T E K ST EN U I T L EG PRAKTLSCHE BIJBELVERKLAR1NG DOOR PROF.DR F. M. TH. BOHL en PROF. PR. A. VAN VELDHUIZEN II. HET NIEUWE TESTAMENT MET MEDEWERKING VAN Prof, Dr. J. A. C. VAN LEEUWEN, Prof. DR. H. M. VAN NES, Dr. J. TH. UBBINK, Drs J. WILL.EMZE en Prof Dr. J. DE ZWAAN. PAULUS EN ZIJN BRIEF AAN DE ROMEINEN DOOR PROF. DR. A. VAN VELDHUIZEN DERDE DRUK J. B. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG PAULUS EN ZIJN BRIEF AAN DE ROMEINEN TEKST E\ UITLEG PRAKTISCHE BIJBELVERKLARING DOOR PROF. DR. F. M. TH. BOHL EN PROF. DR. A. VAN VELDHUIZEN II. HET NIEUWE TESTAMENT MET MEDEWERKING VAN PROF. DR. J. A. C. VAN LEEUWEN, PROF. DR. H. M. VAN NES, DR. J. TH. U B B I N K, DRS. J. WILLEMZE EN PROF. DR. J. DE ZWAAN PAULUS E\ ZIJN BRIEF AAN DE ROVIEI\EV DOOR DR. A. VAN VELDHUIZEN HOOGLEERAAR VANWEGE DE NED. HERV. KERK AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE GRONINGEN DERDE BIJGEWERKTE DRUK BIJ J. B. WOLTERS' U.M. - GRONINGEN, DEN HAAG, 1927 1 BOEKDRUKKERIJ VAN J. B. WOLTERS INLEIDING. I. DE SCHRIJVER. 1. Paulus' leven. Paulus werd te Tarsus in Cilicië geboren, Ha 9: 11, 22: 3. Zijn ouders, vermoedelijk welgestelde lieden, Fp 4: 12, in het bezit van het Tarsisch burgerrecht, Ha 21 : 39, waren volbloed Joden. Ze spraken Araméesch, de landstaal van Palestina 2 Ko 11 : 22, GI 1 : 13 v., Fp 3: 5 en waren Farizeeën, Ha 23: 6. Dit zoowel als het wonen van een gehuwde zuster te Jeruzalem, Ha 23: 16, wijst op een nauw verband met het land der vaderen. De bewering van een kerk- vader, dat Paulus in Galiléa geboren en van daar met zijn ouders na de verovering door de Romeinen naar Tarsus gegaan zou zijn, kan wellicht in zooverre juist wezen, dat zijn ouders vóór zijn geboorte reeds vandaar naar Cicilië zijn gekomen. Het geërfde Romeinsche burgerschap kan bijvoorbeeld verklaard worden, doordat zijn vader het als vrijgelatene ontving, Ha 22: 28. Behalve den voornaam Saul, dien hij bij de besnijdenis ontving, Fp 3: 5, droeg hij den Latijnschen toenaam Paulus, d. i. „de kleine". De gewone Romeinsche namen bestonden uit drie elementen, dus één meer dan bij ons. Er zijn namen bekend als Lucius Sergius Paulus. Daar is ook Paulus een persoonlijke bijnaam, maar de tweede is zooveel als onze „van", de familienaam. Dezen nam in bepaalde gevallen een vrij- gelatene van zijn beschermer over, somtijds wat gewijzigd. Dit te weten behoedt ons voor de dwaling, dat Paulus bij zijn bekeering werd om- gedoopt en van Saulus een Paulus werd. Saul is een vermaarde klank in den stam Benjamin, doch minder geschikt voor den zendeling in de Grieksch-Romeinsche wereld. Als jongeling had hij te Tarsus met de Oostersche beschaving en het heidendom kennis gemaakt. De eigenaardige ligging van die stad bracht mee, dat ze de vermenging zag van Oostersche invloeden met de Grieksche kultuur. Tal van Grieksche wijsgeeren hadden daar hun scholen, allerlei gevleugelde woorden kon men er opvangen. In allen gevalle is het van belang, dat Paulus in de Jodenbuurt van een der groote verkeerscentra der oude wereld heeft geleefd en dat hij — een gewoon verschijnsel ook bij de tegenwoordige Israelieten — er de voor- keur aan gaf, in de groote steden te arbeiden. 6 (cid:9) INLEIDING.(cid:9) Paulus' leven. De jonge man werd naar Jeruzalem gezonden om daar te studeeren voor rabbi. Hij volgde het onderwijs van Gamáliël, Ha 22 : 3, en raakte thuis in het stelsel der schriftgeleerden. Als Farizeeër was hij aanvanke- lijk niet een van de felste tegenstanders der jonge Christengemeente, Ha 5:34 v., 15:5, maar wel een vurig ijveraar voor vaderlijke wet en overleveringen, Gl 1 : 14, Ha 22: 3. Later spreekt hij niet van een zonnige jeugd. Hij vindt dat verleden niet bevredigend. Het vormt den donkeren achtergrond van het zijn in Christus. Zijn streven bracht hem niet wat hij zocht. „Gaan studeeren" leidt wel vaker tot ontnuchte- ringen, Rm 7, Gl 2 : 19, Fp 3: 6. Paulus was te goeder trouw. We moeten niet denken aan een tegen beter weten ingaan, Ha 23: 1, 26: 9, 2 Tm 1: 3. We kunnen zijn jeugd met die van Luther vergelijken, die stellig den hemel verdiend zoude hebben — indien dit mogelijk ware. De felheid tegen de Christenen ontbrandde eerst, toen van Stéfanus krasse woorden tegen wet en tempel waren gehoord, Ha 6: 8-14. Met hart en ziel was Paulus dan ook bij het vermoorden van dien martelaar; de zelóot, de ijveraar, ontwaakte in hem, Ha 7 : 58, 22 : 20, 26 : 10. Hij begon de Christenen te vervolgen uit alle macht, Ha 8 : 3, 9 : 1 v., 13 v., 22: 4 v., 26: 9-11, 1 Ko 15: 9, G1 1 : 23, Ef 3: 8, 1 Tm 1 : 12. Zijn tochten strekten zich zelfs tot Damáskus uit, waar de Joden onder toezicht van Jeruzalem stonden, Ha 26: 12. Onderweg naar Damáskus werd hij door den verhoogden Heer tot stilstand gebracht. Van een voorbereiding tot die bekeering spreekt hij zelf slechts in ontkennenden zin, 1 Ko 15: 8. Groot is het ver- schil in Gods leiding van een Paulus of van een Johannes. De laatste komt zoo geleidelijk tot het licht, het is een geboren worden zonder het zelf te weten. In Christus heeft hij alles — hoeveel, dat wordt hem eerst later duidelijk. De zomer is gekomen zonder Maartsche buien. Maar bij Paulus vertoont zich een katastrófe. Daar komt een zondvloed, die alle sporen van het oude leven wegvaagt. Voor Johannes komt het slechts aan op geboren worden om te leven. Paulus moest sterven om geboren te kunnen worden. De ontmoeting van den verhoogden Heer was voor hem dood en leven te gelijk. Bij de vlammen van het ver- brandend oude bestaan zag hij het ware levenslicht. Dat heeft hij niet anders kunnen verklaren dan als een wonder van Christus' genade. En al wat zielkundigen hierover hebben gepeinsd, brengt ons niet verder dan Paulus. Wanneer een De Lagarde spreekt van de hallucinatie van een waanzinnigen epilepticus, dan toont hij beter te kunnen schelden dan verklaren. Ongetwijfeld moet bij den Christenvervolger wel eens de vraag zijn gerezen: als de Christenen eens gelijk hadden, als Jezus eens de Messias was? Maar neen, die gedachte duwde hij omlaag. Een gehangene, een gevloekte — de Christus, onmogelijk! Spraken