Op een zomeravond in augustus verdwenen twee jonge meisjes. Twee weken lang was Engeland in de ban van hun verdwijning. Maar de smeekbeden van hun ouders, de oproep van beroemdheden als David Beckham en het voetbal team van Manchester United and alle andere media aandacht mochten niet baten: de lichamen van Holly en Jessica werden uiteindelijk in een greppel gevonden. De conciërge van school werd aangehouden op verdenking van moord, zijn vriendin van medeplichtigheid.
Zestien maanden later, na een rechtszaak vol gruwelijke en vooral voor de ouders ondraaglijke details, werd Ian Huntley schuldig bevonden aan de dood van de twee. Maxine Carr, zijn vriendin, werd gestraft voor het opzettelijk belemmeren van de rechtsgang. De zaak was als een detectiveverhaal en een sinister sprookje in een verhaal over afschuw en collectieve rouw. Een zaak die tegelijk een symbool leek van de huidige samenleving en de angst van mensen voor elkaar.
‘Ik heb de hele rechtszaak van Ian Huntley gevolgd voor the Observer, en ik wilde een bespiegeling schrijven over de vraag waarom juist deze twee meisjes ons zo veel doen, terwijl we tegelijkertijd nauwelijks oog hebben voor andere, minder dramatische tragedies. De Soham-moorden en de heftige reacties van het publiek hierop wierpen vragen op over de macht van de media, de aard van roem, de gekte en euforische collectieve rouw, en de verleidelijke gevaren van overdreven medeleven.'