ebook img

StAB Jurisprudentietijdschrift 2014, 2 - Stichting Advisering PDF

94 Pages·2014·0.34 MB·Dutch
by  
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview StAB Jurisprudentietijdschrift 2014, 2 - Stichting Advisering

S t A B 2 / 2 0 1 4 Inhoud 7 Artikel 12 Milieu/natuur/water 42 Ruimtelijke ordening 80 Schadevergoeding 90 Registers 2 2014 StAB Jurisprudentietijdschrift voor omgevingsrecht Inhoud Algemeen 7 Artikel 12 Milieu/natuur/water 42 Ruimtelijke ordening 80 Schadevergoeding 90 Registers StAB Artikelen en annotaties zijn op persoonlijke titel geschreven. Jurisprudentietijdschrift op het gebied van ruimtelijke ordening, milieubeheer en water. Een uitgave van Stichting Advisering Uitgever Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening. Boom Juridische uitgevers Zie voor wekelijkse nieuwsberichten en diverse Paleisstraat 9 zoekmogelijkheden binnen het tijdschrift: www.stab.nl Postbus 85576, 2508 CG Den Haag Citeertitel: StAB 2014, nr. … tel. (070) 330 70 33, fax (070) 330 70 30 In 2014 zal StAB verschijnen in de maanden maart, juni, e-mail [email protected], website www.bju.nl september en december. Abonnementen Redactie StAB verschijnt vier keer per jaar. De abonnementsprijs Milieuwetgeving: bedraagt € 228 (excl. btw, incl. verzendkosten). Dit is inclusief Mr. H.P. Nijhoff (070) 315 01 44 toegang tot de website www.omgevingsrecht-updates.nl. bc. M. Zuijderduijn Voor abonnementen neem contact op met Boom Ruimtelijke ordening: distributiecentrum via (0522) 23 75 55 of Mr. G.A. Keus (070) 315 01 30 [email protected]. Mr. R.H. van Marle (070) 315 01 37 Mr. P.A. Petri-Dongen (070) 315 01 77 Schadevergoeding: Open Access beleid Mr. ir. O.W.J.M. Scholte (070) 315 01 56 Zes maanden na verschijning van het artikel staat het de auteur bc. P.A.H.M. Willems (070) 315 01 75 vrij om de definitieve pdf van zijn wetenschappelijke publicatie op het internet toegankelijk te maken. Voor meer informatie zie www.bju.nl/open_access. Boom Juridische uitgevers gaat ervan Annotaties: uit dat de auteur akkoord is met de daar te vinden Mevr. prof. mr. A.B. Blomberg, mevr. mr. G.M. van den Broek, licentievoorwaarden. mevr. mr. drs. M.M. Kaajan, mr. T.E.P.A. Lam, mevr. mr. V.M.Y. van ’t Lam, prof. mr. A.G.A. Nijmeijer, mevr. mr. D.S.P. Roelands-Fransen ISSN 1573-806X Aanwijzing voor auteurs Een auteur die een bijdrage voor dit tijdschrift aanlevert, geeft de uitgever tevens een niet-exclusief recht de bijdrage geheel of gedeeltelijk op te nemen in de door Boom Juridische uitgevers (al dan niet in samenwerking met derden) geëxploiteerde database(s). 2 Inhoud Milieu/natuur/water 12 14-27 26 14-31 ABRvS 15 januari 2014, nr. ABRvS 5 februari 2014, nr. 201305276/1/A4 (Staatssecretaris I en 201304822/1/A4 M/voorwaarde) (ECLI:NL:RVS:2014:65) (Nieuwkoop/dwangsombesluit) Geen wettelijke grondslag voor voorwaarde (ECLI:NL:RVS:2014:330) verbonden aan de overbrenging van afvalstof- Heroverweging dwangsombesluit kan zijn fen. gebaseerd op andere wetsgrondslag dan het primaire besluit. Uien(schillen) zijn aan te mer- ken als afvalstof. 13 14-28 Rb. Amsterdam 17 januari 2014, nr. AMS 12/6259 en AMS 13/106 (Minister van I 30 14-32* en M/snelheidsverhoging) ABRvS 12 februari 2014, nr. (ECLI:NL:RBAMS:2014:136) 201210530/1/A4 Bij besluit tot snelheidsverhoging is onvol- (Duntamadiel/omgevingsvergunning) doende rekening gehouden met de gezondheids- (ECLI:NL:RVS:2014:388) belangen van omwonenden. Aan een milieuneutrale omgevingsvergunning (voorheen melding) kunnen voorschriften wor- den verbonden die leiden tot een (verdere) 20 14-29 beperking van de milieugevolgen die op grond Rb. Oost-Brabant zittingsplaats van de bestaande vergunning zijn toegestaan. ’s-Hertogenbosch 27 januari 2014, nr. SHE 13/3886 (Gemert-Bakel) (ECLI:NL:RBOBR:2014:279) 34 14-33 Geen aanleiding om vanwege volksgezondheids- ABRvS 12 maart 2014, nr. risico’s door geurhinder af te wijken van de 201307900/1/A4 afstandsnormen die zijn opgenomen in de Wet (Boxmeer/omgevingsvergunning) geurhinder en veehouderij. (ECLI:NL:RVS:2014:888) Een milieuvergunning die niet in werking is getreden, kan van rechtswege vervallen. 