in de twistgesprekken Paulus' leven. (cid:9) INLEIDING. (cid:9) 7 met Paulus de Christenen er van, dat Jezus' dood, door hem zelf voor- zegd, heil bracht, dan moet hij zich met afschuw van wat hem Gods- lastering was, hebben afgewend. Later herinnert hij zich levendig, wat een ergernis het kruis van Christus voor den Jood is, 1 Ko 1 : 23. Wat op den weg naar Damáskus gebeurde Ha 9 : 3 v., 22 : 6 v., 26 : 12 v. is niet te verklaren als een evolutie, doch als een revolutie. Dit oogenblik splitst het leven van Paulus in twee deelen, 1 Ko 9 : 1, 15 : 8, 2 Ko 4 : 4, d6, 5: 16, G1 1 : 12-16, Fp 3: 7 v. Niet als de lang verwachte dageraad, doch als een verbijsterende bliksemstraal kwam Christus. Paulus weet, wat vizioenen zijn, maar die gebeurtenis houdt hij voor iets anders, een volle werkelijkheid, de geweldigste uit zijn leven, waardoor alles is omgezet, 1 Ko 9: 1, 15: 3-8. Hij was overwonnen, ontwapend door de vijandsliefde des Heeren. Dus Jezus was toch de verhoogde Messias en het was zaligheid, door hem vernederd en opgebeurd te zijn. Hij kan niet laten, voor hem uit te komen. Het was geen moeten, maar een mogen. Hij noemt zich den slaaf van Christus en het is geen slavernij, maar heerlijkheid, een liefde- dienst, die hem nooit heeft verdroten. De elektrische stroom is gegaan rondom de stalen naald, die heen en weer slingerde, en het is een magneet- naald geworden met één richting, 2 Ko 4: 4, 6, 5: 16, 17, G. 6: 15. Paulus weet zich gegrepen door Christus, Fp 3: 12. Zijn roeping wordt hem klaar, Rm 1 : 1, G1 1 : 15. Zijn leven van thans, zijn toekomst, zelfs zijn verleden ziet hij in het licht, dat bij Damáskus daagde. Na een stil verblijf van drie jaren in Arabië — het kwam in de oud- heid meer voor, dat zij, die Gods hand gevoeld hadden, een tijdlang de eenzaamheid zochten om de hemelsche aanraking te laten doorwerken—, na een inkubatietijdperk, G1 1 : 17, 2 Ko 11 : 32, kwam Paulus veertien dagen in Jeruzalem doorbrengen, Ha 9: 23. Nu zag hij de heilige stad met andere oogen dan voorheen. Hij maakte kennis met den apostel- kring, bepaaldelijk met Petrus en Jakobus, den broeder des Heeren, en maakte indruk door zijn prediking, Ha 9 : 26, 26 : 20, Rm 15 : 19, GI 1 : 23. Toen de discipelkring zich voor hem schuchter ontsloot, was de renegaat te Jeruzalem niet langer veilig. Hij reisde naar zijn geboorteplaats, Ha 9 : 28 v., 22 : 18-21, Gl 1 : 21. Vandaar haalde hem Bárnabas, dezelfde die hem te Jeruzalem had binnengeleid, Ha 9:27, naar de Christen- gemeente uit de heidenen in het Syrische Antiochië, Ha 11 : 25. Zijn vorming en bekendheid met Hebreeuwsch en Grieksch vermeerderden zijn invloed. Een tijdlang arbeidde hij daar met grooten zegen, Ha 11 : 26. De gemeente breidde zich gestadig uit, zeker meer door den arbeid van Barnabas en Paulus, dan van de andere profeten, Ha 13 : 1 v. Hierom zal het geweest zijn, dat Barnabas en Saulus voor het zendings- werk afgezonderd moesten worden, Ha 13: 1 v. Nu komen de zendingsreizen. Aanvankelijk staat de naam van Barnabas
Description: