Dr. Jan-Paul van Wingerden Rugpijn en andere onbegrepen klachten Dr. Jan-Paul van Wingerden Rugpijn en andere onbegrepen klachten Houten2014 ISBN 978-90-368-0686-2 © 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geau- tomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die even- tueel in deze uitgave voorkomen. NUR 870 Ontwerp basisomslag: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Crest Premedia Solutions (P) Ltd., Pune, India Foto’s en illustraties: Rob van Dalen (www.robvandalen.nl) Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl V Voorwoord Een frisse en nieuwe kijk op rugpijn, het ontstaan van rugpijn en, nog belangrijker, op de patiënt met rugpijn. Dat is wat dit boek biedt. Het is een boek over een onderwerp dat ons allen aangaat. Want wie heeft er nog nooit een episode van rugpijn gekend? Vaak zo’n vermoeide pijn na een dag werken in de tuin, of al na een paar uur werken achter je bureau, turend naar je beeldscherm. Vervelend, maar ‘het zal wel weer over gaan’. We accepteren het als ‘hoort erbij’ en ‘zal de leeftijd wel zijn’. Toch is dat maar de vraag: moeten we het wel accepteren en is het niet juist een signaal van een verkeerd gebruik van de rug? Wanneer we in onze vinger snijden denken we ook niet: zal wel weer over gaan (wat natuurlijk wel zo is), maar ‘behandelen’ we de beschadiging: we plakken er een pleister op en gebruiken die vinger even minder (we nemen even, zeer lokaal, rust). Rugpijn kan ook veel erger worden, het kan mensen het leven vergallen en hen soms arbeidsongeschikt maken. Dat er tot op heden in historisch opzicht veel verschillende inzichten zijn in dit feno- meen heeft Van Wingerden er niet van weerhouden zijn eigen inzichten vanuit een ander denkraam hieraan toe te voegen. Het nieuwe en verfrissende is dat hij juist een wat vergeten vorm van denken opnieuw actueel maakt: het anatomisch-mechanische (functioneel anatomische) denken. Ditmaal aangevuld met de modernste inzichten uit de wetenschappelijke literatuur. Hij plaatst deze manier van denken als het ware in een breder perspectief. Was het biopsychosociale model een mooie vondst an sich, de uitvoering van deze gedachte ging mank aan een gebrek aan balans tussen de drie on- derdelen. De biologische component werd gemarginaliseerd. Niet geheel onbegrijpelijk want vaak wordt, zoals Van Wingerden stelt, helemaal geen aanwijsbare lichamelijke oorzaak gevonden, zijn er geen structurele afwijkingen en lijkt er dus biologisch niks aan de hand. In medische termen: er is vaak helemaal geen diagnose. De patiënt wordt opgezadeld met teksten als: ‘Leer er maar mee leven, want een behandeling is er niet.’ Toch zit daar de kneep. Heeft men wel goed gekeken naar de biologische aspecten en is er wel goed nagedacht over de relatie tussen vorm (anatomie) en functie? En inder- daad, is het niet eens tijd om de (dis)functie te analyseren? In dit boek wordt getracht om te keren op de weg van de psychologisering van klach- ten en wordt een dappere poging gedaan om een echte balans te vinden tussen de drie elementen van het biopsychosociale model. Het oude anatomisch-biomechanische denken wordt in ere hersteld, maar tegelijk wordt een dimensie toegevoegd, de patho- fysiologie: wat zijn de compensatiemechanismen van het lichaam en hoe gebruikt de gemiddelde mens (inderdaad, hij is geen patiënt) met rugklachten deze compensatie- mechanismen? Wat is de rol van druk en drukopbouw in deze compensatiemechanis- men? En wat gebeurt er als de compensatiemechanismen falen; wanneer iemand de- VI V oorwoord compenseert en patiënt wordt? Allemaal vragen waarop het antwoord wordt gegeven in heldere taal, met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk en zonder gebruik van moei- lijke woorden. Een nieuwe visie, gebaseerd op oude principes wordt gepresenteerd. De apostel Paulus schreef het al in de eerste eeuw : ‘Onderzoekt alle zaken, maar be- houdt het goede’ (1, Tes. 5:21). G. J. Kleinrensink maart 2014 VII Ten geleide Zaterdag 16 maart 2013 was de maat vol. In de grootste boekwinkel van Rotterdam trof ik een recente uitgave aan over chronische pijn. De flaptekst vermeldde dat het boek de nieuwste inzichten over chronische pijn bevat, voor iedereen helder en duidelijk uitge- legd. Aangezien het bestrijden van chronische pijn tot mijn dagelijkse werk behoort, kocht ik het boek en nam het mee naar huis. Al na de eerste bladzijden werd duidelijk dat deze uitgave de volgende was in de lange rij van boeken over chronische pijn bezien vanuit een psychologisch perspectief. Lagerugpijn, bekkenpijn, post-whiplashklachten, fibromyalgie en andere klachten werden stuk voor stuk uitgelegd als het gevolg van be- leving (emotie) en gedrag. Het lichaam zelf deed niet mee. Er was immers niets afwij- kends aan te ontdekken. Toen was voor mij de maat vol. Ik zal uitleggen waarom. In 1986 ben ik geslaagd voor mijn opleiding fysiotherapie. Door toeval kwam ik kort daarna te werken op de afdeling Anatomie en de afdeling Biomedische Natuurkunde en Technologie van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Daar maakte ik voor het eerst kennis met functionele anatomie. Functionele anatomie is een stroming binnen de ana- tomie die tracht inzicht te krijgen in de werking van het lichaam. Misschien denkt u nu: functionele anatomie, dat is toch logisch? Helaas is het beschouwen van de functionele anatomie van het lichaam minder gebruikelijk dan u zou verwachten. Anatomisch on- derwijs richt zich traditioneel op kennis van de in het lichaam aanwezige structuren. Hoe nauwkeuriger en meer in detail een student de kennis van de anatomische struc- turen beheerst, hoe hoger hij, tegenwoordig meestal zij, in aanzien staat bij de collega- studenten. Deze gedetailleerde anatomische kennis is van groot belang, bijvoorbeeld bij operaties. Gedetailleerde anatomische kennis voorkomt het per ongeluk doorsnij- den van een minuscuul bloedvaatje of het raken van een zenuwtakje met uitzonderlijke ligging. Maar gedetailleerde topografische kennis leidt niet direct tot meer inzicht in hoe een en ander werkt. Daarvoor bestaan er naast de anatomie de kinesiologie en de biomechanica. De kinesiologie tracht inzicht te krijgen in hoe de verschillende anato- mische structuren samenwerken en elkaar onderling beïnvloeden. De kinesiologie be- schrijft bijvoorbeeld hoe een spier een bot in beweging brengt. Dit vakgebied wordt on- dersteund door de biomechanica. De biomechanica is het toepassen van mechanische en natuurkundige principes en berekeningen op biologisch weefsel. Om de werking van het houding- en bewegingsapparaat te kunnen doorgronden is nauwkeurige en ge- detailleerde kennis van de anatomie alleen niet voldoende. Het vraagt ook creativiteit en vrijheid van geest om de werking van het lichaam te kunnen ontrafelen. Een voorbeeld van de functioneel anatomische benadering is de werking van de bo- venarmspier, de m. triceps surae. Deze spier zit aan de achterkant van de bovenarm en helpt de elleboog te strekken. Functioneel-anatomisch onderzoek laat zien dat deze spier ook verbindingen heeft met het omhullende weefsel van de onderarmspieren. VIII T en geleide Spanning van de triceps trekt dit weefsel op spanning en vormt zo een extra aanhech- tingsgebied voor de onderarmspieren. Geeft de triceps te weinig spanning, dan wordt het omhullende weefsel te weinig op voorspanning getrokken. Het gevolg is dat er ver- houdingsgewijs veel kracht van de onderarmspieren op de benige aanhechtingsplaats op de elleboog komt. Die kan daardoor overbelast en ontstoken raken. Dit is een mo- gelijke verklaring voor het ontstaan van een tenniselleboog. Naast de gedetailleerde anatomische kennis over de samenhang van structuren is hier ook het creatieve inzicht noodzakelijk dat spierkracht niet alleen via bot hoeft te worden overgedragen. De traditionele, structurele anatomie heeft bijgedragen tot veel topografische kennis over het lichaam, maar heeft ons daarbij ook vastgelegd in een sterk gereduceerd beeld van het menselijk lichaam. Dit gereduceerde beeld beperkt niet alleen ons inzicht in de werking van het lichaam, maar belemmert tevens onze creatieve mogelijkheden tot het vinden van oplossingen voor lichamelijke problemen. Hier ligt de kern van waarom rug- klachten zo moeizaam te behandelen zijn. De traditionele anatomie laat medici en we- tenschappers zich focussen op de weefsels waaruit de rug is opgebouwd. Al decennia- lang zijn er pogingen ondernomen het verband te ontdekken tussen rugklachten en de kwaliteiten en mate van verandering van de betrokken weefsels. Inmiddels is duidelijk dat deze benadering niet tot de gewenste antwoorden leidt. Door de introductie van het biopsychosociale model heeft de wetenschap de mogelijkheid gekregen andere aspecten dan lichamelijke in ontstaansmodellen van rugklachten te betrekken. Het betrekken van psychologische en sociale factoren in het verklaringsmechanisme van rugklachten is een goede ontwikkeling. Het heeft er echter toe geleid dat de mogelijkheid dat lichamelijke aspecten óók een bijdrage leveren nagenoeg geheel is losgelaten. Veel medici en weten- schappers zijn teleurgesteld door de beperkte resultaten en mogelijkheden van de licha- melijke ingang. De overgang van topografisch-anatomisch naar functioneel-anatomisch is hierbij te groot. Het gevolg is dat fysieke aspecten nu worden genegeerd als mogelijke oorzaak van klachten. In 2009 ben ik gepromoveerd op het toepassen van functionele anatomie in de revali- datiebehandeling van chronische rugklachten. In dit proefschrift staat beschreven hoe de functioneel-anatomische modellen van de rug en het bekken vertaald worden in een behandeling. Het werd mij al gauw duidelijk dat een proefschrift, hoewel wetenschap- pelijk noodzakelijk, geen effectieve manier is om deze visie bij een groot publiek on- der de aandacht te brengen. Tegen mijn wat naïeve verwachting in worstelde de wereld vrolijk verder met rugklachten alsof mijn proefschrift niet bestond. Deze visie over de werking van de rug moest dus op een andere manier onder de aandacht gebracht