24 14-30 ABRvS 5 februari 2014, nr. 201001848/1/A4 en 201300528/1/A4 36 14-34 (GS Limburg/milieuvergunning) ABRvS 19 maart 2014, nr. (ECLI:NL:RVS:2014:285) 201303868/1/R4 (GS Nu significante gevolgen van de activiteit voor Drenthe/vergunningplicht) Belgische Natura 2000-gebieden niet kunnen (ECLI:NL:RVS:2014:942) worden uitgesloten, heeft de provincie ten Concurrent is belanghebbende. Het verwijderen onrechte nagelaten om een passende beoorde- van zand uit een onderwaterdepot is geen ont- ling te maken in het kader van de milieuvergun- gronding zodat geen vergunning is vereist. ningen. StAB 2 / 2014 Inhoud 3 Ruimtelijke ordening 38 14-35 42 14-36 ABRvS 25 maart 2014, nr. ABRvS 8 januari 2014, nr. 201307685/3/R2 201305948/1/A4 (Raamsdonk/relativiteitsvereiste) (Dinkelland/omgevingsvergunning (ECLI:NL:RVS:2014:1155) veranderen veehouderij) Toepassing relativiteitsvereiste is niet in strijd (ECLI:NL:RVS:2014:8) met het Unierecht. Aan vereisten van gelijkwaar- Wgv. Geurnorm. Begrip bebouwde kom. digheid en doeltreffendheid wordt voldaan. 43 14-37 Rb. Zeeland-West-Brabant 10 januari 2014, nr. AWB 13_3256, BRE 13/3256 WABOA en BRE 13/3802 WABOA (Zundert/omgevingsvergunning) (ECLI:NL:RBZWB:2014:96) Bekendmaking beheersverordening. 44 14-38 ABRvS 29 januari 2014, nr. 201207404/1/R2 (Laarbeek/bestemmingsplan ‘Kanaaldijk Aarle-Rixtel’) (ECLI:NL:RVS:2014:259) Beroep supermarkt. Geluidhinder. Awb. Relati- viteitsbeginsel. 45 14-39* ABRvS 29 januari 2014, nr. 201211986/1/R4 (GS Zuid-Holland/reactieve aanwijzingen) (ECLI:NL:RVS:2014:175) Strijdigheid met verordening. Geen zienswijze. Bevoegdheid geven reactieve aanwijzing. 46 14-40 ABRvS 29 januari 2014, nr. 201302106/1/A2 (Staat der Nederlanden/overschrijding redelijke termijn) (ECLI:NL:RVS:2014:188) Redelijke termijn inzake bezwaar- en beroeps- fase. StAB 2 / 2014 4 Inhoud 52 14-41 62 14-46 ABRvS 29 januari 2014, nr. ABRvS 5 februari 2014, nr. 201303446/1/R1 (Den 201306797/1/R6 Helder/bestemmingsplan ‘Willemsoord (Nieuwegein/bestemmingsplan ‘Windpark 2012’) (ECLI:NL:RVS:2014:230) Nieuwegein’) (ECLI:NL:RVS:2014:351) Aantasting cultuurhistorische waarden. Awb. Effecten windturbines op vleermuizenpopulatie. Relativiteitsbeginsel. Relativiteitsbeginsel. 53 14-42 64 14-47 ABRvS 5 februari 2014, nr. Rb. Noord-Holland zittingsplaats Alkmaar 201304338/1/A1 11 februari 2014, nr. AWB-13_954 (Heemstede/omgevingsvergunning (Langedijk/omgevingsvergunning) dakopbouw) (ECLI:NL:RVS:2014:322) (ECLI:NL:RBNHO:2014:1043) Begrip dakopbouw. Artikel 4 bijlage II Bor. Aantal parkeerplaatsen bij verkoop- en winkel- ruimte. Aangepaste tekening waarop in totaal 37 parkeerplaatsen zijn ingetekend. Herstellen 55 14-43* gebrek. ABRvS 5 februari 2014, nr. 201304840/1/R4 (Aa en Hunze/bestemmingsplan ‘Rolderstraat 8 66 14-48 Grolloo, Dierenpension De Open Ruimte’) ABRvS 12 februari 2014, nr. (ECLI:NL:RVS:2014:333) 201303250/1/R4 (Den Artikel inzake ontheffingsbevoegdheid in provin- Haag/bestemmingsplan ciale verordening onverbindend. Vernietiging ‘Oostduin-Arendsdorp’) provinciale ontheffing. (ECLI:NL:RVS:2014:417) Mogelijkheden SVBP 2008. Maatbestemming serviceflat. 