Merkwaardig eigenlijk dat hij met taal noch teken ooit op de drie groene reisflesjes terug is gekomen. Maar ook zijn blikken eettrommel heeft hij haar nooit teruggevraagd. Alleen de zeven cassettebrieven heeft hij willen aanhoren. Niet haar reisavonturen. De wandelstok heeft hij stilzwijgend aanvaard. Dag en nacht schraagt hij hem. En haar. Het stuk bergkristal siert hun salontafel.
· · · Het eethuis loopt naar genoegen. Politici met jeugdige gezichten bestieren de toekomst. Het verleden is door kunstenaars verwerkt tot een indrukwekkend aluminium monument. Precies in het centrum van Paramaribo. Altijd liggen er bloemen. Verse. Ook van papier, zijde, plastic.
· · · Op plantage-Jericho geuren de ochtenddauw en de avondlucht al eeuwen humusachtig.
· · · Maar wanneer zij het waagt naar de daghemel op te kijken wordt zij voldragen bezwangerd door de vraag of Herman en zij inderdaad genoeg tijd van leven hebben om elkaar opnieuw te leren beminnen. En soms sluit de passaat haar onverwacht in met zijn huiveringwekkende oceaantocht. Dan smeekt zij geen god en geen mens maar de wind om genade!
Vluchtgegevens
Vertrek: 8 december 17.30 vlucht KL 783 Zanderij/Paramaribo Aankomst: 9 december 09.20 vlucht KL 783 Schiphol/AmsterdamHeb je nog kunnen horen dat er iets is gaan rinkelen toen ik door de controle ging. Ik ben geschrokken. Een vrouw heeft me meegenomen naar een kamer. Ze heeft snel gevonden waardoor het kwam. Die microfoon van de cassetterecorder had ik in mijn blouse verstopt. Ik dacht zo, dan kan ik met je praten wanneer ik wil. Want die recorder zit in mijn handtas. Ik hoef dat snoer alleen maar even uit mijn blouse te trekken en vast te zetten. Er zitten nieuwe batterijen in. Maar die vrouw die mij overal ging bevoelen heeft gezegd dat het beter is om die microfoon ook gewoon in mijn handtas te doen. Anders ga ik overal moeilijkheden krijgen bij de controle. Ik heb het direct gedaan. Zodoende kon ik in het vliegtuig niet tot je praten. Ze hadden mijn handtas ergens bovenaan opgesloten. En ik zat in het midden vast met riemen.
· · · Ik heb soms geslapen. Soms heb ik met open ogen liggen dromen. Aan van alles heb ik moeten denken. Zelfs aan vader Julius en moeder Hermine. En aan Dearest. Zelfs de olifant kwam weer in mijn gedachten. Maar ik ben veilig aangekomen. Ik heb gewoon steeds aan mensen gevraagd wat ik moest doen en waar ik moest zijn. Ik heb niemand aangekeken toen ik naar buiten ging. Ik wou niet worden opgehouden. Ik wou me ook niet verlegen voelen zo alleen. Ik heb snel een taxi gevonden. Die chauffeur was vriendelijk. Hij heeft me naar mijn hotel gereden. Hij heeft zelfs mijn bagage naar binnen gedragen. Ik heb een mooie kamer gekregen van die mensen. Mooi en echt schoon. Er staan twee bedden naast elkaar. Een koelkast.
· · · Een kluis. Telefoon. Als ik honger heb kan ik de roomservice bellen. Ik ben eerst uitgebreid gaan baden. Ik zit in mijn roze nachtjurk. Een nieuwe. Maar je zuster heeft hem net als die andere gemaakt: lang en recht met zes koperen knopen.
· · · Ik ben een beetje bang van dat dubbele bed. Ik zal je missen naast me. Ik houd je hand vast. In mijn gedachten. In mijn slaap. Overal.
♦
· · · Hotel Sheraton Rotterdam
· · · Kamer 435
· · · Cora