ebook img

Prof. dr. Freddy Decreus Vakgroep Latijn en Grieks Prof. dr. Filip Geerardyn Vakgroep ... PDF

337 Pages·2010·2.22 MB·Dutch
by  
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Prof. dr. Freddy Decreus Vakgroep Latijn en Grieks Prof. dr. Filip Geerardyn Vakgroep ...

Promotoren: Prof. dr. Freddy Decreus Vakgroep Latijn en Grieks Prof. dr. Filip Geerardyn Vakgroep Psychoanalyse en raadplegingspsychologie Decaan: Prof. dr. Freddy Mortier Rector: Prof. dr. Paul Van Cauwenberge Kaftinformatie: Veduta di un Sepolcro fuori di Porta del Popolo sull’antica Via Cassia, cinque milia lontana da Roma. De afbeelding is te vinden in de catalogus van de tentoonstelling, Delbeke, M., De Meyer, D. e.a. (eds.) , 2008, Piranesi. De prentencollectie van de Universiteit van Gent, Museum voor Schone Kunsten Gent, Gent: A&S Books, p. 41, fig. 1.49 ISBN-nummer: 978-90-7083-007-6 Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Nadia Sels Een op handen zijnde onthulling Blumenberg, Lacan en de constructie van betekenis in de mythe Proefschrift voorgedragen tot het bekomen van de graad van Doctor in de Taal- en Letterkunde 2010 Dankwoord De enigmatische betekenisrijkdom van de mythe, zo zal ergens halverwege dit doctoraat beweerd worden, is te verklaren vanuit het feit dat zij niet de creatie is van één persoon. Wat een mythe tot een mythe maakt, is het feit dat er talloze stemmen in doorklinken, talloze verhalen in samenvloeien. Deze verhandeling is niet meer dan het werkstuk van een enkele auteur, en kan dus niet op dergelijke mythische kwaliteiten prat gaan. Maar voor zoverre het zijn eigen verdienste heeft is dat, net zoals bij de mythe, te danken aan het feit dat er vele handen, vele stemmen toe hebben bijgedragen. Als eerste moet hier professor Freddy Decreus, de promotor van dit proefschrift, vermeld worden. Om het vertrouwen dat hij in mij heeft gesteld sinds mijn studententijd, om de ondersteuning die hij me al die jaren gegeven heeft – op academisch en op menselijk vlak. Freddy is overigens niet alleen als promotor onmisbaar geweest: het is aan hem te danken dat ik als studente überhaupt een vak als mythologie heb kunnen volgen, vooral dan met de tegendraadse, interdisciplinaire invulling die hij er aan gaf. Deze verhandeling wil dan ook in zekere zin zijn erfenis uitdragen: ik hoop dat Freddy bij het lezen van de regels waarin ik het belang van mythologie als discipline verdedig, instemmend zal knikken. Ook aan de overige leden van mijn begeleidingscommissie wil ik mijn dankbaarheid uitdrukken: Filip Geerardyn, niet alleen voor de steun als co-promotor, maar net als Freddy ook voor zijn inspirerende en unieke lessen, Marc de Kesel en Jürgen Pieters voor hun waardevolle, relevante kritiek en raadgevingen op de teksten die ik hen voorlegde. Op praktisch vlak gaat uiteraard mijn dank uit naar het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, voor de financiële steun die dit onderzoeksproject mogelijk heeft gemaakt. Ook mijn collega’s van Latijn en Grieks dank ik hier, voor de steun en de hartelijke sfeer waarin er op de vakgroep gewerkt kon worden. Chris(je) de Pauw verdient bijzondere vermelding: haar praktische en morele steun waren onmisbaar, niet alleen voor mij overigens. Ze zal ontzettend gemist worden nu ze op pensioen gaat. Ook de volgende lotgenoten wil ik met genegenheid vermelden: Bert Selter, als voorzitter V tegen-wil-en-dank van het doctorandiplatform, Floris Bernhard, als oude klasgenoot, en Yanick Maes, als buurman in de gang en onmisbare ‘dierbare vijand’ op theoretisch vlak. Bijzondere dank gaat uit naar Stijn Praet: het is een groot voorrecht om iemand te ontmoeten die van stagestudent tot een collega en van een collega tot goede vriend uitgroeide én met wie ik zowel over Benny Lava als over Jacques Lacan van gedachten kon wisselen. Verder heb ik ook het geluk gehad deel te kunnen uitmaken van enkele interessante discussiegroepen, die het denken van zijn eenzaamheid ontdeden. Ik wil hier dan ook de deelnemers bedanken van de ‘cliniques de la création’ van Filip Geerardyn, het seminaire ‘psychoanalyse en literatuur’ dat werd ingericht door Katrien Steenhoudt en Pat Jacops. Beide seminaries vonden plaats onder de paraplu van het Gentse Vormingsinstituut voor Psychoanalyse; ook deze instelling wil ik bedanken, voor de gastvrijheid waarmee ze mij als buitenstaander reeds enkele jaren in de wereld van de psychoanalyse heeft verwelkomd. Binnen de vakgroep Latijn en Grieks waren er het doctorandiplatform en het Klassiek Kartel die me hielpen de inzet van mijn onderzoek voor een geïnteresseerd publiek te formuleren. Organisatoren en deelnemers wil ik hier van harte mijn dank betuigen. Verder wil ik ook mijn vrienden bedanken: zelden ben ik me zo van hun waarde bewust geweest als in het isolement van de laatste maanden schrijfarbeid. Ik wil in het bijzonder enkele mensen vernoemen die me tot bijzondere steun en verrijking zijn geweest. Al dan niet op praktische wijze maar vooral als onontbeerlijk imaginair publiek waaraan ik mijn schrijven voortdurend toetste. Zonder de geestesverwantschap met deze mensen zou het schrijven van dit werkstuk onmogelijk zijn geweest, een trappelen in de leegte. Stijn, voor de Borromeaanse paprika’s en het gezelschap op de omweg in ons vakgebied van de klassieken naar Lacan, Ambrosia, voor de mond vol tanden die haar vragen me meermaals bezorgden, Michiel en Berenice, voor de haardpook en de 12 stadiën, Matteo, voor het hartelijke geduld, An, voor de sublieme kortverhalen en het dreigement van de rode L (hopelijk blijft die me nu bespaard), Katrien, voor de vriendschap en de verhelderende gesprekken die me heel wat verder brachten dan menig indrukwekkend psychoanalytisch boekwerk, Matthias, voor een kameraadschap die heden, verleden en toekomst samenrijgt. En Kobe, voor de zo onmisbare geestdrift en voor Malaparte (ondanks de nefaste timing). Meer dan dank gaat uit naar mijn familie: mijn ouders, zussen en broer (en hun respectieve wederhelften), mijn neefjes en nichtje die mij op meer manieren gesteund hebben dan ik hier kan vermelden. Al even belangrijk als de materiële steun die ik van huis uit meegekregen heb, was overigens de liefde voor verhalen die ik van hen heb meegekregen. Als laatste wil ik hier Kris Pint, mijn eerste lezer bedanken, zonder wie dit doctoraat om zovele redenen niet tot stand had kunnen komen. In vele opzichten is deze verhandeling het resultaat van een gedachtewisseling van negen jaar, die ik slechts met VI hem had kunnen voeren. Het is een groot voorrecht iemand tegen te komen die een goed verhaal te vertellen heeft. Veel zeldzamer is het nog, als die persoon ook een welwillende, aandachtige stilte weg te schenken heeft waarin het verhaal van de ander zich kan ontvouwen. Maar het is wel het grootste geschenk om iemand tegen te komen waarmee je samen een levensverhaal kan schrijven. Deze verhandeling, het resultaat van zovele gedeelde verhalen, is dan ook aan hem opgedragen. VII Inhoudstafel Prelude .......................................................................................................................................... 1  Hoofdstuk 1 De erfenis van Casaubon. Waar naartoe met het mythe-onderzoek? ............. 3  1.1  Het problematische begrip mythe: vraagstelling en intenties ...................................... 3  1.2  De onvindbare mythe: het probleem van een definitie .................................................. 8  1.3  De dubieuze afkomst en levensloop van de mythologie ............................................... 13  1.3.1  De Oudheid: kritiek en allegorese ........................................................................ 13  1.3.2  Verlichting, Romantiek en verder: de ‘uitvinding van de mythologie’ ......... 20  1.3.3  Twintigste-eeuwse totaaltheorieën en het structuralisme als laatste grote paradigma ..................................................................................................... 28  1.4  Voorbij L’invention de la mythologie. De situatie vandaag ............................................... 42  1.4.2  Nieuwe doelstellingen: de mythe als kritisch instrument ............................... 45  1.4.3  De bevraging van de mythe en de grenzen van de interpretatie ................... 48  Hoofdstuk 2 Hans Blumenberg: de mythe als vlucht voorwaarts ........................................ 53  2.1  Vooraf ................................................................................................................................... 53  2.2  Blumenberg als denker ...................................................................................................... 55  2.3  Arbeit am Mythos ............................................................................................................... 59  2.3.1  De erfenis van Cassirer .......................................................................................... 59  2.3.2  Blumenbergs terminus a quo: het werkelijkheidsabsolutisme ......................... 63  2.3.3  Strategieën voor het terugdringen van het werkelijkheidsabsolutisme ...... 66  2.3.4  Geen ‘oorsprong’, geen ‘receptie’ ........................................................................ 93  2.3.5  Geen vraag, geen antwoord ................................................................................ 100  Hoofdstuk 3 Blumenbergs mythe als tijdloos verschijnsel: metafoor, traditie, en de belofte van betekenis .............................................................................................................. 109  3.1  Vooraf ................................................................................................................................. 109  ix 3.1.1  Blumenbergs ‘moderne’ mythe ......................................................................... 109  3.1.2  Wat dit hoofdstuk brengen zal .......................................................................... 112  3.2  Mythos en taal: Blumenbergs metaforologie ................................................................. 114  3.2.1  Opnieuw Cassirer: mythe, metafoor, en de oorsprong van de taal .............. 115  3.2.2  De evolutie van Blumenbergs metaforologie .................................................. 118  3.3  De impliciete moderne mythos en haar verhouding tot de ‘mythe’ .......................... 129  3.3.1  Verhalen die de wereld samenhouden ............................................................. 129  3.3.2  Narratie, en hoe die abstractie creëert ............................................................. 133  3.3.3  Fictie, en hoe die de werkelijkheid schept ....................................................... 137  3.4  De moderne mythe als concreet verhaal ...................................................................... 142  3.4.1  De artificiële mythe: drie creaties van Nietzsche ........................................... 143  3.4.2  De filosofische ‘finale mythe’ ............................................................................. 148  3.4.3  De literaire mythe: ‘to bring myth to an end’ ................................................. 149  3.5  Mythische betekenis ........................................................................................................ 153  3.5.1  Over verandering en het onveranderlijke: de fundamentele mythe en het ‘woorddarwinisme’ ....................................................................................... 153  3.5.2  Prägnanz en Bedeutsamkeit, of betekenis zonder object .................................. 158  3.5.3  De patronen van de Bedeutsamkeit ..................................................................... 162  3.5.4  Mythe en kennis: de hermeneutische cirkel ................................................... 169  3.6  Recapitulatie: stapstenen naar een blumenbergiaanse mythenlezing .................... 175  3.6.1  Een terugblik ........................................................................................................ 175  3.6.2  Tegen de allegorese: het blumenbergiaanse alternatief voor het huponoia-model .................................................................................................... 177  Hoofdstuk 4 Lacan met Blumenberg: de mythe als verschijningsvorm van de onmogelijkheid ........................................................................................................................ 187  4.1  Lacan en Blumenberg: étonnés de se trouver ensemble… ................................................ 187  4.1.1  Lacan als psychoanalyticus van taal en tekort ................................................ 187  4.1.2  Lacan niet als metadiscours, maar als ‘metafoor’ voor Blumenberg ........... 189  4.1.3  Blumenbergs verhouding tot de freudiaanse kijk op de mythe ................... 191  4.2  De drie lacaniaanse ordes, en de geboorte van het subject ....................................... 195  4.2.1  Het Reële: de orde van het ondenkbare begin ................................................ 195  4.2.2  Het Imaginaire: de betoverende eenheid in de spiegel .................................. 204  4.2.3  Het Symbolische: de mens als effect van de taal ............................................. 215  4.2.4  Het probleem van de fixatie van betekenis: mythe als meesterbetekenaar .............................................................................................. 226  4.3  De mythe vanuit lacaniaans perspectief ....................................................................... 233  x

Description:
Op dit moment ontstaat de dreiging van de totale en verlammende Angst die de mens volgens Blumenberg . unimaginably small and invisible particles, working in concert but without any cognitive Het verhaal van de trô lijkt ons het ontstaan van een mythe te tonen: de primaire angst van de man
See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.