58 14-44* ABRvS 5 februari 2014, nr. 201305293/1/R1 67 14-49* (Oldenzaal/bestemmingsplan ‘Hanzepoort’) ABRvS 19 februari 2014, nr. (ECLI:NL:RVS:2014:340) 201306647/1/R1 Wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding bedrij- (Waterland/bestemmingsplan ‘Watergang venterrein. Toepassing SER-ladder. Bro. – Bedrijventerrein De Dollard’) (ECLI:NL:RVS:2014:570) Uitbreiding bedrijventerrein. Provinciale veror- 61 14-45 dening. Begrip stedelijke ontwikkeling. SER- ABRvS 5 februari 2014, nr. ladder. Relativiteitsbeginsel. 201305401/1/A1 (Rijssen-Holten/intrekking bouwvergunning) (ECLI:NL:RVS:2014:343) Bevoegdheid intrekking bouwvergunning. Onjuiste of onvolledige opgave. StAB 2 / 2014 Inhoud 5 Schadevergoeding 69 14-50* 80 14-54* ABRvS 26 februari 2014, nr. ABRvS 26 februari 2014, nr. 201305787/1/R1 201303658/1/A2 (Wijchen/planschade) (Edam-Volendam/bestemmingsplan (ECLI:NL:RVS:2014:631) ‘Monnickendam Binnen de Vesting 2013’) Nu het oude bestemmingsplan geen zelfstan- (ECLI:NL:RVS:2014:653) dige bouwmogelijkheden voor extra woningen SER-ladder en wijzigingsbevoegdheid. DPO. op de percelen bood, leidt het vervallen van die bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmings- plan niet tot een planologisch nadeliger situatie. 72 14-51 Rb. Rotterdam 12 maart 2014, nr. ROT 14/796 83 14-55* (Rotterdam/omgevingsvergunning) ARRvS 5 maart 2014, nr. (ECLI:NL:RBROT:2014:1813) 201304157/1/A2 Kennisgeving omgevingsvergunning voor acht (Wageningen/planschade) windturbines ook in aangrenzende gemeente. (ECLI:NL:RVS:2014:745) Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten dat op de begane grond 74 14-52* van het appartementengebouw nog steeds een ABRvS 12 maart 2014, nr. ambachtsbedrijf kon worden uitgeoefend, 201307738/1/R2 (De Ronde omdat voor de uitoefening van een ambachtelijk Venen/bestemmingsplan ‘Zonne-energie bedrijf ingrijpende bouwkundige aanpassingen A2 Abcoude’) (ECLI:NL:RVS:2014:902) nodig zouden zijn geweest. Energiepark in strijd met provinciale verorde- ning. 85 14-56* ABRvS 26 maart 2014, nr. 76 14-53* 201211818/1/A2 (Texel/planschade) ABRvS 16 april 2014, nr. (ECLI:NL:RVS:2014:1037) 201306684/1/A1 Dat realisering van een winkelbestemming in (Amsterdam/verbouwingsvergunning) economisch opzicht onwaarschijnlijk is, bete- (ECLI:NL:RVS:2014:1331) kent niet dat deze met aan zekerheid gren- Woonboot. Verbouwingsvergunning en omge- zende waarschijnlijkheid uitgesloten was. vingsvergunning. StAB 2 / 2014 Artikel 7 Het normale maatschappelijke risico: zonder meer 2%? 1. Inleiding Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het normale maatschappelijk risico bij planschade verankerd in een wettelijke regeling (art. 6.2 Wro). Hoewel het onder de jurisprudentie van de Kroon1 nog wel geaccepteerd werd dat burgers een bepaalde last zelf dienden te dragen, was er in recente jurisprudentie van de Afdeling, tot de inwerkingtreding van de Wro, weinig mogelijkheid om met het normale maatschappelijke risico rekening te houden bij het toekennen van een (toen nog) planschadevergoeding. Volgens de Afdeling was er geen ruimte voor de toepassing daarvan.2 Kort gesteld houdt het normale maatschappelijke risico in dat in geval van planschade, een deel daarvan voor rekening van de planschadeclaimer dient te blijven. Hoewel de wetgever de achtergrond van artikel 6.2 Wro in de memorie van toelichting uitgebreid beschreef, bleek er over de interpretatie van het desbetreffende artikel en de toepasbaarheid daarvan in de praktijk nogal wat ruis te bestaan.3 Zo bestond er geen duidelijkheid over de vraag of artikel 6.2 lid 1 Wro kan worden toegepast als lid 2 van dat artikel op grond van overgangsrecht niet van toepassing is en was ook niet duidelijk onder welke omstandigheden een hoger percentage dan het in artikel 6.2 lid 2 Wro genoemde percentage van 2 kan worden toegepast. In recente uitspraken van de Afdeling is antwoord gegeven op die vragen in geval van indirecte plan- schade.4 Als gevolg van die uitspraken is de vervolgvraag ontstaan of de door de Afdeling ontwikkelde criteria zonder meer moeten worden toegepast. Met andere woorden: moeten de criteria ook worden getoetst in geval het percentage van 2 (en niet een hoger percentage) wordt toegepast en kan derhalve sprake zijn van situaties waarin het normale maatschap- pelijke risico niet van toepassing is, omdat toetsing van de door de Afdeling ontwikkelde criteria een negatieve uitkomst heeft? In dit artikel is getracht een antwoord te geven op die vragen. Daarbij wordt opgemerkt dat de vragen, en dus ook de beantwoording daarvan, alleen zien op indirecte planschade. Het normale maatschappelijke risico bij directe planschade is buiten beschouwing gelaten. In het artikel zal eerst een korte uiteenzetting worden gegeven van artikel 6.2 Wro en de wetgeschiedenis daarvan. Daarna zal de recente jurisprudentie van de Afdeling ten aanzien van het normale maatschappelijke risico worden besproken. Ten slotte zal aan de hand van de uitspraak van de Afdeling van 5 september 20125 een antwoord gegeven worden op de in dit artikel centraal staande vragen. 2. Artikel 6.2 Wro Artikel 6.2 Wro bestaat uit twee leden. In het eerste lid wordt aangegeven dat binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager blijft. In het tweede lid is aangegeven welke vormen van schade en welk 1 Zie bijv. KB 16 oktober 1972, BR 1972/737 (Hoensbroek). 2 Zie bijv. ABRvS 6 mei 2004, nr. 200304627/1 (Jacobswoude). 3 Zie bijv. W. Dijkshoorn, ‘Over de problemen die in “ieder geval” en “twee procent” in artikel 6.2 Wro met zich brengen en hoe deze problemen kunnen worden opgelost’, Gst 2011/93; M.K.G. Tjepkema, ‘Planschade als maatschappelijk ongemak?’, TBR 2012/84; J.H.J. van Erk en C.M.L. van der Lee, ‘Planschade en normaal maatschappelijk risico: is 2% de norm?’, TBR 2013/80; F. Limpens-Cuijpers en A. Snijders, ‘Normaliseren zonder normen?’, Gst. 2013/26. 4 ABRvS 29 februari 2012, nr. 201104750/1/A2 (Tilburg); ABRvS 21 november 2012, nr. 20120433/T1/A2 (Heeze-Leende); ABRvS 5 september 2012 en 28 augustus 2013, nrs. 20111311/1/T1/A2 (Heiloo). 5 Nr. 20111311/1/T1/A2 (Heiloo). StAB 2 / 2014 8 Artikel deel van die schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager blijven. Het betreft schade in de zin van inkomensderving en waardevermindering van een onroerende zaak. In die gevallen blijft in ieder geval 2% van het inkomen onmiddellijk voorafgaand aan het ontstaan van de schade, respectievelijk 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, voor rekening van de aanvrager. Dit is niet het geval indien de vermindering het gevolg is van de bestemming van de tot de onroerende zaak behorende grond of van op de onroerende zaak betrekking hebbende regels als bedoeld in artikel 3.1 Wro. Deze uitzonderingen betreffen gevallen van directe planschade in de zin van waar- devermindering van een onroerende zaak. Opgemerkt wordt dat met het accepteren van het normale maatschappelijke risico bij planschade, de beoordeling van planschade en nadeelcompensatie (de schadevergoeding als gevolg van rechtmatig handelen van een bestuursorgaan, anders dan het nemen van een besluit als genoemd in art. 6.1 Wro) naar elkaar toe lijken te groeien. Bij de beoordeling van nadeelcompensatie dient immers altijd bekeken te worden of de schade abnormaal is, dat wil zeggen of deze buiten het normale maatschappelijke risico valt, en in hoeverre de schade wegens het normale maatschappelijke risico voor eigen rekening dient te blijven. 3. Wetsgeschiedenis Aan het opnemen van een wettelijke regeling voor het normale maatschappelijke risico bij indirecte planschade lag ten grondslag dat geconstateerd werd dat een omvangrijke claimcultuur was ontstaan met betrekking tot planschade.6 Gebleken was dat het aantal schadevergoedingen op basis van (toen nog) artikel 49 Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) dui- delijk was gestegen. Ook het aantal toegewezen verzoeken en de hoogte van de toegekende schadevergoedingen was toegenomen. Als oorzaken voor die toename werden – naast de algemene trend van juridisering binnen de samenleving – genoemd: ruimtelijke ontwikkelingen die tot verdichting van bebouwing en het gebruik van nog open ruimte leiden, alsmede een verschuiving van de opvatting over de verhouding van algemeen belang en persoonlijk belang, waarbij het persoonlijk belang niet kan worden geschaad, ook al is het algemeen belang daarbij gebaat, tenzij daar een compensatie tegenover staat.7 Rechtsvergelijkend onderzoek van planschaderegelingen in andere Europese landen leerde voorts dat er in die landen beperktere mogelijkheden waren om een (succesvol) beroep te doen op een planschaderegeling.8 Gelet op het voorgaande, werd besloten om de planschaderegeling te herzien. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Wet ruimtelijke ordening is aangegeven dat het uitgangspunt van de regeling, zoals opgenomen in het voormalige artikel 49 WRO, is: de aanspraak op een vergoeding van schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven. Dit uitgangspunt wordt nog steeds ondersteund. Aangegeven is dat lid zijn van de samenleving en het deelnemen aan het maatschappelijk leven inhoudt dat de lusten en lasten daarvan worden aanvaard. De wetgever is van mening dat een benadeelde in beginsel een nadeel zelf behoort te dragen. Alleen als het nadeel redelijkerwijs niet meer door het individu gedragen kan worden, is een compensatie op zijn plaats. Gelet hierop, is de wetgever van mening dat alleen die schade vergoed dient te worden die uitkomt boven de financiële nadelen die tot het maatschappelijke risico behoren, dat elke burger behoort te dragen. De term ‘planschadevergoeding’ is volgens de wetgever dan ook niet meer gepast en dient vervangen te worden door het begrip ‘tegemoetkoming in de schade’.9 De wetgever heeft gekozen voor een forfaitaire benadering, waarbij een vermindering van de waarde van een onroerende zaak of een vermindering van het betrokken inkomen die niet uitkomt boven de 5%10 van die waarde of dat inkomen, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Bij het vaststellen van het forfait is rekening gehouden met normaal te achten marktschommelingen in de waarde van eigendommen en inkomensposities van zelfstandigen.11 Overigens is het percentage 6 Kamerstukken II 2002/03, 28916, 3, p. 60/61. 7 Kamerstukken II 2002/03, 28916, 3, p. 61. 8 Kamerstukken II 2002/03, 28916, 3, p. 61/62. 9 Kamerstukken II 2002/03, 28916, 3, p. 62/63. 10 In eerste instantie was zelfs sprake van een percentage van 10. 