Persoonlijkheids- diagnostiek in de klinische praktijk W.M. Snellen Persoonlijkheidsdiagnostiek in de klinische praktijk W.M. Snellen Persoonlijkheids- diagnostiek in de klinische praktijk ISBN 978-90-368-1938-1 ISBN 978-90-368-1939-8 (eBook) https://doi.org/10.1007/978-90-368-1939-8 © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media B.V. 2018 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. NUR 777 Basisontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Scientific Publishing Services (P) Ltd., Chennai, India Bohn Stafleu van Loghum Walmolen 1 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl V Aan Gera, Pepijn, Paulien en Jitse VII Voorwoord In het boek Persoonlijkheidsdiagnostiek in de klinische praktijk reflecteert klinisch psycho- loog Wim Snellen zijn kennis, visie en ervaring opgedaan in een rijke carrière. In de inleiding poneert de auteur de prikkelende stelling: ‘Ik ben dan ook van mening dat het goed is je te verdiepen in de DSM, maar pas aan het einde van de opleiding. Leer je deze systematiek te vroeg kennen dan verhindert dat namelijk goed kijken en de tijd nemen om je te vergewissen van de individuele nuances die er ook of juist voor de indicatiestelling toe doen.’ De auteur houdt een hartstochtelijk pleidooi voor zorgvuldige en verantwoorde diagnostiek, voorbij het classificerende DSM-hokjesdenken. Zoals bekend staat Snellen niet alleen in zijn kritiek op de (toepassing van de) DSM-systematiek. Een consortium van onderzoekers op het gebied van de nosologie en taxonomie van psychische stoornis- sen schreef recent: ‘Indeed, the sluggish pace of discovery in psychiatry has been attributed, in part, to the limited validity and certain arbitrariness of traditional [i.e. categorical] diagnoses’ en ‘Clinically, diagnosis is expected to help in selection of treatment, but the DSM and ICD are imperfect guides to care’ (Kotov et al. 2017, pag. 457). Ook in het universitair onderwijs in de psychologie kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat een te sterke focus op de DSM-systematiek het heldere zicht op de problematiek van cliënten soms eerder vertroebelt dan verheldert; de discussie over het best passende hokje beperkt het begrip van de persoon en zijn klachten. De bedoeling van de auteur is dan ook een alternatieve weg te wijzen. Anders dan in de meeste boeken op het gebied van de persoonlijkheidsdiagnostiek, die doorgaans alleen the- orieën en instrumenten beschrijven, neemt het voorliggende boek de lezer bij de hand en wijst de weg in de interpretatie en integratie van de diagnostische bevindingen. Snellen reikt een integratief kader aan dat inzichten uit de trektheoretische benadering, de interpersoon- lijke benadering en het psychodynamisch referentiekader combineert. De stijl is zeer toe- gankelijk en het boek is rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden uit de klinische praktijk. Naast de hiervoor genoemde inhoudelijke aspecten komt ook de methodologie aan bod. De auteur onderstreept het belang van multimethod (in casu, indirecte methoden, vragenlijsten, capaciteitenonderzoek, interview en observatie) en multisource diagnostiek (zelfrapportage, heteroanamnese en observatie) en tegelijkertijd het belang van spaarzaamheid (de wet van de verminderde meeropbrengst) bij de inzet van instrumenten. Ten slotte benadrukt Snellen dat geduld en het kunnen verdragen van onzekerheid belangrijke persoonlijke eigenschap- pen zijn voor de diagnosticus. Het boek heeft een mooie opbouw, is genuanceerd en integratief. Het bouwt verder op de dynamische theoriegestuurde profielinterpretatie (DTP), die Snellen ontwikkelde en beschreef samen met prof. dr. Liesbeth Eurelings-Bontekoe. De populariteit van de DTP heeft laten zien dat deze methode voorziet in een behoefte onder clinici. Tegelijkertijd is de DTP ook onderwerp van kritiek, waarvan de kern ligt in de tegenstelling tussen clinici VIII Voorwoord en onderzoekers; romantics en empiricists met de woorden van Garb (2005). De auteur zelf noemt het de rekkelijken en preciezen. Paul Meehl schreef een klassiek geworden disturbing little book, waarin hij als onderzoeker overtuigend aantoonde dat op grond van statistische modellen vrijwel altijd meer valide uit- spraken over mensen worden gedaan dan op grond van het klinisch oordeel. Meehl, zelf psychoanalyticus, schreef hierover: ‘The style and sequence of the book reflect my own ambi- valence and real puzzlement, and I have deliberately left the document in this discursive form to retain the flavor of the mental conflict that besets most of us who do clinical work but try to be scientists’ (Meehl 1954, pag. vi). Het lot (en de zegen) van de clinicus is het verbinden van wetenschappelijke kennis en methoden aan betekenisvolle inzichten voor individuen met ernstige psychische problemen. Dit boek is daarbij heel behulpzaam. Wim Snellen, klinisch psycholoog, docent, supervisor en bovenal specialist in de persoon- lijkheidsdiagnostiek heeft daarmee een grote bijdrage geleverd aan het vakgebied van de klinische psychologie. Dr. Paul van der Heijden, klinisch psycholoog en senior onderzoeker bij het centrum voor ado- lescenten psychiatrie van Reinier van Arkel; hoofddocent psychodiagnostiek voor de opleiding tot klinisch psycholoog specialist bij het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen. IX Dankwoord Graag wil ik mijn grote dank en waardering uitspreken voor alle collega-psychologen en cli- nici van verschillende disciplines met wie ik in wisselende intensiteit nauw heb samenge- werkt. Gedurende mijn ruim veertigjarige loopbaan in de GGZ zijn er zovelen geweest aan wie ik dierbare herinneringen bewaar dat ik niemand in het bijzonder wil noemen, ik zou velen daarmee tekortdoen. De talrijke uitwisselingen, de gezamenlijke zoektochten en de intensieve samenwerkingen hebben veel voor mij betekend. In het bijzonder geldt dat voor de diverse teams en afdelingen waar ik deel van heb uitgemaakt, het gezamenlijk schrijven en redigeren van boeken en artikelen, het (mede) organiseren van symposia en het meewer- ken aan wetenschappelijk onderzoek. Ook dank ik de leidinggevenden van de instellingen voor de gelegenheid die zij mij boden om mijn expertise te ontwikkelen en uit te dragen, een professioneel leven van proces en groei. Veel heb ik geleerd van het helpen vormen van een volgende generatie professionals, vooral in het postmaster onderwijs, het verzorgen van supervisie- en intervisiebijeenkomsten, het aanbieden van cursussen en het deelnemen aan onderzoeksprojecten. Ik realiseer mij dat opleidelingen zich steeds kwetsbaar hebben opgesteld door inzage te geven in hun werk. Ik ben hen zeer erkentelijk daarvoor en heb kunnen profiteren van hun waardevolle vragen en opmerkingen. Zoals een bekend gezegde luidt: teaching is learning twice. Onderzochte cliënten laten zich tijdens het ondergaan van een diagnostisch onderzoek op een zeer persoonlijke wijze kennen en zij geven daarin hun intiemste gedachten en gevoe- lens prijs. Zij hebben mij daardoor ook geholpen met het ontwikkelen van het onderhavige gedachtegoed. Veel cliënten hebben de hoofdstukken in de diverse boeken waarin hun gege- vens zijn gebruikt uitgereikt gekregen. Zij vonden dat vaak een eer, ondanks de voor hen problematische inhoud. Voor het schrijven van dit boek heb ik veel aanmoediging en ondersteuning ondervon- den van zeer gewaardeerde deskundige meelezers van de aankomende generatie professio- nals. Zij hebben daar veel tijd, passie en energie in gestoken. De volgende collega’s noem ik hier met naam en toenaam in alfabetische volgorde: Willem Barents (klinisch psycho- loog; grote lijn), Nicole Blom (GIOS; inhoud), Ronald Heuving (GIOP; sensitief, toewijding en nauwgezet), Femke Jonker (GIOS; power), Bert van Rossum (klinisch psycholoog; vorm en inhoud), Jaap Segaar (klinisch psycholoog; grote lijn), Annick Schur (verse PIOG; oplei- dingsperspectief), Sabine Tibbe (klinisch psycholoog; enthousiasmerend) en Eefje van Vliet (bijna GZ-psycholoog; oog voor detail). Heel veel dank voor jullie betrokkenheid, tijd en inzet. Ik heb veel aan jullie opmerkingen gehad. Paul van der Heijden, klinisch psycholoog die zich op dit gebied in het veld profileert, ben ik veel dank verschuldigd voor het schrijven van een prachtig voorwoord. Hester Presburg en Yulma Perk hebben mij vanuit uitgeverij Springer/BSL op een voor- beeldige en respectvolle manier ondersteund, begeleid, aangestuurd, gecorrigeerd en uit- gedaagd. Zij hebben steeds hun vertrouwen in dit project naar mij uitgestraald. Ook wil ik mijn grote waardering en erkentelijkheid voor Fiorien van der Werff-van Goudoever X Dankwoord uitspreken die als lid van het uitgeversteam voortreffelijk redactiewerk geleverd heeft. Een speciaal woord van dank is bestemd voor Yulma Perk, zonder wie dit boek met deze inhoud niet tot stand zou zijn gekomen. Op een prikkelende, stimulerende, kritische en standvastige wijze wist zij mij binnen de perken en op het juiste spoor te houden, zowel qua inhoud als qua stijl. Zij heeft mij aangezet het onderwerp van de persoonlijkheidsdiagnostiek vanuit het perspectief van de diagnosticus te behandelen. En dan het thuisfront, Gera en mijn kinderen Pepijn, Paulien en haar man Jitse. Zij leefden steeds sterk mee en gaven waardevolle suggesties. Jitse en Paulien hielpen mij in 'gewone' taal te schrijven en mijn gedachten puntig en direct weer te geven. Pepijn waardeert de pas- sie en de focus. Gera heeft eerdere concepten van een aantal hoofdstukken gelezen en gaf op haar zeer persoonlijke wijze uiterst waardevolle feedback. Aan jullie heel veel dank voor deze warme mentale ondersteuning bij het tot stand komen van dit boek, waar ik mijn ziel en zaligheid in heb gestopt. XI Inleiding Lange tijd is de echte psychodiagnostiek genegeerd door de klinisch psychologische beroepsgroep. Toch is het toepassen van diagnostische methoden nooit helemaal weg geweest en ook niet weg te denken, zeker in geval van weerbarstige en complexe psycho- pathologie. Het inschatten van de individuele draagkracht met behulp van diagnostische methoden vormt immers van oudsher een van de essenties van de klinische individuele beroepsuitoefening van psychologen. Het heeft altijd behoord tot de kernidentiteit van deze professionals, de oudste loot aan de stam van de klinische werkzaamheden. Ik beschouw het stellen van een goede diagnose dan ook als een professioneel ambacht, dat veel onnodig leed kan voorkomen. Mijn loopbaan lang heb ik me daarom beziggehouden met de vraag: wat is goede per- soonlijkheidsdiagnostiek? Waarom voer je het uit, en hoe dan? Hoe kom je van de con- crete resultaten op afzonderlijke diagnostische instrumenten tot geïntegreerde, zinvolle en gefundeerde conclusies over het individuele persoonlijkheidsfunctioneren? De diverse diagnostische methoden en technieken die beschikbaar zijn, leveren samen vaak een grote verzameling onoverzichtelijke data op. Het is aan de psychodiagnosticus hierin orde te scheppen, de uitkomsten te integreren en te interpreteren. Dit boek gaat erover hoe je het materiaal van een persoonlijkheidsonderzoek in de klinische praktijk zoveel mogelijk kunt benutten met toegevoegde waarde voor de zorg. Hoe haal je het meeste uit de uitslagen op diagnostische instrumenten? Dit is het eerste boek dat deze materie benadert vanuit de diagnosticus zelf, die zich in de praktijk geconfronteerd ziet met allerlei ruwe data en uitslagen op de diverse diagnosti- sche instrumenten. Het is een pleidooi om de afzonderlijke psychische domeinen niet op voorhand met elkaar te verbinden, maar om te kijken hoe de onderlinge idiosyncratische samenhang hiervan uitpakt bij een specifiek individu. Voor dit doel moet je als diagnosticus de hiërarchisch geordende stabiele persoonlijkheidstrekken, de ontwikkelingsaspecten en competenties, het zelfbeeld, het particuliere narratief en de huidige situatie onderscheiden. Daarmee maak je de verbanden tussen deze domeinen zichtbaar en kun je een geïndividua- liseerde professionele visie op de cliënt vormen. Zo kun je de empathie met de cliënt vergroten en begrijpen hoe deze denkt en voelt, ook aan de hand van een individuele sterkte-zwakteanalyse van diens psychische draagkracht. De kunde van het vak bestaat immers altijd uit het tegelijkertijd inleven in de beleving van de cliënt én kijk hebben op diens psychische structuur, uit de beheersing van behandelpro- tocollen én kunnen inschatten bij wie men wat, wanneer en hoe moet toepassen. Persoon- lijkheidsonderzoek kan hierbij een forse ondersteuning zijn en helderheid bieden, zo blijkt steeds weer in de klinische praktijk. Dit boek is de neerslag van mijn ontwikkeling als diagnosticus. Ik ervaar dat hiermee de cirkel van mijn professionele loopbaan en arbeidzaam leven rond is. De basis van mijn denken is al gelegd tijdens de middelbareschooljaren en mijn studie. Met name mijn leraar Nederlands en de colleges van Sanders (1986), Wijngaarden en Van Peursen zijn mij tot grote inspiratie geweest. Zij leerden mij dat de werkelijkheid slechts te benaderen is door de