België. Leuven, 2005, p.58 7 oudheden, de algemene geschiedenis, de vaderlandse geschiedenis en de Nederlandse letterkunde en welsprekendheid. 1 Vanaf 1823 wilde de Leuvense letterenfaculteit echter het prestige van de filologie omhoog krikken en pleitte daarom voor een kandidatuur in de letteren van drie jaar. Gent en Luik wilden dat enkele vakken van de kandidatuur rechten werden overgeheveld naar die van de letteren, zodat studenten het diploma van kandidaat in de rechten én in de letteren in drie jaar konden worden behaald. Uiteindelijk werd aan deze voorstellen geen gehoor gegeven. 2 1.2.1 Het Nederlands versus het Latijn als onderwijstaal Over de taal waarin onderwezen werd, is artikel 18 van het organiek reglement zeer duidelijk. Daarin werd namelijk bepaald dat “de taal, van welke zich de professoren in de faculteiten, met uitzondering alleen van de hoogleeraren in de nederduitsche en fransche letterkunde, de regtspraktijk en economische wetenschappen, bedienen moeten, zal zijn de latijnse.”3 Het arrest van 16 augustus zegt het volgende: Les élèves qui n’auraient point suivi les leçons d’une université ne seront admis à celles des facultés des sciences mathématiques et physiques, ou de philosophie spéculative et de lettres dans les universités sus-rappelées, qu’après avoir été examinés par les membres de la dernière de ces facultés sur la langue latine, dans laquelle ils devront avoir fait assez de progrès pour pouvoir suivre avec fruit les cours donnés en cette langue.4 Toch werden afwijkingen voorzien in artikel 18 van het reglement, vooral voor de colleges in de Nederlandse of Franse letterkunde en in jonge wetenschappen, zoals de economie.5 Ook op de middelbare scholen kreeg het Nederlands nu een vaste plaats. 6 Er kwam echter kritiek op het gebruik van het Latijn en niet het Frans als voertaal, want het Latijn was als onderwijstaal volledig achterhaald en het gebruik ervan als voertaal diende in feite uitsluitend om de banden met Frankrijk volledig door te knippen.7 Het Latijn werd ook gezien als het enige mogelijke compromis tussen Nederlands- en Franstaligen.8 Tegen het reglement in gebruikten enkele professoren en studenten het Frans of zelfs het Nederlands, bijvoorbeeld bij hun doctoraatsverdediging, omdat ze onvoldoende Latijn kenden.9 1 Nothomb, M., Etat de l’ instruction supérieur en Belgique. Rapport présenté aux chambres législatives. Tome premier. Texte du rapport et documents à consulter sur les trois premières périodes 1794-1814, 1814-1830, 1830- 1835. Brussel, Em. Devroye et ce, 1844, p.485 2 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België (proefschrift). Leuven, 2005, p.70 3 De Clerck, K., e.a., Kroniek van de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit. Gent, 1985², p.11 4 Nothomb, M., Etat de l’ instruction supérieur en Belgique. Rapport présenté aux chambres législatives. Tome premier. Texte du rapport et documents à consulter sur les trois premières périodes 1794-1814, 1814-1830, 1830- 1835. Brussel, Em. Devroye et ce, 1844, p.322 5 Keyser, P. de, “Historische Schets der universiteit”. In: Gedenkboek van de rijksuniversiteit te Gent na een kwarteeuw vervlaamsing (1930-31 – 1955-56). Gent, Rijksuniversiteit Voldersstraat. 1957, p.11 6 Heremans, J.F.J., Over den invloed van Noord-Nederland op de letterkunde in de zuidelijke provinciën gedurende het tijdperk 1815-1830. Antwerpen, 1874, De Cort, 4 7 Dhont, P., Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België. Leuven, 2005, p.53 8 Ibidem, p.87 9 Ibidem, p.64 8 1.2.2 Leergangen Nederlands aan de Gentse universiteit Een opvallend en nieuw gegeven is dat er cursussen Nederlandse letterkunde en welsprekendheid werden opgericht. Het ontstaan van deze nieuwe leergangen moet men in de context plaatsen van die tijd, want er leefde een angst dat het Frans het Nederlands zou verdrukken. De Romantiek en het sterke nationalisme die toen op gang kwamen, versterkten de tendens tot het beoefenen van alles wat met de moedertaal te maken heeft nog meer. Men ging kijken naar cultuurproducten uit het verleden om de eigen volksaard te rechtvaardigen, en ook het latere initiatieven zoals het Woordenboek der Nederlandsche taal of de tekstuitgaven door Schrant, Bormans of Heremans getuigen van de interesse voor het behoud en verheerlijking van de eigen taal. 1 Joep Leerssen formuleert dit als volgt: Nationaal historisme (waarbij zaken horen als historiserende literatuur, verhalende geschiedschrijving, filologische tekstuitgaven, monumenten en herdenkingen) vormt een krachtig element in de formulering en legitimering van een nationale identiteit en maakt deel uit van de geestesgesteldheid van de romantiek. 2 Dit verklaart ook waarom er in het begin van de beschouwde periode nog geen echte taalkunde werd bedreven aan de Gentse universiteit. Taalkundig onderzoek was geen hoofddoel, al merken we wel tendensen tot de beoefening ervan, zelfs vanaf 1817. Tijdens de 19de eeuw zal de taalkunde steeds prominenter worden, maar tijdens de Hollandse periode is de wetenschappelijke studie van het Nederlands nagenoeg nihil. De beoefening van letterkunde, geschiedenis en retorica daarentegen waren heel wat belangrijker in de vorming van een eigen nationalisme en volksaard. Ten tijde van het Verenigd Koninkrijk werden veel militaire en burgerlijke functies in het Zuiden bekleed door Noorderlingen. Volgens De Jonghe kon de keuze van de professoren in 1817 niet anders dan op Hollanders vallen, want ‘Vlaamsche candidaten zijn er immers niet’. 3 Weinig Belgen kwamen in aanmerking om te doceren aan een universiteit, dus er moest “buiten ’s lands” worden gezocht. 4 Ook voor de Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte werden geen bekwame Belgen gevonden. Twee Noord-Nederlanders, waaronder Schrant, een Luxemburger en een Fransman zullen geschiedenis, wijsbegeerte en letter- en taalkunde doceren. Zoals reeds gesteld was er in Gent één cursus Nederlands, waarbij zowel taal- als (vooral) letterkundige onderwerpen aan bod kwamen.. De eerste colleges van het academiejaar 1817 vinden plaats op 3 november 1817. Op die dag vond ook de openingsplechtigheid plaats in de Troonzaal van het Gentse stadhuis. Daar werd onder meer de eerste rector aangeduid door koning Willem: 1 Musschoot, A.M., “Met cultuur over de brug. Enkele Beschouwingen over nationalisme en internationalisme in de letterenstudie”. In: Neerlandistiek in contrast. Bijdragen aan het Zestiende Colloquium Neerlandicum. Amsterdam, Rozenberg Publishers, 2007, p.16 2 Leerssen, J., De bronnen van het vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland 1806-1890. Nijmegen, 2006 3 Kloots, H., “Leerkrachten Nederlands en het andere deel van het taalgebied”. In: Taal & Tongval, 53, nr.2, 2001, p. 175 4 Vander Stichele, A., Hoofdmomenten uit de ontwikkeling van de Gentse Rijksuniversiteit (1817-1967). Gent, 1967, 1967, p.14 9 Series lectionum quae, auspice Deo optimo maximo, in Academia quam Gandae, Wilhelmus I, Belgarum rex, instituit, habebuntur, a die III Novembris MDCCCXVII, rectore magnifico Joanne- Carolo Van Rotterdam, m. d. 1 De Troonzaal van het Gentse stadhuis waar op 3 november 1817 de openingsceremonie plaatsvond 2 1.2.3 Leergangen Nederlands aan de andere universiteiten in het Zuiden Niet alleen in Gent werden leerstoelen ‘Nederduitsche letterkunde’ opgericht, maar ook aan de universiteiten van Leuven en Luik. Volgens Heremans liep Leuven al van in 1817 achter op Gent. De professor die daar was aangesteld voor de leerstoel ‘Nederduistsche letterkunde’ was A. Ten Broecke Hoekstra, maar “wist zijn onderwijs niet aantrekkelijk te maken”. Het duurde dan ook niet lang voor hij zijn ontslag indiende, en hij werd opgevolgd door Gerrit Johan Meyer. Deze Meyer doceerde ook een cursus Nederlandse letterkunde aan het Collegium Philosophicum. In dat instituut (cf. 1.2) werd in 1826 Lodewijk Gerard Visscher benoemd tot helper van Meyer. Die Visscher was leermeester van Serrure (cf. 2.2.1) en wees op het belang van een hoger onderwijs en een eigen literatuur in het Nederlands.3 Ook in Luik werd een leerstoel ‘Nederduitsche letterkunde’ opgericht, die onder het gezag van filosoof en taalkundige Johannes Kinker kwam. Kinker bracht z’n studenten kennis bij over de Nederlandse taal, zoals over de woordafleiding en de algemene spraakkunst. Aangezien hij in een volledig Franstalige stad zijn ambt moest uitoefenen, kreeg hij nogal wat negatieve reacties op zijn leergangen, die na verloop van tijd verminderenden. Kinker richtte het studenten- genootschap ‘Tandem’ op, die de kennis van de Nederlandse taal moest verspreiden onder de leerlingen en eenheid tussen Noord en Zuid voorstond. Enkele studenten van Kinker waren J.B. Nothomb, die later minister zou worden,4 en Wurth, die in 1835 Kinker zou opvolgen en Nederlands doceren in Luik tot 1856.5 Opvallend aan Kinker is dat hij geen praktische leergangen wou geven, maar die wou overlaten aan een lector. Schrant daarentegen vond de praktische kant – de studenten de Nederlandse cultuurtaal aanleren met behulp van literatuur en leren redevoeringen opstellen – een belangrijk aspect van de cursus Nederlands. 6 1 Nothomb, M., Etat de l’ instruction supérieur en Belgique. Rapport présenté aux chambres législatives. Tome premier. Texte du rapport et documents à consulter sur les trois premières périodes 1794-1814, 1814-1830, 1830- 1835. Brussel, Em. Devroye et ce, 1844, p.319 2 Home page van de stad Gent < www.gent.be/eCache/THE/2/018.cmVjPTQ0NjA1.html> (25/11/2007) 3 Heremans, J.F.J., Over den invloed van Noord-Nederland op de letterkunde in de zuidelijke provinciën gedurende het tijdperk 1815-1830. Antwerpen, 1874, De Cort, p. 6 4 Ibidem, p.7 5 Hanou, A.J., Vis, G.J., Johannes Kinker. 1764-1845. Briefwisseling., Amsterdam, 1994, III, p.55 6 Rogier, L.J., “J.M. Schrant en de katholieke herleving”. In: Joannes Matthias Schrant: Zijn autobiografische herinneringen. Schrant en de katholieke herleving. Tilburg, Bergmans, 1932, p.77 10

Description:
universiteit, zich onder andere beroepend op de “historische” rechten van Gent. “Op handige Schrant schreef voor zijn Gentse studenten een Nederlandse grammatica, waar heel wat oefeningen in . George Bergman, leerling van Schrant, belangrijke figuur in de Vlaamse Beweging en later.
See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.