11 Kamerstukken II 2002/03, 28916, 3, p. 63. StAB 2 / 2014 Artikel 9 van 5 bij amendement (van de leden Lenards, Van Bochove en Verdaas) verlaagd naar 2.12 Dit percentage is uiteindelijk ook opgenomen in artikel 6.2 lid 2 Wro. Uit de memorie van toelichting behorende bij het wetsvoorstel van de Wet ruimtelijke ordening blijkt voorts dat artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM geen belemmeringen bevat ten aanzien van de genoemde regeling. Van belang daarbij is dat de forfaitaire regeling niet dient te worden toegepast in geval van directe planschade in de zin van waarde- vermindering van het eigen perceel. Het normale maatschappelijke risico moet echter wel worden betrokken bij de vast- stelling van de hoogte in geval van directe planschade. Voorts wordt door de wetgever aangegeven dat burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de voorgestelde forfaitregeling in een concrete situatie. Een nadere onderbouwing van de omstandigheden waaronder kan worden afgeweken, is in de memorie van toelichting niet gegeven. 4. Jurisprudentie Recente jurisprudentie geeft aanknopingspunten over de invulling van het normale maatschappelijk risico. In de eerste uitspraak13 over dit onderwerp overwoog de Afdeling: ‘2.11.1. De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maat- schappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen. Omstandigheden die in acht worden genomen zijn verder de aard van de maatregel en de aard en de omvang van het daardoor veroorzaakte nadeel.’ Uit de uitspraak blijkt dat beoordeeld moet worden of de schadeveroorzakende ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Voor de beoordeling daarvan zijn bepaalde omstandigheden van belang. In een latere uitspraak van de Afdeling,14 werden de omstandigheden op een rijtje gezet: 1. Structuur omgeving. 2. Het ruimtelijk beleid. 3. De afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager. 4. De aard en omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel. Van belang is dat voornoemde uitspraken gevallen betroffen waarin artikel 6.2 lid 2 Wro niet van toepassing was. Dit had te maken met overgangsrecht. De uitspraken geven derhalve mijns inziens alleen antwoorden op de vraag of het normale maatschappelijke risico kan worden toegepast in geval artikel 6.1 lid 1 Wro uitsluitend van toepassing is en welke criteria bij de toepassing van artikel 6.1 lid 1 Wro in dat geval een rol spelen. Antwoord op de vragen of artikel 6.2 lid Wro zonder meer kan worden toegepast, zonder nadere toetsing, en welke criteria gehanteerd moeten worden indien een hoger percentage dan 2 als het normale maatschappelijke risico wordt toegepast, geven de uitspraken dus niet. De tussenuitspraak van de Afdeling van 5 september 201215 betrof een geval waarin wel sprake was van toepassing van artikel 6 lid 2 Wro. In casu was bij de beoordeling van de planschadeclaim zonder meer 2% van de waarde van de onroerende zaak in mindering gebracht op de tegemoetkoming in indirecte planschade, zonder nader onderzoek of motivering. In de uitspraak werd door de Afdeling overwogen: ‘10.1. De wetgever heeft geen nadere regels gegeven voor verhoging van de forfaitaire drempel van twee procent, als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro. Dit doet echter niet af aan de zelfstandige betekenis van het eerste lid van dat artikel. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel (Kamerstukken II 2002-2003, 28 916, nr. 3, blz. 63) valt af te leiden dat alleen die schade wordt vergoed welke uitkomt boven de financiële nadelen die behoren tot het maatschappelijke risico dat elke burger behoort te dragen en dat het normale maatschappelijke risico, 12 Kamerstukken II 2005/06, 28916, 17. 13 ABRvS 29 februari 2012, nr. 201104750/1/A2 (Tilburg). 14 ABRvS 21 november 2012, nr. 201204333/T1/A2 (Heeze-Leende). 15 Nr. 201113115/1/T1/A2 (Heiloo). StAB 2 / 2014

Description:
5 feb 2014 Begrip bebouwde kom. voor vergoeding in aanmerking komt. Uit de memorie van toelichting behorende bij het wetsvoorstel van de Wet
See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.