wor- den. Maar hier liep ik tegen een gewetensprobleem aan. Als wetenschapper heb ik bij voorkeur ‘hard’ bewijs voordat ik iets beweer of op papier zet. Maar het is onmogelijk een boek als dit volledig wetenschappelijk onderbouwd te schrijven. Dat is de reden waarom ik zo lang heb geaarzeld om aan dit boek te beginnen. Toch is het boek er nu en ik hoop dat u begrijpt (en het me vergeeft) dat niet alles in dit boek wetenschappe- lijk onderbouwd is. IX Ten geleide De ervaringen bij onze patiënten laten zien dat de visie die in dit boek beschreven wordt, kan bijdragen aan het begrijpen en behandelen van problemen met de rug. Dat heeft de doorslag gegeven om nu toch dit boek uit te brengen. Ten slotte nog iets over de behandeling van het Spine & Joint Centre. Deze behandeling is niet ingewikkeld of vaag en zeker niet ‘alternatief’. Wij helpen patiënten het zelfher- stellend vermogen van hun lichaam aan te spreken. Daarvoor moeten niet alleen wij, maar ook de patiënten zelf inzicht hebben in wat er in een lichaam gebeurt. Lichame- lijk herstel en vermindering van pijn is in veel gevallen mogelijk wanneer iemand leert zijn lijf anders te gebruiken. Het gaat dan om een gedragsverandering gebaseerd op in- zicht en begrip van de werking van het lichaam. Dit is de ultieme integratie van licha- melijke en psychologische aspecten die een rol spelen bij rugklachten. Het doel van dit boek is om u mee te nemen in een visie over de werking van de rug die mogelijk anders is dan u gewend bent. Misschien bent u het met delen van dit boek niet eens. Dat is prima. Het model van de rug dat in dit boek beschreven wordt, is zeker nog niet volledig en veel ervan zal ooit achterhaald worden. Het doel van dit boek is vooral om u een nieuwe, verfrissende, alternatieve visie te geven op de werking van het lichaam en specifiek de rug. Ik hoop dat deze visie u aan het denken zet. Door scherp en kritisch na te denken komen we verder en kunnen we de voortslepende problemen met ruggen mogelijk effectiever bestrijden. Hiermee wordt niet alleen heel veel men- sen veel pijn en ellende bespaard, we kunnen ook de maatschappelijke kosten van deze klacht echt aanzienlijk verminderen. XI Inhoud 1 Rugklachten, hoe groot is het probleem? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 1.1 Willem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1.2 Heftige klacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1.3 Griep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.4 De specialist. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.5 Laatste redmiddel: pijnpoli of revalidatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.6 Ra, ra, wat klopt er niet? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 1.7 Medische kennis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 1.8 Kijken naar functioneren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 1.9 Trage wetenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2 Behandelen van rugklachten in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.1 Als het begint . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2.2 Directe toegankelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2.3 Onduidelijke benadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.4 P rettig, maar effectief? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.5 Dan maar naar de specialist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.6 Onverwacht effect van operaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.7 De pijnpoli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2.8 De pijnrevalidatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 3 Waarom fysiotherapeuten worstelen met rugklachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.1 Historie, wisselende visies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 3.2 E vidence-based (1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 3.3 Alternatieve behandelvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 3.4 Biopsychosociale fysiotherapie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 3.5 Oefenen 2.0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 4 Rugklachten en wetenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.1 Medische kennis en techniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 4.2 De hernia als modeverschijnsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 4.3 Moderne visie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 4.4 Nieuwe kans voor lichamelijke factoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 4.5 Evidence-based (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 4.6 Richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 4.7 Van structuur naar functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 5 Beeldvorming, de plaatjes in het hoofd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 5.1 Ideeën over de rug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 5.2 De verschoven wervel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Description: