Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 RECHTSTREEKSE DEELNAME AAN DE VIJANDELIJKHEDEN IN HET RECHT DER GEWAPENDE CONFLICTEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Laurens De Koninck (studentennr. 01007100) Promotor: Prof. Dr. Tom Ruys Commissaris: Dhr. Luca Ferro VOORWOORD Voor het begin van deze verhandeling had ik graag een aantal mensen bedankt. Vooreerst bedank ik mijn promotor Professor Dr. Tom Ruys voor de hulp die hij me geboden heeft bij het maken van deze masterproef. Vervolgens zou ik graag mijn prachtige ouders bedanken voor de onvoorwaardelijke liefde en steun die ze mij al 24 jaar geven. Tot slot nog een algemene dankbetuiging aan mijn familie en vrienden om er altijd voor mij te zijn. INHOUDSTAFEL LIJST MET AFKORTINGEN 1 INLEIDING 2 DEEL I: JURIDISCHE OMKADERING 4 HOOFDSTUK I: INLEIDING TOT HET RECHT DER GEWAPENDE CONFLICTEN 4 HOOFDSTUK II: DE BRONNEN VAN HET RECHT DER GEWAPENDE CONFLICTEN 5 AFDELING I: HET VERDRAGENRECHT 5 AFDELING II: HET INTERNATIONAAL GEWOONTERECHT 6 AFDELING III: DE ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN 7 AFDELING IV: SOFT LAW 8 HOOFDSTUK III: HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT DER GEWAPENDE CONFLICTEN 8 AFDELING I: EEN INTERNATIONAAL GEWAPEND CONFLICT 9 AFDELING II: EEN NIET-‐INTERNATIONAAL GEWAPEND CONFLICT 9 AFDELING III: EEN TRANSNATIONAAL GEWAPEND CONFLICT? 10 HOOFDSTUK IV: BESLUIT 11 DEEL II: HET BEGINSEL VAN ONDERSCHEID 12 HOOFDSTUK I: INLEIDING 12 HOOFDSTUK II: DE BURGERS 13 AFDELING I: DE BESCHERMING 13 AFDELING II: GEBOREN ALS BURGER 14 HOOFDSTUK III: DE STRIJDERS 16 AFDELING I: DE STRIJDER IN EEN INTERNATIONAAL GEWAPEND CONFLICT 16 1. Inleiding 16 2. Gewoonterecht 17 3. Verdragenrecht 17 3. Soft law 19 4. Conclusie 21 AFDELING II: DE STRIJDER IN EEN NIET-‐INTERNATIONAAL GEWAPEND CONFLICT 22 1. Inleiding 22 1.1 Afwezigheid van een uitdrukkelijke definiëring 23 2. De Statelijke Actoren 23 3. De Georganiseerde Gewapende Groepen 24 3.1 De Alleen Burgers benadering 26 3.2 De Lidmaatschapsbenadering in het Algemeen 26 3.2.1 De Beperkte Lidmaatschapsbenadering (de Guidance) 28 3.2.2 De Ruime Lidmaatschapsbenadering 30 HOOFDSTUK IV: BESLUIT 33 DEEL III: RECHTSTREEKSE DEELNAME AAN VIJANDELIJKHEDEN 36 HOOFDSTUK I : INLEIDING 36 HOOFDSTUK II: DE MATERIËLE DIMENSIE 38 AFDELING I: HET GEWOONTERECHT 38 AFDELING II: HET VERDRAGENRECHT 38 AFDELING III: DE RECHTSPRAAK 40 1. De Targeted Killings Zaak 40 2. De Strugar Zaak 42 3. Andere Zaken 43 AFDELING IV: TUSSENBESLUIT 44 AFDELING V: ANDERE SOFT LAW INSTRUMENTEN 45 1. De Guidance 45 1.1. Inleiding 45 1.2. De Schadedrempel 46 1.3. Direct Causaal Verband 48 1.4. De Belligerent Nexus 50 1.5. Twijfel 51 1.6. Tussenbesluit 51 2. DoD Law of War Manual 52 AFDELING VI: BESLUIT 54 HOOFDSTUK III: DE TEMPORELE DIMENSIE 58 AFDELING I: INLEIDING 58 AFDELING II: HET TIJDSVENSTER VAN RECHTSTREEKSE DEELNAME AAN VIJANDELIJKHEDEN 59 1. Inleiding 59 2. De Targeted Killings Zaak 59 3. De Guidance 60 4. De DOD Law of War Manual 61 5. Tussenbesluit 62 AFDELING III: VERLIES VAN BESCHERMING TEGEN DIRECTE AANVALLEN 63 1. Inleiding 63 2. De Burgers 64 2.1. Inleiding 64 2.2. Specific Acts benadering (De Guidance) 66 2.3. Affirmative Disengagement benadering 67 2.4. De Operationele werkelijkheid 69 2.5. Tussenbesluit 70 3. De Leden van een Georganiseerde Gewapende Groep 71 3.1. Inleiding 71 3.2. De Beperkte Lidmaatschapsbenadering (de Guidance) 71 3.3. De Ruime Lidmaatschapsbenadering 72 3.4. Een Affirmative Disengagement benadering toegepast op het Lidmaatschap in de Groep 72 AFDELING IV: BESLUIT 74 HOOFDSTUK IV: CAPTURE OR KILL? 76 AFDELING I: DE GUIDANCE 76 AFDELING II: DE TARGETED KILLINGS ZAAK 78 AFDELING III: DE MANUAL 79 HOOFDSTUK V: BESLUIT 80 DEEL IV: RECHTSTREEKSE DEELNAME AAN VIJANDELIJKHEDEN IN DE OPERATIONELE -‐ WERKELIJKHEID 82 HOOFDSTUK I: INLEIDING 82 HOOFDSTUK II: KRUISBESTUIVING VAN HET RECHT DER GEWAPENDE CONFLICTEN EN DE INTERNATIONALE MENSENRECHTEN 83 HOOFDSTUK III: RULES OF ENGAGEMENT 84 AFDELING I: WAT MET RECHTSTREEKSE DEELNAME AAN VIJANDELIJKHEDEN? 85 HOOFDSTUK IV: SLOTOPMERKING 87 DEEL V: SLOTBESCHOUWING 88 BIBLIOGRAFIE 90 LIJST MET AFKORTINGEN RDV Rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden RGC Recht der gewapende conflicten De Guidance The Interpretive Guidance on the Notion of Direct Participation in Hostilities under International Humanitarian Law De Manual The DoD Law of War Manual De Targeted Killings zaak HCJ 769/02Public Committee against Torture et al. V. The Government of Israel et al API Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de beschermig van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten (1977) APII Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de beschermig van de slachtoffers van niet- internationale gewapende conflicten (1977) GCIII Verdrag betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, 12 augustus 1949 IGC Internationaal gewapend conflict NIGC Niet-internationaal gewapend conflict ICRC Het Internationale Rode Kruiscomité HCJ Het Israëlische Hooggerechtshof 1 INLEIDING “Perhaps no LOAC [RGC] issue is fraught with more disagreement in the modern age of irregular and hybrid warfare than that of “direct participation in hostilities.”1 De enige legitieme doelstelling in een gewapend conflict is het verzwakken van het militaire apparaat van de tegenstander. De burgerbevolking en de burgers (individueel niveau) genieten bescherming tegen de gevaren van een gewapend conflict. Daarom moeten de partijen die deelnemen aan een conflict ten alle tijden een onderscheid maken tussen de burgers en strijders en tussen burgerobjecten en militaire objecten. Militaire operaties mogen enkel gericht worden tegen strijders en militaire objecten. De burgers en burgerobjecten, zoals ziekenhuizen en scholen, mogen niet het doelwit zijn van een aanval. Voorgaande noemt men simpelweg het beginsel van onderscheid.2 Burgers zijn zij die in beginsel niet deelnemen aan de vijandelijkheden. Strijders zijn zij die in beginsel wel deelnemen aan de vijandelijkheden. Simpel toch? Neen, niets is minder waar. De verandering in de manier waarop er oorlog gevoerd wordt zorgt ervoor dat het beginsel onder druk is komen te staan. In de negentiende eeuw, toen de basis voor het moderne recht der gewapende conflicten gelegd werd, was de scheidingslijn tussen burgers en strijders betrekkelijk duidelijk. ‘Oorlogen’ werden toen voornamelijk uitgevochten door reguliere strijdkrachten van een staat op slagvelden ver verwijderd van de burgerbevolking. De Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende nationale bevrijdingsoorlogen brachten daar evenwel verandering in: het strijdtoneel werd verplaatst naar dichtbevolkte gebieden, “war amongst the people”.3 Burgers onthielden zich niet langer van deelname aan de vijandelijkheden, reikend van het bevoorraden van de strijders via spijs en drank tot het effectief gewapend meevechten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het recht der gewapende conflicten omstreeks de tweede helft van de twintigste eeuw het beginsel van onderscheid ‘gerelativeerd’ heeft. Gerelativeerd, in die zin dat de burgers beschermd zijn tegen directe aanvallen behalve indien en zolang ze rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Men zou, afgaand op de immense (dodelijke) impact dat zo’n deelname kan hebben, verwachten dat de draagwijdte van het begrip ‘rechtstreekse deelname aan vijandelijkheden’ klaar en duidelijk is. Helaas is dit niet het geval, de visies omtrent het begrip zijn wijdverspreid en veelal ingekleurd door respectieve belangen of doelstellingen. Het uitblijven van een algemene consensus omtrent ‘rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden’ is schrijnend, te meer omdat de ‘trend’ van burgerlijke deelname aan de vijandelijkheden niet gestopt is na de nationale bevrijdingsoorlogen. In tegendeel, vandaag de dag kennen we bijna uitsluitend niet-internationaal gewapende conflicten, die uitgevochten worden tussen statelijke strijdkrachten en gewapende groepen of tussen gewapende groepen onderling. Waarbij het verschil in militair potentieel tussen de verschillende partijen die deelnemen aan het conflict tot gevolg heeft dat bepaalde groepen zich gaan vermengen met de burgerbevolking om zo verassingsaanvallen uit te voeren op de tegenpartij. Daarbij komt dat burgers de strijdkrachten of gewapende groepen vergezellen en voorheen traditioneel militaire taken op zich nemen.4 Al deze aspecten zorgen ervoor dat er tegenwoordig verwarring en onzekerheid bestaat omtrent het onderscheid tussen legitieme doelwitten en personen die beschermd zijn tegen directe 1 J.J. MERRIAM en M.N. SCHMITT, “Israeli Targeting: a Legal Appraisal”, Naval war College Review 2015, vol. 68, (15) 23. 2 B.P. PIETERS en A. VERMEER, Inleiding Humanitair Oorlogsrecht, Den Haag, T.M.C. ASSER PRESS, 2011, 55. 3 X, “Interview with General Sir Rupert Schmit: Methods of Warfare”, International review of the Red Cross 2006, vol. 88, (719) 719. 4 B.P. PIETERS en A. VERMEER, Inleiding Humanitair Oorlogsrecht, Den Haag, T.M.C. ASSER PRESS, 2011, 102. 2 aanvallen. Verwarring maakt zelfs plaats voor chaos wanneer gewapende actoren zich niet onderscheiden van de burgerbevolking.5 Strijders en burgers “are bleeding together”.6 In deze masterproef zullen we een weg banen doorheen het kluwen van het recht der gewapende conflicten op zoek naar de betekenis van het begrip ‘rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden’.We zullen het begrip voornamelijk langs een theoretische insteek benaderen doch waar nodig wordt een link gelegd met de operationele werkelijkheid. Het gebruik van soft law instrumenten zal hierbij onoverkomelijk zijn, in het bijzonder zullen we werken met drie verschillende instrumenten die elk een eigen visie hebben op het begrip. Het eerste instrument, de ‘Interpretive Guidance on the Notion of Direct Participation in Hostilities under International Humanitarian Law’, is een interpretatieve leidraad van het begrip ‘rechtstreekse deelname aan vijandelijkheden’, gepubliceerd door het Internationale Rode Kruiscomité (in het Engels: International Committee of the Red Cross, ICRC) in 2009.7 Het tweede instrument dat we doorheen deze masterproef extensief zullen bespreken is de in 2015 op schrift gestelde visie van het Amerikaanse ministerie van Defensie, met name de ‘DoD Law of War Manual’.8 Het laatste instrument dat bijzondere aandacht verdient is het arrest van 13 december 2006, uitgesproken door het Israëlische Hooggerechtshof in de zaak ‘Public Committee against Torture et al. V. The Government of Israel et al’.9 5 N. MELZER, Interpretive Guidance on the Notion of Direct Participation in Hostilities under International Humanitarian Law, Genève, ICRC, 2009, 11-12. 6 M. LESH, “Direct Participation in Hostilities”, in R. LIIVOJA en T. McCORMACK (eds.), Routledge Handbook of the Law of Armed Conflict, Londen, Routledge, 2016, (181) 181. (Hierna: M. LESH, “Direct Participation in Hostilities”.) 7 N. MELZER, Interpretive Guidance on the Notion of Direct Participation in Hostilities under International Humanitarian Law, Genève, ICRC, 2009, www.icrc.org/eng/assets/files/other/icrc-002-0990.pdf. (Hierna: ICRC Guidance). 8 OFFICE OF GENERAL COUNSEL DEPARTMENT OF DEFENSE, DoD Law of War Manual, Juni 2015 (herzien in Mei 2016), www.defense.gov/Portals/1/Documents/DoD_Law_of_War_Manual-June_2015_Updated_May_2016.pdf. (Hierna: DoD Law of War Manual) 9 The Supreme Court of Israel, 13 December 2006, The Public Committee Against Torture in Israel v. the Government of Israel, Case No. HCJ 769/02, Judgment. (Hierna: The Supreme Court of Israel, 13 December 2006) 3
Description: