Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen Pop inferieur aan klassiek ? Een onderzoek aan de hand van het conceptalbum in de populaire muziek. Lieven van Damme Academiejaar 2006 – 2007 Eindverhandeling ingediend tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Promotor Prof. Dr. Francis Maes Kunstwetenschappen. Inhoud Hoofdstuk I. Inleiding Hoofdstuk II. Wat Is populaire muziek? 1) Populaire muziek: een evolutief en gediversifieerd begrip A. Inleiding B. De classificatie van Birrer en de kritiek van Middleton C. Het alternatief: positivistische versus sociologisch-essentialistische visie 2) Studie van de populaire muziek A. Esthetica van de populaire muziek B. Populaire muziek als studieobject Hoofdstuk III. Kwaliteit van populaire muziek en het risico van veralgemenen. 1) Kwaliteitsarme popsong: bevestiging van een traditioneel waardeoordeel ? 2) Analyse van een kwaliteitsvolle popsong: Killing an Arab van The Cure Hoofdstuk IV. Het conceptalbum 1) Definitie A. Algemeen B. Conceptalbum en liedcyclus: geen synoniemen. 2) Ontstaansgeschiedenis 3) Sgt. Pepper‟s Lonely Hearts Club Band 4) Verdere evolutie A. Het conceptalbum in de progressieve rockmuziek B. Het conceptalbum: varianten op een thema 5) Conceptalbums: een typologie A. Narratief conceptalbum B. Thematisch conceptalbum C. Reactief conceptalbum Hoofdstuk V. Radiohead en de analyse van Kid A 1) Motivatie van de gemaakte keuze 2) Radiohead als groep: ontstaan en ontwikkeling 3) OK Computer: louter externe etikettering als conceptalbum 4) Kid A A. Situering in het oeuvre van de groep en een aantal wezenskenmerken 3 B. Een geïntegreerde aanpak van het concept C. Atypische instrumentatie D. Harmonisch plan en inhoud E. Onderlinge verbondenheid van de teksten F. Analyse van de diverse nummers a) Everything In Its Right Place b) Kid A c) The National Anthem d) How To Disappear Completely e) Treefingers f) Optimistic g) In Limbo h) Idioteque i) Morning Bell j) Motion Picture Soundtrack G. Kid A als conceptueel geheel: enkele bijzondere kenmerken a) Het motief van de “homme fatal” b) Narratief geheel bestaande uit evolutieve liederenparen H. Amnesiac: conceptuele opvolger Hoofdstuk VI. What’s in a name: Tommy, de eerste rockopera. 1) Rockopera A. Definitie B. Geschiedenis C. Varianten 2) Motivatie van de gemaakte keuze 3) Verhaal A. Het oorspronkelijke verhaal B. Drie verschillende versies 4) Analyse van Tommy A. Onderzoeksfinaliteit B. Vergelijking met elementen van de klassieke opera: ouverture, aria‟s en recitatieven, ondersteunende functie van de muziek. Hoofdstuk VII. Besluit Bijlage Lijst van conceptalbums Bibliografie en Discografie 4 Hoofdstuk I. Inleiding Zoals valt af te leiden uit de titel van het eindwerk bestaat dit uit twee onderzoekskernen. Aan de eerste onderzoekskern ligt de bedoeling ten grondslag om, door middel van de wetenschappelijke analyse van een aantal populaire muziekwerken, aan te tonen dat populaire muziek, net als klassieke muziek, een bepaald kwaliteitsniveau kan bereiken en dat de regelmatig gehoorde bewering als zou populaire muziek per definitie minder hoogstaand zijn dan klassieke muziek, te veralgemenend is en voorbijgaat aan de intrinsiek-muzikale kwaliteiten die ook aan sommige populaire muziekwerken eigen kunnen zijn. Het in dit eindwerk verrichte onderzoek kan aldus bijdragen tot het nuanceren van bepaalde – soms wat neerbuigende - vooroordelen ten aanzien van de populaire muziek, die tot op vandaag een hardnekkig bestaan leiden. De tweede onderzoekskern is die welke refereert aan het genre van het conceptalbum in de populaire muziek. Omdat voor de analyse die wordt verricht in het kader van de eerste onderzoekskern populaire muziek wordt bestudeerd die zich daartoe goed leent en die tot voldoende uitgesproken onderzoeksresultaten leidt, worden in dit eindwerk een aantal conceptalbums geanalyseerd. Daarbij wordt de gelegenheid te baat genomen om de theorievorming met betrekking tot dat genre van de populaire muziek nader uit te werken, ermee rekening houdende dat, ondanks de verspreiding van het fenomeen van het conceptalbum, daaraan tot op heden vrij matig aandacht is besteed in de musicologie. Met het eindwerk wordt derhalve ook een bijdrage nagestreefd aan de wetenschappelijke studie van het conceptalbum in de populaire muziek. * * * In dit eindwerk wordt gepoogd aan te tonen dat de mening als zou populaire muziek per definitie kwalitatief niet hoogstaand, ja zelfs minderwaardig zijn, te veralgemenend en derhalve niet correct is. Dat betekent nochtans niet dat er geen populaire muziek bestaat – en dat begrip valt trouwens niet scherp te omlijnen zoals blijkt uit hoofdstuk II – waarvoor het 5 voornoemde negatieve kwaliteitsoordeel terecht is. In hoofdstuk III worden daarom een aantal commerciële popsongs van met name Britney Spears en Marco Borsato geanalyseerd, die integendeel enkel van aard zijn om het negatieve kwaliteitsoordeel te bevestigen. Dat oordeel wordt trouwens in de populaire muziek zelf niet weggemoffeld, zoals moge blijken uit de volgende tekst : ―The sound of American radio‘s making me feel like I just killed my mom and my dad. These pop songs are meant to be simple so people who make them we take them and break them in half.‖1 Bepaalde populaire muziek mag dan nog simplistisch aandoen op musicologisch vlak en het maken ervan mag zelfs aan doorsnee musici gegeven zijn, er valt niettemin menig voorbeeld aan te wijzen dat aantoont dat componisten van populaire muziek best ook tot het klassieke werk in staat zijn en dat zij over de grenzen van de populaire en de klassieke muziek heen kunnen instaan voor kwaliteitsvolle muziek. Aldus begrepen valt derhalve evenmin aan het personele criterium betekenis te hechten voor het kwaliteitsgehalte van de betrokken muziek. Het bekendste voorbeeld van een componist die zich na een succesvolle loopbaan in de populaire muziek, veruitwendigt door een hele reeks van hits met The Beatles en, achteraf, Wings, is ongetwijfeld Paul McCartney, die zich momenteel inlaat met het componeren van opera‟s en die in 2006 al aan het vierde klassiek album toe was2. De keuze om in het kader van dit eindwerk vooral conceptalbums te analyseren, is ook ingegeven door persoonlijke interesse. Daarbij is het mij snel duidelijk geworden dat over het betrokken genre niet veel documentatie valt aan te treffen in bijvoorbeeld de universiteitsbibliotheek De introducerende, meer theoretische benadering van het conceptalbum in hoofdstuk IV van het eindwerk, beoogt in die zin een fractie van die leemte op te vullen. Dat vervolgens in de hoofdstukken V en VI van het eindwerk conceptalbums van een bepaald type worden geanalyseerd, mag uiteraard niet de indruk wekken dat wordt uitgegaan van de hypothese dat kwaliteitsvolle populaire muziek uitsluitend in conceptalbums kan worden aangetroffen. Die hypothese wordt trouwens op voorhand ontkracht aan de hand van de analyse, in hoofdstuk III van het eindwerk, van Killing an Arab, dat een op zichzelf 1Fragment uit het nummer In the Melody van het album Wheatus 2005: TooSoonMonsoon (Montauk Mantis). 2Paul McCartney 2006: Ecce Cor Meum (EMI Classics). 6 staand popnummer is van The Cure en dat moet worden begrepen los van iedere samenhang met het geheel van een album. De analyse van het conceptalbum Kid A van Radiohead steunt op een eigen onderzoeksinbreng, gecombineerd met een studie van al bestaande wetenschappelijke literatuur3. De analyse van Kid A is illustratief voor de methodologie die ik in dit eindwerk volg en die inhoudt dat ik, om na te gaan of een muziekstuk al dan niet kwaliteitsvol is, niet uitga van een preliminaire lijst van waardecriteria, maar wel dat ik, aan de hand van de concrete analyse van het werk, vanzelf kom tot muzikale, tekstuele en andere kwaliteiten die verantwoorden dat het werk al dan niet als kwaliteitsvol wordt bestempeld. In hoofdstuk VI wordt aandacht besteed aan de figuur van de rockopera die kan doorgaan voor een specieke vorm van conceptalbum. Opzet van dat hoofdstuk is om, door middel van een kwaliteitsonderzoek van een gekende rockopera als Tommy van The Who en aan de hand van een vergelijking met de klassieke opera, na te gaan of het predikaat “rockopera” steeds van aard is te waarborgen dat er effectief en intrinsiek een connotatie is met de klassieke opera. Het kwaliteitsonderzoek dat daartoe wordt verricht in dit eindwerk heeft derhalve meer een ondergeschikte functie in die zin dat ermee wordt nagegaan of een concrete rockopera inderdaad terecht als een “opera” wordt bestempeld, dan wel dat het predikaat “rockopera” in voorkomend geval ook misleidend kan werken omdat de intrinsieke verschillen met de klassieke opera te groot zijn. Tot slot mogen nog twee algemene bedenkingen worden geformuleerd. Op het vlak van de bronnenstudie is de toegang tot de beschikbare documentatie niet steeds even makkelijk gebleken. Hierop werd reeds gewezen met betrekking tot de studie van het conceptalbum, waaromtrent noch in de universiteitsbibliotheek, noch in een aantal andere documentatiecentra echt veel literatuur kon worden aangetroffen. Daarenboven bleken veel van de door mij aangeschafte partituren slechts een schets te bevatten van hetgeen op het betrokken album effectief valt te horen, al zal die vaststelling wellicht inherent zijn aan elk 3Het betreft vooral de studies van Joseph Tate, James Doheny en Marianne Tatom Letts. 7 wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de populaire muziek. Zo wordt in de partituur van bijvoorbeeld The National Anthem uit Kid A van Radiohead een reductie weergegeven naar piano vergezeld van de akkoorden voor gitaar, terwijl op het nummer blazers en andere instrumenten kunnen worden gehoord die samen het lawaai vormen dat, zoals in dit eindwerk wordt beschreven, een bijzondere functie vervult. Tot slot werd, waar mogelijk en rekening houdende met de complexiteit ervan, een beperkt aantal citaten door mij naar het Nederlands vertaald. Van zodra evenwel het risico bestond op een inhoudelijk niet overeenstemmende weergave in het Nederlands, werd voor het originele (veelal Engelse), letterlijke citaat geopteerd. 8 Hoofdstuk II. Wat is “populaire muziek” ? 1) Populaire muziek: een evolutief en gediversifieerd begrip A. Inleiding In navolging van de omschrijving die ooit is gegeven van de folkmuziek en volgens welke alle liederen volksliederen zijn aangezien ze nooit door een dier worden gezongen, zou er kunnen van worden uitgegaan dat alle liederen populaire liederen zijn, aangezien ze steeds wel populair zijn bij iemand. Dit is weliswaar een definitie die tekort schiet, maar die ons daarentegen wel een basis geeft van waaruit we van start kunnen gaan voor de studie van ons onderwerp. Deze basis komt erop neer dat wat ik populair vind, door een ander persoon niet als goed en derhalve veelal niet als populair zal worden beschouwd. Het begrip populair werd, historisch gezien, lange tijd gelijkgesteld met „het volkse‟ en „voor de mensen‟. Meer in het bijzonder verwees het betrokken begrip niet zelden naar het „gewone volk‟ dat viel te onderscheiden van hogere en meer bevoorrechte bevolkingslagen in de maatschappij. Vanuit die optiek gold populaire muziek veeleer als inferieur en aangepast aan de in hoofdzaak triviale interesses van de massa. Het begrip is mettertijd evenwel geëvolueerd. Zo verwierf het in sommige West-Europese democratieën een legitimerende betekenis, hetgeen het begrip een positieve connotatie gaf in plaats van de veeleer denigrerende dimensie die zo-even werd vermeld. Aldus was het begrip “populair” in de late achttiende eeuw in bv. Groot-Brittannië synoniem voor “geliefd” of “veel aanhangers tellende” en werd het getransformeerd naar het politiek-staatkundige niveau toe om ermee de steun en positieve ingesteldheid van de burgers ten aanzien van de overheid mee te duiden. Het wekt derhalve geen verwondering dat, ook op het muzikale vlak, vanaf de achttiende eeuw de populariteit werd gemeten aan de hand van de kwantitatieve aanhang die een muziekgenre genoot in kringen van de betere bourgeoisie. Zoals de populariteit op politiek- staatkundig gebied werd uitgedrukt via het periodieke stemgedrag dat, gelet op de cijnsregelingen van toen, beperkt bleef tot begoede bevolkingsklassen, waren het die zelfde bevolkingsklassen die in staat waren om hun belangstelling voor een bepaalde muziek tot uitdrukking te brengen door deze aan te kopen. Zo ontwikkelde zich een commerciële 9 muziekmarkt en golden in de negentiende eeuw liederen als “populair” indien zij, als producten bestemd voor de gegoede burgerij, door deze werden gekocht en goed werden bevonden, waarbij niet enkel een kwantitatief aspect gold, maar ook een kwalitatief: het betrof liederen die werden geapprecieerd door de hogere bevolkingsklassen, die bestonden uit de beter opgeleiden en meest invloedrijke personen, zijnde m.a.w. personen wier mening zwaarder doorwoog dan die van de gemiddelde burger. Populaire muziek ging op die wijze steunen op zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve pijler. Niettemin over- of herleefden somtijds bepaalde oudere betekenissen van het begrip “populaire muziek”. Zo verwees het begrip in de loop van de negentiende eeuw onder invloed van de romantiek naar het boerse, het traditionele of zelfs naar een versterkt natiegevoel. “Populair” stond op die manier geleidelijk aan ook voor een genre van muziek. B. De classificatie van Birrer en de kritiek van Middleton In de twintigste eeuw gaan diverse betekenissen van het populariteitsbegrip in de muziek naast elkaar bestaan en als zodanig op een gediversifieerde wijze worden gebruikt. Het is de verdienste van Frans Birrer4 geweest om op dat vlak in 1985 een meer geïntegreerde benadering te hebben uitgewerkt, en daarbij een aantal hoofdcategorieën te hebben onderscheiden, te weten : 1. normatieve definities: populaire muziek als iets inferieur; 2. negatieve definities: populaire muziek is muziek die niet tot een andere genre behoort (dus geen volksmuziek en geen kunstmuziek); 3. sociologische definities: populaire muziek wordt geassocieerd en geproduceerd door of voor een bepaalde sociale groep; 4. technologische-economische definities: populaire muziek wordt verspreid door de massamedia op een massamarkt. De benadering van Birrer heeft de verdienste dat erin een integrale benadering wordt voorgestaan van een begrip dat tot dan toe op een vrij uiteenlopende en weinig gestructureerde wijze werd benaderd, en dat de theorievorming erdoor werd bevorderd. Dat 4 Frans Birrer. (1985). Definitions and research orientation: do we need a definition of popular music? In D. Horn (Ed.), Populare Music Perspectives 2 (pp. 99-105). Gothenburg, Exeter, Ottawa and Reggio Emilia. 10 neemt niet weg dat kritiek werd geuit op de benadering van Birrer. Zo was bv. Middleton5 van oordeel dat de ontworpen categorieën te interessegebonden waren en deze daardoor niet bevredigend werkten. Wat meer bepaald de “normatieve definities” betrof, vond Middleton dat deze willekeurig en arbitrair waren; de “negatieve definities” waren dan weer te moeilijk af te bakenen om ermee bv. een strikt onderscheid te kunnen maken tussen volks- en populaire muziek. Daarenboven werden er volgens Middleton te ongenuanceerde benaderingen mee in de hand gewerkt, in die zin dat kunstmuziek erdoor dreigde te worden gezien als van nature complex en veeleisend, en populaire muziek als zijnde per definitie makkelijk en toegankelijk. Middleton toonde, aan de hand van o.a. Händel‟s Hallelujah, diverse liederen van Schubert en aria‟s van Verdi, aan dat werken die voor “moeilijk” doorgingen niettemin kwaliteiten van eenvoud in zich sloten en dat vooroordelen en veralgemeningen hieraan voorbij gingen, zij het ook in omgekeerde zin: werken die volgens het overwegende verwachtingspatroon voor “makkelijk” doorgingen, bleken in essentie en bij nader inzien geenszins eenvoudig. De muziek van de Sex Pistols en Frank Zappa geldt als voorbeeld van deze laatste categorie. De sociologische definities falen volgens Middleton doordat muzikale types en praktijken nooit geheel en uitsluitend in een bepaalde sociale context vallen te situeren. Gegevens zoals sociale mobiliteit en versmelting van klassen staan daaraan immers in de weg. Dat geldt niet alleen voor de moderne, door de massamedia beheerste tijd, maar ook voor periodes in het verleden. Zo drongen gedurende de negentiende eeuw bepaalde theatermelodieën uit kringen van de bourgeoisie toch door tot arbeidersmilieus en pretendeerden zowel de boerenstand, de landbouwers als de arbeiders aan de basis te liggen van de toenmalige volksmuziek. Muziek kan dus volgens Middleton moeilijk in absolute zin worden geacht te worden gemonopoliseerd door een specifieke sociale of culturele omgeving. De technologisch-economische definities van Birrer bevredigen Middleton evenmin en wel om twee redenen. De eerste reden is dat massaverspreiding voor alle vormen van muziek relevant is en dat m.a.w. iedere muziekvorm als een soort van koopwaar kan worden behandeld. De technologisch-economische definitie zou bijvoorbeeld inhouden dat een weid verspreide kopie van een Beethovensymfonie ook als populaire muziek moet worden 5 Richard Middleton. Studying popular music. (Buckingham: Open University Press, 1990), p. 4-7.
Description: