MOORD AAN HET VOORHOUT THEO JOEKES Verantwoording Dit verhaal is, voor zover het in de tegenwoordige tijd speelt, van het begin tot het einde verzonnen. Wat Leiden en 's-Gravenhage in 1574 betreft, zijn de achtergronden voornamelijk ontleend aan werken van R. Fruin en J. van Vloten. Voor de hoofddraad van die episode, zoals hier weergegeven, bestaat geen spoor van bewijs. Wat de Koninklijke Bibliotheek betreft, hebben vooral Dr. A.W. Willemsen, drs. E. de Kort en drs. C.A.J. Thomassen mij wegwijs gemaakt in het pand aan het Lange Voorhout, in de stof van Leidens geschiedenis en in het Latijn. Een onmisbaar wetenschappelijk advies mocht ik van Dr. Reinier Braams ontvangen, een medisch van J.A. Kuyper, arts. Dr. C.A. Tamse en Mr. N.F. Hofstee waren zo vriendelijk mij in hedendaagse universitaire benoemingsprocedures in te wijden. Drs. D.A.Th, van Ooijen, kamerlid en dominicaan, adviseerde mij met betrekking tot bepaalde opvattingen in de R.K. kerk. Mr. Max Tripels wees mij de weg in een stukje van het Wetboek van Strafrecht. Hun allen ben ik zeer dankbaar voor hun hulp. De hierna gebruikte deskundigheid op de genoemde gebieden komt van hen, de fouten uitsluitend van mij. Het is ongebruikelijk, dat een schrijver zijn uitgever bedankt. In dit geval is dank echter op zijn plaats aan Peter en Yvonne Loeb, die hun auteurs niet alleen voortdurend stimuleren, maar die soms ook hun wildere plannen in meer bruikbare banen weten te leiden. T.J. 1. Schriftelijke vragen 'Het woord is aan de heer Maartense!' De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal schakelde met zijn linkerhand zijn eigen microfoon weer uit, en die van het spreekgestoelte in. Het was een handeling, die hij na al die jaren blindelings kon uitvoeren. Hij leunde achterover, sloot zijn ogen en begon langzaam heen en weer te wiebelen in het bureaustoeltje, dat zijn voorganger had laten inbouwen in de monumentale voorzitterszetel. Het was midden maart 1981, kort voor het begin van het Paasreces. Van Ammelrooy sliep niet. Hij zat zich te vervelen. Het liep tegen zes uur en hij begon naar zijn biefstuk te verlangen. De stem van Maartense irriteerde hem steeds meer. Omdat hij bang was uit irritatie, verveling en honger toch in te dommelen, maakte hij een kleine kijkspleet onder zijn oogleden. Recht tegenover hem, alleen achter de regeringstafel, zat Staatssecretaris De Leeuw van Onderwijs en Wetenschappen de nagels van zijn rechterhand te bestuderen. Een goed departement, dacht Van Ammelrooy. Hij hoeft zelf geen letter te noteren, want zijn mensen zitten nu boven in de loge, met de mindere goden en twee of drie typistes daarachter in de Derde Afdeling, zijn antwoord klaar te maken. En hij heeft de hele avondpauze om die teksten bij te schaven, te ordenen en in zich op te nemen. De Kamerbewaarder boog zich van links over zijn stoelleuning: 'President?' Van Ammelrooy ging langzaam rechtop zitten. 'Zullen wij de Staatssecretaris nog iets aanbieden?' De vraag hield een dubbele impertinentie in. Nog afgezien van het feit, dat consumpties in de zaal al lang door de betrokkenen zelf worden betaald, zodat van aanbieden geen sprake is, was het gebruik van het woord 'wij' door een lid van het personeel in dit verband ongepast. Maar de achterliggende toespeling was nog ergerlijker. Uit jarenlange ervaring wist de Kamerbewaarder, dat Van Ammelrooy gewoon was rond theetijd een dubbele whisky in de zaal te laten komen. Aanvankelijk serveerde de koffiekamer die uit discretie in een theeglas. Maar daar had de President na enige tijd een stokje voor gestoken. Hij verlangde een gewoon glas. Wie zich verontschuldigt, beschuldigt zichzelf. Toen hij zich te langzaam van zijn zware ziekte herstelde, had zijn dokter hem aangeraden wat kalmer aan te doen met de alcohol. Hij had zich daar zonder veel moeite aan gehouden en dronk nu niet meer voor het diner. Hij had dat nooit met zoveel woorden tegen de Kamerbewaarder gezegd. Hij was niet van plan aan het personeel verantwoording af te leggen van zijn leefgewoonten. Maar hij had vanaf die dag nooit meer drank besteld voor het diner, en zelden tijdens een avondvergadering. Niettemin bleef de Kamerbewaarder in dit opzicht insinuerend gedienstig. Misschien bedoelde hij het goed. Maar Van Ammelrooy had nooit belangstelling gehad voor de motieven van mensen die hem persoonlijk niet na stonden, alleen voor hun gedrag. Alleen omdat de Kamerbewaarder betrouwbaar was en hart had voor zijn werk, liet de President zich zijn steken onder water welgevallen. 'Nee,' zei hij, 'ik schors over een kwartier.' Nu hij weer klaarwakker was, drong de stem van Maartense volledig tot hem door. Van Ammelrooy keek met geveinsde belangstelling naar rechts. Op het spreekgestoelte zag hij een man van even in de veertig, overdreven rechtop en krampachtig opgewekt. Hij was gekleed in een geruit hemd met open boord, met daaroverheen een kledingstuk, dat de President op de lagere school als pullover had gekend en gedragen en dat nu een spencer wordt genoemd. Hij klonk of hij een volle klas toesprak. In de zaal zaten zes leden. Een zevende was net mismoedig weggelopen. Maartense zaagde onverdroten voort door zijn tekst. Vreemd eigenlijk, dacht de Voorzitter, het meubel waar de spreker achter staat heet een gestoelte. Met zijn keurige, intellectuele stem vervolgde de spreker: 'Daarmee, Voorzitter, heb ik mijn complimenten aan het adres van de bewindsman uitgeput. Wat hij gezegd heeft over de welzijnsaspecten van het k.o./l.o is buitengewoon slecht op ons overgekomen. In de eerste plaats moeten wij ons allemaal als politiek- maatschappelijk gegijzelden voelen, zolang de regering het tijdpad niet bekend maakt. Wat de inschakeling van vrouwen in de kaders van de schoolbegeleidingsdiensten betreft, dacht ik, dat de Kamer weet, dat mijn partij vóór emancipatie en tegen discriminatie is. Sommige geachte afgevaardigden houden dat niet voor mogelijk. Maar, Voorzitter, het welzijn wordt geschapen door de werkers in het veld. Ik moet in dit geval zeggen: werksters in het veld. Het zijn de trendvolgers, die het welzijn bepalen. En in dit geval ook het grote struikelblok van de bewindsman: het inkomensplaatje van de submodale boven- minima. Maar, Voorzitter, wij moeten dit alles ook operationeel maken . ..' Van Ammelrooy's gedachten waren alweer een heel eind weggedwaald. Aan zijn rechterhand had de Griffier sinds kwart voor vier stug zitten ..werken Zij droeg de donkergrijze jurk, die zij bijna tot uniform had gemaakt voor die gelegenheden, waarbij zij voorzag, dat zij meer dan enkele ogenblikken in de vergaderzaal naast hem op het schavot zou doorbrengen. Je hoeft je voor mij echt niet zo zedig te kleden,' had hij wel eens gezegd Zij had geglimlacht maar niet geantwoord. Als jong Commies-Griffier had zij de tijd nog meegemaakt, dat de Voorzitter in jacquet presideerde en de griffiers in minder stemmige kledij geen toegang hadden tot de vergaderzaal. De zwarte japon zonder opsmuk, die zij zelf in die tijd geacht werd te dragen, hing nog in haar kast. Zij zou er nu niet meer in passen. Het was een souvenir. Haar donkergrijze jurk was haar compromis tussen de stijl van toen en de quasi-populaire kledij van leden in spijkerbroeken en open hemden. Het was bijna kwart over zes. Hij zag, dat zij een paar aantekeningen maakte op een getypt vel papier. Zij gaf het aan hem door. Onderaan stond in haar haastige, ronde handschrift: m.i. geen bezwaar. In de tekst had zij twee keer het woord 'juist' in het woord 'waar' veranderd. Zij had jaren tevoren van haar voorganger geleerd, dat juist in kamervragen die twee begrippen vaak door elkaar worden gehaspeld. 'Het is niet juist maar het is niet juist maar het is wel waar,' placht haar voorganger te zeggen. Het is gebruik, dat ingediende vragen zo snel mogelijk worden afgewerkt zelfs tijdens een plenaire vergadering. De Griffier voorziet ze van advies de President moet ze paraferen. Alleen vragen die onwelvoeglijk 'zijn of die betrekking hebben op aspecten van een onderwerp waarover kort tevoren al vragen zijn ingediend, of die kort voor een debat over hetzelfde onderwerp worden gesteld, zullen door de Voorzitter niet worden doorgezonden. Van Ammelrooy las: Vragen van het lid Prins (RP) aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen. 1 Is het waar, dat de Koninklijke Bibliotheek onlangs een boek heeft ,verworveb, geschreven in de Tachtigjarige Oorlog tijdens het beleg van Leiden? 2 Is het waar, dat de directie van de Koninklijke Bibliotheek heeft bepaald dat ,dit boek niet zonder toestemming van de directeur mag worden geraadpleeegd, laat staan uitgeleend? 3 Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, wat is dan de de reden van deze beslissing en op welke regel is het standpunt van de directie gebaseerd? 4 Welke stappen denkt de Minister te ondernemen om het bewuste boek voor belangstellenden beschikbaar te maken? 'Ik had geen idee, dat Prins zo in onze vaderlandse geschiedenis was geïnteresseerd,' fluisterde Van Ammelrooy zijn Griffier toe. 'Hoort de Bibliotheek trouwens niet thuis bij CRM?' Hij strekte zijn hand uit naar de Staatsalmanak. Terwijl Elizabeth Brederode hem het boek in zijn oranje plastic omslag aanreikte, zei zij: 'Een fles rode bourgogne?' Hij wuifde het boek weer weg: 'Sinds wij afgetopt zijn, kan ik mij geen weddenschappen meer veroorloven. Jij weet toch alles.' 'Daar word ik voor betaald,' zei zij droog. Het verbaasde haar iedere keer weer, dat Van Ammelrooy zo slecht thuis was in de organisatie van de rijksdienst. 'Prins is toch republikein?' zei zij alleen. En ging door met het corrigeren van het verslag van de laatste vergadering van de Commissie voor de Werkwijze. 'Wij moeten inspelen op de basis,' dreunde Maartense verder. Er zaten nu nog vier leden in de zaal. Tegen half zeven begon het Statenrestaurant vol te lopen. 'Inspraak, of liever democratisering aan de basis, is daarbij fundamenteel.' Van Ammelrooy zag dat Maartense met zijn laatste velletje bezig was. Hij betreurde zijn afwijzende antwoord aan de Kamerbewaarder. Zijn maag knorde zo naar biefstuk, dat Elizabeth onwillekeurig even opzij keek. Hij had nu dringend behoefte aan wat in parlementair jargon 'een sanitaire stop' heet. Maartense ploegde stug voort: 'De programma's moeten nu worden opgestart. Ik schat het zo in, dat wij moeten inspelen op de werkers in het veld . . De herdertjes, dacht Elizabeth. '... en op de wetenschappers, die alleen zó kunnen functioneren. Voor dat gebeuren is pluriformiteit essentieel. Die moeten wij hier een nadere invulling geven.' Van Ammelrooy las de vragen van Prins nog eens over, haalde zijn schouders op, en zette voor accoord de letters acc. en zijn sierlijke paraaf op het papier. Werktuiglijk keek hij op zijn polshorloge om de datum te verifiëren. Onder zijn paraaf schreef hij: 17.3.81 2. Therèse van der Werff Het nieuwe meisje stond op een stoel met haar rug naar hem toe. Haar strakke kokerrok en haar even nauw aansluitende truitje, allebei donkerblauw, accentueerden haar figuur, slank als van een sportief schoolkind. Haar donkerblonde haar was kortgeknipt. Zij stond op haar tenen, met beide handen hoog boven haar hoofd, om een ordner terug te zetten op de documentenkast. Het viel hem op, dat zij zwarte lakschoenen met hoge hakken droeg. Dus toch geen schoolmeisje. Haar armen bleven omhoog geheven omdat zij moeite had een plaats voor de zware ordner te vinden. Hij zag hoe haar truitje spande onder haar .armen en op haar rug. Hij merkte, dat hij zijn adem had ingehouden. Later besefte hij, dat hij op een rug verliefd was geworden. Herman Verhoeven zou de datum en zelfs het uur, waarop hij het slanke blonde meisje het eerst zag, zijn leven lang niet meer vergeten. Het was vrijdag 6 april 1979, 's middags om vijf uur. Hij was net voor sluitingstijd het administratiekantoor van de historische subfaculteit aan de Middelstegracht binnen gelopen om te proberen zijn jarige broer in Italië telefonisch geluk te wensen op kosten van de universiteit. Het meisje op de stoel draaide zich om. Hallo,' zei zij. Ze had een heldere stem, een beetje schel. Geen schoolkind. Hij vond het moeilijk haar leeftijd te schatten. Zij had een onnatuurlijk bleke, gladde, bijna doorzichtige huid. Ondanks de peinzende blik in haar bruine ogen, en de twee rimpels langs haar mondhoeken, maakte zij geen droefgeestige indruk. Zij leek alleen heel breekbaar, als een Meissen herderinnetje. Zoals zij daar stond, kunstmatig opgesteld op een stoel, roerloos, deed zij hem een beetje aan een etalagepop denken, maatje zesendertig, oudere meisjes. Hij was in de deuropening blijven staan. In de gang hoorde hij de nadrukkelijke stap van mevrouw Segal, de administratrice, dichterbij komen. Hij liep de kamer binnen, hielp het meisje van de stoel en schudde de smalle maar verrassend sterke hand, die hij toch al vasthield. Herman Verhoeven,' zei hij. Even denken,' zei zij, fronsend. 'Lector? Vaderlandse geschiedenis? Ik ben hier pas een week.' Hij knikte, sprakeloos. Hij was in niets zo kwetsbaar en gevoelig als in zijn persoonlijke ijdelheid. Betty Segal kwam binnen. Zij had Herman ruim twintig jaar meegemaakt, eerst als assistent, later als lector. Zij overzag de situatie met één blik. 'Ik zie, dat je al hebt kennis gemaakt met mijn nieuwe assistente,' zei zij. 'Zij met mij, maar ik nog niet met haar,' zei hij. 'Ik ben hier pas een minuut.' 'Ik heb altijd de indruk gehad, dat jij in een minuut meer kon klaarmaken dan een ander in een uur.' 'Meer wat?' zei hij. Het meisje draaide zich snel om en snoot haar neus. 'Wat kom je hier eigenlijk doen ?' zei Betty. Het meisje kwam op een meter afstand voor hem staan, kaarsrecht. Zij was een half hoofd kleiner dan hij, en zo keurig verpakt, dat er alleen nog een lintje aan ontbrak. 'Ik heet Therèse van der Werff,' zei zij. Omdat Herman doorgaans niets op de administratie van de subfaculteit te zoeken had, was hij er nooit achter gekomen, dat Betty gewoonlijk aan het eind van de werkweek een glaasje sherry schonk voor haar zes collega's in het gebouw en toevallige bezoekers. Zij had zich daarmee een reputatie van gastvrijheid opgebouwd, hoewel de sherry werd bekostigd uit de post 'representatie' op de begroting van de universiteit. Zelfs de glazen waren rijkseigendom. Drie dagen later zag hij het meisje Therèse over het Rapenburg fietsen. Zij droeg een wijnrode ribcord broek en een donkergroene coltrui. Zij trapte zwaar en langzaam, als een renner die een steile heuvel beklimt. Toen zij uit eigen beweging bij hem stopte, zag hij een dure versnelling op het stuur van haar racefiets. 'Waarom bent u vrijdag niet gebleven?' vroeg zij zonder inleiding. 'Het was best gezellig.' Omdat Herman drie dagen lang aan het bleke meisje in de blauwe rok had lopen denken, moest hij zich even op de werkelijkheid instellen. 'Wat kwam u trouwens doen?' 'Jou van die stoel afhelpen,' zei hij. 'Levensgevaarlijk.' 'Mevrouw Segal zegt, dat u soms blanco schrijfpapier bij ons steelt. En enveloppen.' 'Daar kwam ik niet voor. Hoe weet zij dat trouwens? Telt zij de velletjes?' 'Er zijn mensen die alles weten. Net zoals mijn moeder. Ze steelt trouwens zelf sherry en glazen.' ' Je moeder?' Herman zag een steeds aanlokkelijker perspectief: een waanzinnig aantrekkelijk meisje met een chantabele moeder. Therèse schoot in de lach: 'Dat weet ik niet. Het zou best kunnen. Maar ik bedoelde mevrouw Segal Voor haar vrijdagjes.' 'Vrijdagjes.' Hij herhaalde het op vlakke toon. 'Als u aanstaande vrijdag niet om vijf uur langskomt, maar om kwart over vijf, krijgt u vast ook een glas sherry.' Dat is Goede Vrijdag,' zei hij. Geen algemeen erkende Christelijke feestdag,' zei zij. 'Ik heb een tijdje bij het CNV gewerkt. Gek eigenlijk: dé Christelijke feestdag is geen officiele vrije dag. Hemelvaart wel. Van prestatiemaatschappij gesproken Nu moet ik echt oppassen, dacht Herman. Deze gelikte pop is nog intelligent ook. En een erg dure fiets Is Betty er vrijdag?' vroeg hij. ' Ja,' zei zij, terwijl zij haar linkerbeen over het zadel zwaaide. 'Maar laat u niet afschrikken: ik ben er ook. Kwart over vijf.' Zonder groet trapte zij weg in de richting van de Academie. Die hele vrijdag kon hij zijn gedachten bijna niet bij zijn werk houden. Hij was bezig een reeks colleges voor te bereiden over