Inhoudovereenkomsttotarbitrage Artikel1020,aant.1 Titel 1. Arbitrage in Nederland Afdeling 1. De overeenkomst tot arbitrage en de benoeming tot arbiter Prof. mr. H.J. Snijders Overzicht van de aantekeningen 1. Overeenkomst tot arbitrage en andere arbitrageovereenkomsten 2. Arbitrage in geschillen 3. Arbitrage ter zake van enkele vaststelling/bepaling 4. Arbitrage ter zake van aanvulling/wijziging van rechtsbetrekking 5. Arbitragegebieden en arbitrabiliteit 6. Arbitrage en faillissement 7. Beroep op arbitrageovereenkomst door en tegenover derden – collectivi- teitsacties – vertegenwoordiging 8. Arbitraal beding in statuten of reglementen 9. Ad-hocarbitrage, reglementaire en institutionele arbitrage Wet- en regelgeving “Art. 1020. 1. Partijen kunnen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde,aldannietuiteenovereenkomstvoortvloeiende,rechtsbetrekkingzijnontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen. 2. De overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in het eerste lid, betreft zowel het compromis waarbij de partijen zich verbinden om een tussen hen bestaand geschil aan arbitrage te onderwerpen als het arbitraal beding waarbij de partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage te onderwerpen. 3. Deovereenkomsttotarbitragemagnietleidentotdevaststellingvanrechtsgevolgen welke niet ter vrije bepaling van de partijen staan. 4. Bij overeenkomst kunnen tevens aan arbitrage worden onderworpen: a. de enkele vaststelling van de hoedanigheid of van de toestand van zaken; b.deenkelebepalingvandehoogtevaneenschadevergoedingofvaneenverschuldigde geldsom; c. de aanvulling of wijziging van de rechtsbetrekking als bedoeld in het eerste lid. 5. Onderdeovereenkomsttotarbitragewordtmedebegrepeneenarbitraalbedingdat is opgenomen in de partijen bindende statuten of reglementen. 6. Eenarbitragereglement,waarnaarineenovereenkomsttotarbitragewordtverwezen, wordt geacht deel van die overeenkomst uit te maken. Ingevoegd bij de wet van 2 juli 1986, Stb. 372 (i.w.tr. 1 december 1986).” 1. Overeenkomst tot arbitrage en andere arbitrageovereenkomsten a. Grondslag en totstandkoming Inhetlichtvanart.6EVRMenart.17Gwdientdekeuzevoorarbitrageondubbelzinnig envrijwilligtezijn,wildezerechtsgeldigvoorkomen.Eenconcretearbitragemoetdaarom 69 Artikel1020,aant.1 Inhoudovereenkomsttotarbitrage berusten op een op arbitrage gerichte overeenkomst tussen partijen. Deze eis vindt men ook terug in art. 1020 en 1065 lid 1 onder a Rv. De wet noemt deze overeenkomst de overeenkomst tot arbitrage en deze valt te onderscheiden van andere arbitrageovereen- komsten,waarbijhetgaatomderegelingvandiversebijkomendeaspectenzoalsdewijze van benoeming van arbiters,dedoorhen tehanteren beslissingsmaatstaf, dehoeveelheid memories en de procestaal. Een scheidsgerecht is dus niet bevoegd om in een zaak te oordelen, indien daar geen rechtsgeldigeovereenkomsttotarbitrageaantengrondslagligt,metdienverstandedateen dergelijke overeenkomst ook wordt aangenomen, indien een arbitrage aanhangig wordt gemaakt en de gedaagde partij niet tijdig in de arbitrageprocedure een exceptie van onbevoegdheid opwerpt (art. 1052 Rv). Omgekeerd maakt een geldige overeenkomst tot arbitrage een geadieerde overheidsrechter onbevoegd, indien tijdig in de procedure ten overstaanvandierechtereenexceptievanonbevoegdheidwordtaangenomen(art.1022Rv). Een standaardregeling in de zin van art. 6:214 BW is een vorm van gedelegeerde wetgevingenvoorzoverdiealtotstandkomtindekomendejarenzaldezedusnieteen toereikende grondslag kunnen vormen van de arbitrage.1 Zoalsnognaderuiteengezetzalworden,kunnenpartijeningevolgeart.1020lid1Rv tweesoortenovereenkomstentotarbitragesluiten:eenovereenkomsttotarbitrageineen bestaand geschil (het zogenaamde ‘compromis’) en een overeenkomst tot arbitrage voor geschillen die in de toekomst tussen partijen zouden kunnen ontstaan over een rechts- betrekking(hetzogenaamde‘arbitraalbeding’).Hoewelbeidevariantenzichkwalificeren alseenovereenkomsttotarbitrage,blijfthetrelevantdezevanelkaarteonderscheiden,nu de wet enige verschillen maakt ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst en het momentwaaropeenarbitrageingevolgedieovereenkomstaanhangigwordtgeachttezijn. Zie aant.1-2 opart. 1024en aant.1opart. 1025hierna.Anderedan dedaar vermelde verschillen kent de arbitragewetgeving thans niet meer.2 Beidesoortenvandeovereenkomsttotarbitragevallenonderdewettelijkedefinitievan de vaststellingsovereenkomst in art. 7:900 lid 1 BW. Nu de overeenkomst tot arbitrage afzonderlijk is geregeld in art. 1020 e.v. Rv, is de regeling van de vaststellings- overeenkomst van art. 7:900 e.v. BW (titel 7.15 BW) echter niet van toepassing, zoals art. 7:900 lid 4 BW uitdrukkelijk bepaalt. 1.Zie PG Boek 6 BW, p. 859 en 861 respectievelijk E.H. Hondius & A.G.J. van Wassenaer, Preadviezen VerenigingvoorBouwrecht,Deventer:1993,metverslagvandeberaadslagingeninBouwrecht1994,p.268e.v. enSnijders,Preadvies,nr.210metverderebronvermeldingbenevensH.Oudelaar,Civielrechtelijkeexecutie- geschillen(diss.Leiden),Deventer:1992,p.262e.v.Vgl.voortsbijv.HR31mei1996,NJ1996/693,m.nt. PAS,waaroverbijv.P.Sanders,TvA1997,p.241e.v.metnaderebronvermelding.Zievanstaatsrechtelijke zijdebijv.DeGrondwet(2edruk),o.r.v.P.W.C.Akkermans&A.K.Koekkoek,Deventer:1992,art.17aant.4 en (met name eveneens naar aanleiding van genoemd arrest van 1996) Van der Pot/Donner, (15e druk), Deventer:2006,p.426-427i.h.b.noot179.Zieook,maarminderduidelijk,DeGrondwet(3edruk),o.r.v. A.K. Koekkoek, Deventer: 2000, p. 214 e.v. (min of meer de opvolger van zojuist genoemd Grondwets- commentaaro.r.v.P.W.C.Akkermans&A.K.Koekkoek). 2.MvAI,TvA1986/4,p.180. 70 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Artikel1020,aant.1 Deeisvaneenovereenkomsttotarbitragelijkteenvoudigenduidelijk.Indepraktijkiser echterweleensonzekerheidofpartijenarbitrageovereengekomenzijn.Degewoneregels voor de totstandkoming van overeenkomsten (met name art. 3:33, 3:35 en 6:217 BW) zijnvantoepassing,metdienverstandedatingevalvanbetwistingdeeisvaneengeschrift wordtgesteld(art.1021Rv). Ziedaarvoorenookvoor hetarbitraal bedinginalgemene voorwaarden de aantekeningen op art. 1021. Zie voor de zogenaamde ‘pathological clauses’ten aanzienvan devraagof arbitrageovereengekomen is,aant.1onderc bij het Opschrift van dit boek en aant. 7 in fine bij het Opschrift van dit boek. Een procedure over een dading (vaststellingsovereenkomst) aangaande een geschil met betrekking tot een overeenkomst met een arbitraal beding is zelf ook aan arbitrage onderworpen, nu de dading een uitvloeisel vormt van de oorspronkelijke overeenkomst met arbitraal beding en eerstbedoeld geschil daar dan ook onder valt te brengen.1 b. Uitleg en redactie In het algemeen gelden voor arbitrageovereenkomsten dezelfde methoden als voor de uitlegvanovereenkomsteninhetalgemeen. Metname gaathetomart. 3:33en 35plus 6:248 BW en het daarop vooruitlopende Haviltex-arrest2 en is de uitleg afgezien van de gehanteerde methoden feitelijk en in cassatie onaantastbaar.3 Voor de uitleg van een bepaling uit een arbitragereglement, dat tot stand pleegt te komen zonder enige betrokkenheid van de partijen bij aan dat reglement refererende arbitrageovereenkomsten, kan echter in aansluiting op rechtspraak over de uitleg van soortgelijkedocumentenbetoogdwordendathetHaviltex-criterium(waarbijhetgaatom hetgeen partijen over en weer in de omstandigheden van het geval van elkaar mochten verwachten) niet integraal van toepassing is, maar dat het aankomt op deels andere factoren waaronder met name de tekst van de bepaling mede in het licht van die van andere bepalingen van het arbitragereglement en mede gelet op de aard en de strekking 1.RvAB20november1987,BR1987,p.939.ZievoortsSnijders,Preadvies,nr.2.19. 2.HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, m.nt. CJHB: het gaat niet slechts om de bewoordingen waarin een overeenkomstisvervat,maarmeerinhetalgemeenomdezindiepartijenopgrondvanelkaarsverklaringenen gedragingenredelijkerwijsindegegevenomstandighedenaanhetovereengekomenemochtentoekennenenop hetgeenzijtedienaanzienredelijkerwijsvanelkaarmochtenverwachten.Zietevensbijv.HR4september 2009 (Van Regteren/VGK), NJ 2009/397.Een toepassing van dit ‘Haviltex-criterium’ op de uitleg van een arbitraalbedingvormtHofAmsterdam5maart1998,TvA1998,p.172,m.nt.W.D.H.Asser. 3.Ziebijv.HR2november1991(VanderKloof/CSUII),NJ1991/123,m.nt.HJS,TvA1991,p.76,m.nt. P. Sanders gevolgddoor een discussie tussen H.J.A. Baanders en P.Sandersin TvA1991, p. 132 e.v. en Snijders, Preadvies, nr. 2.18 e.v. Zie voor specifieke methoden voor uitleg van in algemene voorwaarden opgenomenarbitralebedingendebeslissingvanhethofindezaakVanderKloof/CSUIIenContractenrecht VII,nr.68(E.H.Hondius)enW.H.HeemskerkinzijnnootonderHR12december1980,NJ1981/168.Zie vooruitlegvanwettelijkebegrippenin(arbitrale)bedingenHR28september1991(Huybregts/VanTuyl),NJ 1991/230,m.nt.JBMV,TPR2005,p.1346e.v.(K.Teuben),Veegens/KorthalsAltes/Groen,nr.109e.v.en Snijders,Preadvies,nr.2.18e.v.ZievoortsSanders,Hetnieuwearbitragerecht,1996,art.1020,aant.10.2-3 voor‘pathologische’clausulesrespectievelijkmodelclausulesvoorarbitralebedingen.ZietevensB.Wesselsc.s., AlgemeneVoorwaarden,Deventer:2010,p.54e.v. 71 Artikel1020,aant.1 Inhoudovereenkomsttotarbitrage van de overeenkomst.1 Partijen kunnen overigens overeenkomen dat de uitleg van een arbitragereglement is voorbehouden aan arbiters en dat de overheidsrechter zich in het geval dat hij geadieerd zou worden in de arbitrage aan die uitleg dient te houden.2 Hiervoor bleek al dat de uitleg van de clausule waarbij al of niet arbitrage wordt overeengekomen, zodanig problematisch kan zijn dat men spreekt van een ‘pathological clause’. Zie met name aant. 7 bij het Opschrift van dit boek voor de vraag of een geschilbeslechtingsclausulenualsarbitrageclausule,bindendadviesclausuleofeenbeding dat in een andere vorm van geschilbeslechting voorziet, moet worden beschouwd. Problematisch kan een arbitraal beding bijvoorbeeld eveneens zijn als het naar keuze vaneenderpartijeninplaatsvanarbitrageookdegangnaardegewonerechtertoelaat.In het bijzonder de termijn waarbinnen de keuze moet zijn gemaakt, kan dan van belang zijn.3 Ookdeuitlegvanandereclausulesdiebijdeovereenkomsttotarbitrageofeenandere arbitrageovereenkomst gestipuleerd kunnen worden, zoals een regeling van de wijze van 1.ZiemetnameHR17januari2003(IMS/ModsafI),NJ2004/384,m.nt.HJS,TvA2003,p.143,m.nt.J.J.van Haersolte-vanHof,NbBW2003,p.46,m.nt.B.Wessels,TCR2004,p.25,m.nt.G.J.Meijer,TPR2005, p.1324(E.P.W.Korevaar):“Zijnderegels,zoalsinhetonderhavigegeval,neergelegdineenreglementdatals zodanigvantoepassingwordtverklaard,danligthetvoordehanddatdeburgerlijkerechterbijzijnuitleg uitgaatvandetekstdaarvan,zoalsdezeinzijnsamenhangnaarobjectievemaatstavenmoetwordenverstaan. Gaathetomeenreglementdatinternationaalwordttoegepast,dangeldtdaarenbovendatbijdeuitlegmede rekeningmoetwordengehoudenmetdeinternationalepraktijk.Deuitlegisvoorhetoverigevanfeitelijkeaard en derhalve voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt; in cassatie kan de uitleg alleen op begrijpelijkheid worden getoetst. Voorts verdient aantekening dat de rechter bij zijn onderzoek of het scheidsgerecht de procedureregels heeft nageleefd terughoudendheid moet betrachten (…).” Dat laatste is conformdealgemeneleervandeHogeRaadtenaanzienvanvernietigingsgronden,waarovertevensaant.4 onder dd op art. 1065. Zie eerder bijv. HR 23 maart 2001 (Ofasec/NTM), NJ 2003/715, m.nt. F.M.J. Verstijlen, waarbij het ging om geldleningsovereenkomsten, waarvan de inhoud werd bepaald door een trustakte, bij de totstandkoming waarvan partijen in het geheel niet betrokken waren. “Onder deze omstandighedenmoetwordenaangenomendatmethetoogopdetedezenvereisteduidelijkheidderechten enverplichtingenvanpartijenbijdeovereenkomstenvangeldleninguitdetrustaktemoetenblijkenendat voordeuitlegvanhetbedingdebewoordingenwaarinhetisvervat,gelezeninhetlichtvandegeheletekstvan de akte en mede gelet op de aard en strekking van de overeenkomsten, in beginsel van doorslaggevende betekeniszijn,zodatgeenplaatsisvooreenmaatstafdie,kortgezegd,berustophetgeenpartijengeletopde omstandighedenvanhetgevaloverenweervanelkaarmochtenbegrijpen”,aldusdeHogeRaadinaansluiting opsoortgelijkerechtspraakondermeerovercao’s.Zieverdervoordeuitlegvantussenpartijenopgemaakte teksten en teksten die door derden zijn opgemaakt, zoals een cao en een arbitragereglement, bijv. Asser/ Hartkamp&Sieburgh6-III*,Deventer:2010,nr.371e.v.enRechtshandelingenovereenkomst(W.L.Valk), Deventer:2010,nr.265e.v.benevensdeindezehandboekent.a.p.aangehaalderechtspraak.Zievoortsvoor uitlegvanalgemenevoorwaardenbijv.Jac.Hijma,Algemenevoorwaarden,Mon.BWB55,Deventer2010en B.Wessels,c.s.AlgemeneVoorwaarden,Deventer2010,p.54e.v.alsmedespecifiekvoorarbitrageookG.W. vanderBend&M.A.Leijten,AA2002,p.553e.v.i.h.b.p.555-556. Zie ten aanzien van de vraag of de FENEX-clausule niet alleen voorziet in arbitrage ten aanzien van expeditieovereenkomstenmaarooktenaanzienvanarbitrageinvervoersovereenkomstenU.Acker,JutD2005, p.20e.v.enK.F.Haak,NJB2005,p.1510e.v.benevensHof’s-Gravenhage4augustus1993,S&S1994/21. 2.ZieHR28september1990(Huybrechts/VanTuyl),NJ1991/230,m.nt.JBMVenandermaalhetarrestIMS/ ModsafI. 3.ZieHR21maart1997(Meijer/OTM),NJ1998/219,m.nt.HJS,TPR2005,p.1321e.v.(E.P.W.Korevaar) en RvAB 21 juli 1988, BR 1988, p. 924. Zie ook RvAB 7 september 1993, BR 1993, p. 924 en RvAB 21augustus1996,TvA1997/21. 72 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Artikel1020,aant.1 benoeming van arbiters, de door hen te hanteren beslissingsmaatstaf, de hoeveelheid memories en de procestaal, kan problemen opleveren.1 Zievoordeomschrijvingvanhetvoorwerpvandearbitrageovereenkomsthiernaonderc. Gelet op al die uitlegproblemen, die in de praktijk rijzen, wordt de concipiënten van arbitrageovereenkomstentenzeersteaanbevolenzorgvuldigteredigeren.Bovendienishet zo dat afgezien van de clausule, waarbij arbitrage gestipuleerd wordt, allerlei andere punten zich voor regeling lenen in de overeenkomst tot arbitrage of in een nadere arbitrageovereenkomst. Kiezen partijen voor institutionele arbitrage, waarover aant. 9 infra, dan kunnen zij vaak uit de voeten met een door betrokken instituut zelf aanbevolen tekst. Zie ook de modeltekst die als annex bij de UNCITRAL Arbitration Rules 2010 wordt vermeld. Zievoorderedactievanuitvoerigearbitrageovereenkomsten,dievoorzienininstitutionele enniet-institutionelearbitrage,ditmetallerleioptionelebedingen,demodellenIV.4.1.1e.v. vandeserieModellenvoordeRechtspraktijkmetbijgevoegdenoten.2 Verwezenwordtvoorts naardeIBA-GuidelinesforDraftingInternationalArbitrationClauses2010.3 c. Voorwerp van de arbitrageovereenkomst In het algemeen zal een ruime omschrijving van het voorwerp van de arbitrage de voorkeurgenieten.Metnameeenbeperkingtotgeschillenuitdeovereenkomstwaarhet arbitraal beding deel van uitmaakt, kan opbreken zo gauw een derpartijen deandereen hiermeeminofmeerverbandhoudendeonrechtmatigedaadverwijtenterzake(ook)een arbitrage aanhangig maakt ofdeze ineen arbitrage over de overeenkomstbetrekt.4 Deze aanbeveling geldt mutatis mutandis ook voor het compromis. Men denke bijvoorbeeld aaneenvermeerderingvaneisopdezelfdegrondslagalsdeeisdieuitdrukkelijkvoorwerp vormt van het compromis. Een compromis ter zake van al het op dezelfde grondslag gevorderde zou dan beter kunnen zijn.5 1.Ziebijv.Rb.Utrecht9december1992,TvA1993/163-164,m.nt.P.Sanders,Kon.ver.HetComitévan graanhandelaren14juli1992,TvA1993/34,m.nt.R.vanDelden,RvAB23september1993,TvA1993/40, KIvI30september1997,BR1998,p.880enRvAB28mei1998,TvA1998/55.ZievoortsA.J.vandenBerg &D.C.C.vanEverdingen,NV1996,p.270e.v.overdemoeizaamwerkendearbitrageovereenkomstendie voorzienin‘splitjurisdiction’.Zievoortsbijv.H.J.Snijders,TvA2005/1,F.J.M.deLy,TvA2006/27enmw. C.C.deVink,Contracteren2010,p.19e.v. 2.Deventer(losbladigeeditie).Vgl.voordeformuleringvanhetarbitraalbedingvoortsJ.G.J.Rinkes,Adv.bl. 1998,p.357e.v. 3.WaaroverF.deLy,TvA2011/33. 4.Zie bijv. RvAB 16 oktober, TvA 1997/43, NAI 8 november 1996, TvA 1997/83 en – ter zake van een vordering wegens onrechtmatigbeslag–RvAB 6januari1997/66. ZieookNAI18november1997,TvA 1998/3. Zie voorts RvAB 23 maart 1998, TvA 1998/36, waarin met enige moeite een geschil over een vaststellingsovereenkomstzonderarbitraalbeding,diegeslotenisnaaraanleidingvaneenovereenkomstmet arbitraalbeding,geachtwordtdoordatarbitraalbedingomvatteworden.ZieookNAI12maart1998,TvA 1998/58, dat arbitrale bedingen in onderaannemingsovereenkomsten, die op basis van raamovereenkomst geslotenzijn,nietvantoepassingachtopeengeschiluithoofdevanderaamovereenkomstzelf.Indezelfde geestluidtRvAB20juli1998,TvA1998/69.ZievoortsNAI6april2000en1augustus2003,NAI2004/5, waarinmetenigemoeiteeencontractgerelateerdevorderinguitonrechtmatigedaadonderhetarbitraalbeding wordtgebracht.Zievooraantebevelenarbitrageclausulesinnationaleeninternationalearbitragezakenook P.W.vanBaal&W.J.L.CalkoeninDerechteraandekant,p.28respectievelijk77e.v. 5.Vgl.RvAMetaalnijverheiden-handel6april1995,TvA1996/11. 73 Artikel1020,aant.1 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Ookaaneenveranderingofvermeerderingvaneisenaaneeneisinreconventiedient een overeenkomst tot arbitrage ten grondslag te liggen. Zie nader aant. 3 op art. 1036. Hetisdubieusofeenberoepopcompensatiedoorverweerderaanvaardbaaris,indieneiser protesteert, de eventueel te compenseren vordering buiten het overeengekomen arbitrage- gebiedvalteneiserdaareenberoepopdoet(doethijergeenberoepop,dankanookten aanzienvandezevorderingeenovereenkomsttotarbitrageaangenomenworden).1 Alsdete compenserentegenvorderingevidentvoorkomt,maaropzichzelfnietaanarbitrageonder- worpen is,moeten arbiters haar toch kunnen behandelen.2 Wordt de vordering van eiser door arbiters toegewezen onder verwerping van het beroep op compensatie dan zou het conservatoir eigenbeslag van art. 724 Rv gevolgd door een hoofdprocedure voor de overheidsrechterwellichtsoelaaskunnenbieden. d. Werking van de overeenkomst tot arbitrage ten opzichte van partijen Partijen bij de (mede) als obligatoir aan te duiden3 overeenkomst tot arbitrage hebben over en weer recht op nakoming daarvan en bij gebreke daarvan recht op (aanvullende) schadevergoeding wegens wanprestatie.4 Zie voor de eventuele werking van de overeenkomst tot arbitrage ten opzichte van derden aant. 7 infra. e. Internationaalprivaatrechtelijke aspecten Gecompliceerdisdeinternationaalprivaatrechtelijkevraagnaarhetnationalerechtdatvan toepassing is op de arbitrageovereenkomst. Volgens de Memorie van Antwoord II moet dievraagbeantwoordwordenvolgensdealgemeneregelsvaninternationaalprivaatrecht.5 Bij gebreke van verdragsrecht ter zake is dat nog steeds het geval. Aangenomen wordt wel dat de rechtsgeldigheid van de arbitrageovereenkomst tot het domeinvanhetarbitraalprocesrechtbehoortenalszodaniggeregeerdwordtdoordelexfori, dewetvandeplaatsvanarbitrage.6Ookwordtwelaangenomendatopdeovereenkomsttot arbitragedewetvantoepassingis,diedehoofdovereenkomstbeheerst.7 Art.1021lid4VO Arbitragerecht2005(waaroverinhetalgemeenaant.2infinebijhetOpschriftvanditboek) achtdearbitrageovereenkomstrechtsgeldigalsdezegeldigisingevolgeNederlandsrecht – met Nederlandals plaatsvan arbitrage – ofingevolge het toepasselijk rechtals bedoeldin art.1054Rv(dushetrechtdattoepasselijkisophetobjectvanhetgeschilzelf,doorgaans dushetrechtdatvantoepassingisopdehoofdovereenkomstingeschil),aldusopterendvoor de favor validitatis (evenals, zij het iets anders geconstrueerd, het Zwitserse recht). In de 1.AldusooitBurg.Rv(Heemskerk),art.620-621(oud),aant.7endaaraangehaaldeliteratuur. 2.Vgl.HR28september1990(Huybregts/VanTuyl),NJ1991/230,m.nt.JBMV,waaroverSnijders,Preadvies, nr.2.24. 3.H.J.Snijders,Preadvies,nr.2.4enMeijer,T&CBRv,art.1020,aant.1ondera. 4.RvAB26oktober1990,BR1992,p.60e.v.enH.J.Snijders,Opdegrensvanburgerlijkrechtenburgerlijk procesrecht (afscheidsrede EUR 1992), Arnhem/Deventer/Zwolle: 1992, p. 40 e.v., anders mogelijk Stein/ Rueb,2009,p.307.ZievoortsSnijders,Preadvies,nr.2.4. 5.MvAII,1985/86,18464,p.40-41. 6.Vgl.bijv.NAI8november1996,TvA1997/83(gewezendoorK.H.Böckstiegel,W.J.SlagterenL.P.vanden Blink)enSGI16december1997,TvA1998/28. 7.Zienaderbijv.Arbitragerecht(VandenBerg),nr.10.2.1.InlaatstgenoemdezinRvAB17november2006, TvA2007/35. 74 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Artikel1020,aant.2 toelichting op deze bepaling wordt verwoord dat dit de twee aanknopingspunten zijn die (internationaal)welwordengehanteerd,ditonderverwijzingnaarVandenBerg.1 Zieindit verbandookaant.3opart.1054. AlsbijzondereregelvanNederlandsinternationaalprivaatrechtgeldtdatdeoverheidof daarvandeeluitmakendeorganisatiegeenberoeptoekomtophaareigeninternerechtom te betogen ten aanzien van een in Nederland gewezen arbitraal vonnis dat de door haar gesloten arbitrageovereenkomst ongeldig is,2 welke regel wordt uitgewerkt in art. 1021 lid 5 VO Arbitragerecht 2005. Ook geldt volgens Nederlands internationaal privaatrecht de regel dat een rechts- persoonzichnietkanberoepenopbevoegdheidsbeperkingenterzakevanondermeerhet sluiten van arbitrageovereenkomsten als de wederpartij die bij het aangaan van de overeenkomst niet kende en redelijkerwijze niet kon kennen.3 Dezelaatsteregeldemonstreertdathetgoedkanzijnomvoorvragenvaninternationaal privaatrechttenaanzienvaneenarbitrageovereenkomstonderscheidtemakennaargelang de deelvraag die aan de orde is: die van de totstandkoming, nietigheid en vernietigbaar- heid, inhoud, uitleg enzovoort.4 Voorhetinternationaalgoederenvervoeroverdewegeistart.33Verdragbetreffendede overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) voor een overeenkomst tot arbitrage in dit verband dat deze inhoudt dat het scheidsgerecht het CMRzaltoepassen(datgeldtnietvooreenexpeditie-overeenkomstnuhetCMRdaarop niet ziet5). Een algemene bepaling in die zin dat het scheidsgerecht de bepalingen van internationale vervoersverdragen in acht zullen nemen, is hiertoe toereikend.6 2. Arbitrage in geschillen Lid1steltvooropdatpartijen‘geschillen’aanarbitragekunnenonderwerpenenwelhuidige of toekomstige geschillen tussen hen ‘uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking’. Voor arbitrage vatbaar zijn dus geschillen uit overeen- komst,maarookgeschillenuitonrechtmatigedaadofandereverbintenissenuitdewet,zoals zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Geschillen overzakelijkerechtenenovereenzijdigerechtshandelingen(volmachtverlening,kwijtschel- ding) vallen eveneens onder het arbitragegebied. Deze ruime omschrijving correspondeert metdieinart.IIVerdragvanNewYork1958,7 datevenalsart.7lid1UNCITRALModel 1.ZiedezojuistgeciteerdepassagevanArbitragerecht(VandenBerg),nr.10.2.1.Zievoortsbijv.Rb.Rotterdam 11 februari 2004, S&S 2005/81 (die het recht dat de in geschil zijnde hoofdovereenkomst beheerst van toepassing acht). Rb. Rotterdam 31 oktober 2007, S&S 2010/84 acht Engels recht ‘reeds’ van toepassing omdat de plaats van arbitrage in Engeland is en Engels recht gekozen is voor de beoordeling van de hoofdovereenkomst. 2.AldusHof’s-GravenhageineenuitspraakwaarvanhetcassatieberoepwerdverworpendoorHR28januari 2005(DIOIran/IMS),NJ2006/469,m.nt.Th.M.deBoer,TPR2005,p.1324(E.P.W.Korevaar). 3.AldusdeHogeRaadingenoemdarrestDIOIran/IMS. 4.ZieookDeBoerinzijnnootonderhetzojuistgenoemdearrestDIOIran/IMS. 5.AldusdanookondermeerHR25januari2008(GMS/Peterson),NJ2008/518,m.nt.K.F.Haak. 6.Hof’s-Hertogenbosch8juni2006,NJ2004/692. 7.AangehaaldindeMvT,TvA1984,p.21.ZievoortsArbitragerecht(VanDelden),nr.4.4. 75 Artikel1020,aant.2 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Law on International Commercial Arbitration spreekt van “a defined legal relationship, whethercontractualornot”. Deeisvaneen‘bepaalde’rechtsbetrekkingduidteropdatpartijennietalhunbestaande en eventuele toekomstige geschillen zonder enige nadere bepaling bij een overeenkomst aan arbitrage kunnen onderwerpen, maar heel ruime omschrijvingen worden wel toege- staan. In de Modellen voor de rechtspraktijk1 vindt men bijvoorbeeld wel de volgende omschrijving: “Alle geschillen welke tussen partijen met inbegrip van hun rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst of naar aanleiding van nadere overeenkomsten en andere handelingen in samenhangmetdeonderhavigeovereenkomstzoalsbijv.,zijhetnietuitsluitendonrecht- matige daden, onverschuldigde betalingen of ongegronde verrijkingen, (eventueel:) die vatbaar zijn voor arbitrage), zullen worden beslecht door arbitrage (…)”. Derechtsbetrekkingbehoeftniettebestaanophetmomentwaaropdeovereenkomsttot arbitragewordtgesloten.Eencompromiskanbetrekkinghebbenopeengeschilovereen geëindigde rechtsverhouding, een arbitraal beding op een geschil over een rechtsverhou- ding die pas daarna ontstaat (bijvoorbeeld uit onrechtmatige daad of onverschuldigde betaling in verband met de uitvoering van een overeenkomst). Vroeger is, ook in rechterlijke uitspraken, wel aangenomen dat er van een betwisting vaneisersrechtmoetblijkenwilereengeschiltussenpartijenbestaan.Hetgevolgzouzijn dat de bevoegdheid van arbiters afhangt van de houding van de verweerder en dat deze dooreisersrechtteerkennenofniettebetwistenarbitersonbevoegdzoukunnenmaken. Dit gevolg kan niet worden aanvaard. De genoemde opvatting is dan ook reeds lang verlaten, zowelvoor debevoegdheidvan de gewonerechterals voor die van arbiters.De uitdrukking ‘geschillen’ moet ruim worden opgevat in die zin dat er ook een geschil aanwezig is, indien eiser op grond van een door hem gesteld recht een prestatie van verweerder vordert, waaraan deze uit onwil of onmacht of zonder reden feitelijk niet voldoet zonder het ingeroepen recht te betwisten.2 Eveneens is in beginsel een geschil aanwezig, indien verweerder de door eiser gevorderde nakoming van een overeenkomst weigert met een beroep op compensatie gegrond op een uit een andere overeenkomst voortvloeiende tegenvordering.3 Zie voor de vraag wanneer een arbitragegeschil aanhangig is, aant. 2 op art. 1024 en aant. 1 op art. 1025. 1.Losbladige en online editie, Deventer. Zie onderdeel IV.4.1 (H.J. Snijders), dat onder meer een aantal completeovereenkomstentotarbitragebevat,waarvanbovenstaandcitaateendeeluitmaakt. 2.Vgl. HR 31 december 1915, NJ 1916/407, W 9947, Vademecum Arbitrage (W. Ten Cate), p. 7-8, Van Rossem-Cleveringa, p. 1338, Sanders, pft., p. 22, Van Doorne, WPNR 4677. Zie bijv. voorts Arbitrage CommissieAlgemeneHandelsvoorwaardenLandbouwwerktuigendecember1992(exactedatumontbreekt), TvA1993/19.Deengeopvattingsteektafentoenogdekopop,zieSanders,Hetnieuwearbitragerecht,1996, art. 1020, aant. 2.2, en TvA 1985, p. 188, de ruime opvatting wordt echter verdedigd in: Sanders, Het Nederlandsearbitragerecht,p.5. 3.HR28september1991(Huybrechts/VanTuyl),NJ1991/230,m.nt.JBMV. 76 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Artikel1020,aant.3 3. Arbitrage voor enkele vaststelling/bepaling De wetgever heeft bij de Wet van 1986 het arbitragegebied uitgebreid. Was vroeger arbitrage alleen in geschillen mogelijk, nu kunnen volgens lid 4 bepaalde onderwerpen ook zonder dat er een geschil is aan arbitrage worden onderworpen: a. de enkele vaststelling van de hoedanigheid of van de toestand van zaken (waarbij de wetgever heeft gedacht aan de vooral in de productenhandel veelvoorkomende ‘kwaliteitsarbitrages’);1 b. deenkelebepaling vandehoogtevaneenschadevergoeding ofvan eenverschuldigde geldsom; c. de aanvulling of wijziging van de rechtsbetrekking als bedoeld in lid 1. DeMemorievanToelichtingvermeldthierover:“Deuitbreidingvanhetarbitragegebied, zoals voorzien in het derde (inmiddels vierde; HJS) lid, komt tegemoet aan een in de praktijkgevoeldebehoefte.Totnutoemoestmen,wildemenindiegevallendebeslissing van een derde inroepen, zijn toevlucht nemen tot het bindend advies. Deze geheel op overeenkomst stoelende, door de rechtspraak ontwikkelde weg biedt niet dezelfde waar- borgenalsdewettelijkgeregeldearbitrage.Doorditwetsontwerpkrijgenpartijendekeus tussen beide mogelijkheden”.2 De Memorie van Antwoord II voegt daar nog aan toe: “Het gaat in art. 1020, vierde lid, sub a en b, om een vaststelling of bepaling buiten een rechtsgeschil om. Onder het huidige recht kunnen die vaststelling en bepaling alleen dan aan arbitrage worden onderworpen, indien deze onderdeel vormen van een rechtsgeschil. De betekenis van art.1020,vierdelid,subaenb,isdushieringelegendatdealdaarvermeldevaststellingen bepaling als zelfstandige zaken aan arbiters kunnen worden voorgelegd”.3 Het is duidelijk dat bij die vaststellingen en bepalingen niet steeds een rechtsgeschil aanwezigbehoefttezijn,zodatdevoorzieningenvanart.1020lid4onderaenbpraktische betekenishebben.Hetiszekerimmersdenkbaardatpartijengeengeschilhebben,maarer beidenbelangbijhebbendateenonafhankelijkeendeskundigederdedekwaliteitvaststeltof eenschadebedragbepaalt,juistomeengeschiltevoorkomen.Indieneenpartijzuidvruchten perschipoverdeoceaanisverzondeneninRotterdamarriveertkanertwijfelzijnoverde conditie van de lading. Partijen kunnen dan een deskundige de conditie bindend laten vaststellen ter voorkoming van een geschil. Zo kan ook de kwaliteit door een deskundige bindend worden vastgesteld of de vraag worden beantwoord of geleverde waar overeen- komstighetmonsteris.Alsdevastgesteldekwaliteitdanpreciesdekwaliteitisdiegeleverd moest worden ontstaat er geen geschil. Wijkt de kwaliteit af, dan ontstaat misschien een geschiloverderechtsgevolgendaarvan,maardatgeschilmoetdanalsnogwordenbeslecht dooreenschikkingofeenvonnisvandegewonerechterofvanarbiters. Deonderaenbbedoeldebeslissingenhebbenopzichzelfeenfeitelijkkarakter.Degene diedekwaliteit,schadeofgeldsomvaststeltofbepaalt,behoeftdezenietterelaterenaan derechtenen verplichtingenvanpartijen.Hijhoeft zelfsgeen kennistenemen van hun rechtsverhouding.Zijntaakkanbeperktblijventotdeopgedragenvaststellingofbepaling. 1.MvT,TvA1984,p.22. 2.TvA1984,p.22-23. 3.TvA1986,p.59. 77 Artikel1020,aant.3 Inhoudovereenkomsttotarbitrage Wat de arbiter hier dan doet, is dus niet het beslissen in een rechtsgeschil. Hij oordeelt vooral als deskundige. Zijn oordeel bevat een element van waardering of taxatie. Het geven van een taxatie in de zin van waardeschatting is ook begrepen onder geval b: de enkele bepaling van een verschuldigde geldsom. Het verschil met een gewone taxatie of een deskundigenbericht is dat de partijen in dit geval de vaststelling bij voorbaat als bindend hebben aanvaard. Toch kan dit type uitspraken niet als rechtspraak worden bestempeld, omdat daarin niets over de rechten en verplichtingen van partijen wordt beslist. Deze beslissingen kunnen ook niet in een declaratoir vonnis worden gegeven. In een zuiver declaratoir vonnis wordt niets anders gedaan dan het vaststellen in de zin van constaterenvaneenbestaanderechtstoestandofrechtsverhouding.1 Indezegevallenwordt juistgeenverklaringvoorrechtomtrentderechtsverhoudingtussenpartijengegeven. Onder de oude wet was er dus wel grond voor twijfel of in deze gevallen arbitrage mogelijkwas.Art.620Rv(oud)sprakvangeschillenomtrentrechten.Daaromkoosmen soms voor de weg van het bindend advies. Maar ook werd sinds jaar en dag in de productenhandel pure kwaliteitsarbitrage (dus arbitrage buiten geschil) toegepast. On- zekerbleefofdiekwaliteitsarbitragewerkelijkarbitrageindezinderwetwas.Denieuwe wetheefteeneindgemaaktaandezeonzekerheidenduidelijkgestelddatdezebeslissingen onder arbitrage vallen. In Lid 1 en 4 van art. 1020 Rv maakt de wet een onderscheid tussen twee typen arbitrage zichtbaar. Dit correspondeert met het onderscheid tussen twee typen bindend advies, hiervoor behandeld in aant. 7 bij het Opschrift van dit boek (onzuiver of oneigenlijk bindend advies respectievelijk zuiver of eigenlijk bindend advies). De twee- delingisterugtevindeninhetoud-Nederlands,hetmiddeleeuwsenhetRomeinsrecht. Deze hangt samen met het (overigens niet altijd helder gemaakte) onderscheid tussen ‘arbitri’, die rechtspraak bedreven, en ‘arbitratores’ (arbitrateurs), die als goede mannen (‘boniviri’)hulpverleendenbijdadingen(vaststellingsovereenkomsten)doorbijvoorbeeld deprijsvaneenzaakofhetloonvooreenwerktebepalen.2 Intalvananderelandentreft men dezelfde tweedeling aan onder velerlei benamingen.3 Historisch, internationaal en praktisch bezien heeftdewetgever eenleemte indewetherstelddoordebeslissingenals omschreven in lid 4 onder arbitrage te begrijpen. Een gewoon arbitraal beding dat toekomstige geschillen aan arbitrage onderwerpt omvatookdevaststellingenenbepalingenbedoeldonderaenb,voorzoverdezebinnen hetkader vandebeslechtingvaneengeschilplaatsvinden.Indienpartijenechterarbiters bevoegdheidwillenverschaffenomdebeslissingenbedoeldonderaenbbuitengeschilte geven (als enkele vaststelling/bepaling), zullen zij dit duidelijk in de overeenkomst tot arbitrage moeten vermelden.4 Het geven van een feitelijke beslissing, al is deze een 1.Vgl.G.Parser,Hetdeclaratoirvonnis(pft.),Amsterdam:1903,p.101. 2.Zieondermeer:RenéDavid,L’arbitragedanslecommerceinternational,Parijs:1982,p.118e.v.,C.H.Beekhuis, Alsgoedemannennaarbillijkheid,gedenkboekVijfenzeventigjaarbouwarbitrage1907-1982,1982,p.201-215, Heemskerk,Haardt-bundel1983,p.233-235,R.G.T.Bleeker,in:HonderdjaarRaadvanArbitragevoordeBouw 1907-2007,o.r.v.M.A.B.Chao-Duivis,InstituutvoorBouwrecht,’s-Gravenhage2007,p.279e.v. 3.Zienaderbijv.Sanders,Arbitration,nr.7-9. 4.ZieookA.J.vandenBerg,TvA1984,p.176e.v.en–metkritiekopdewetgever–J.C.Schultsz,TvA1988, p.171e.v. 78
Description: