ebook img

Levend Aas PDF

265 Pages·1991·0.9 MB·German
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Levend Aas

Levend Aas P.J. Tracy 1 Het was kort na zonsopgang en het regende nog steeds, toen Lily haar echtgenoot vond. Hij lag op zijn rug op het asfalt voor de plantenkas; de regendruppels plensden in zijn open mond en ogen. Ook al was hij dan dood, hij zag er in deze positie nog best knap uit, nu de zwaartekracht aan de losse, rimpelige huid van zijn gezicht trok en vierentachtig jaren vol vreugde, verdriet en zorgen gladstreek. Ze bleef even naast hem staan en huiverde toen ze de regen in zijn ogen hoorde spatten. Ik haat oogdruppels! Morey, hou je nou eens even stil. En niet knipperen! Niet knipperen, zegt ze... en druppelt chemicaliën in mijn ogen. Stil nou! En het zijn geen chemicaliën. Kijk maar op het etiket: 'Natuurlijk traanvocht'. Ik kan toch niet lezen? Ik ben blind! Eén zandkorrel in je ogen en jij bent al blind. Mijn grote, stoere vent. Het is helemaal geen natuurlijk traanvocht. Hoe zouden ze daar aan moeten komen ? Begrafenissen aflopen en flesjes onder de ogen van alle huilende mensen houden? Nee, ze gooien gewoon wat chemicaliën bij elkaar en nóémen dat 'natuurlijk'. Valse voorlichting, dat is het. Dit is onnatuurlijk traanvocht: een flesje leugens. Stil nou, ouwe zeur! Maar daar draait dus alles om, Lily. Niets zou zich mogen uitgeven voor wat het niet is. Overal zou een groot label aan moeten hangen, waar precies op stond wat het moest voorstellen, zodat daar geen enkel misverstand over kon bestaan. Weet je nog, die kunstmest die we toen voor onze kweekplanten hadden gebruikt, die alle lieveheersbeestjes vergiftigde? Hoe heette dat spul ook alweer? PlantGroen. Juist. Nou, dat had dus PlantGroenLieveheersbeestjeDood moeten heten. En niet in kleine lettertjes op de achterkant, want die zijn niet te lezen. Nee, goudeerlijk labelen: dat moeten we hebben. Dat is een goede stelregel... daar had ook God zich aan moeten houden. Morey! Tja, het is toch zo? Daar heeft hij gewoon een grote fout gemaakt. Was het voor Hem nou zo moeilijk, om alles eruit te laten zien zoals het is? Hij is toch God? Had Hij best voor kunnen zorgen. Denk je maar eens in: er staat een vent voor je deur, met een brede glimlach en een aardig gezicht, jij laat hem erin en vervolgens vermoordt hij je hele gezin. Daar is God dus de fout in gegaan: het kwaad moet er ook akelig uitzien, dan laat jij het ook niet binnen. Uitgerekend jij zou toch moeten weten, dat het niet zo eenvoudig ligt. Zo eenvoudig ligt het dus wel. Lily haalde diep adem en hurkte bij Morey neer, een jeugdige houding voor zo'n oude vrouw maar haar knieën waren nog steeds prima: sterk en soepel. Ze kreeg zijn ogen niet helemaal dicht, en met die spleetjes zag hij er maar sinister uit. Het was langgeleden dat ze ergens zo de rillingen van had gekregen. Ze durfde niet naar die ogen te kijken, toen ze zijn tegen zijn voorhoofd geplakte, zilvergrijze haarslierten naar achteren streek. Een van haar vingers gleed plots in een gat, aan de zijkant van zijn hoofd. Ze verstijfde, fluisterde: 'O, nee' en kwam snel overeind, haar vingers afvegend aan haar tuinbroek. 'Ik zei het toch, Morey,' vitte ze voor de allerlaatste keer op haar man. 'Ik heb het je toch gezegd.' 2 De maand april was in Minnesota altijd wispelturig, maar zo eens in de tien jaar was hij ronduit sadistisch. Dan sprong hij onbeschaamd van verleidelijke voorjaarsbeloften over op de woeste doodsstuipen van een koppige winter, die er niet aan dacht om kalmpjes weg te glippen. En zo'n jaar was het nu dus. De afgelopen week had een grillige sneeuwstorm ingebeukt op de warmste aprilmaand sinds mensenheugenis, die de reeds voorzichtig uitbottende bomen de stuipen op het lijf had gejaagd en in de hele staat het debat over een massale uittocht richting Florida weer hoog had doen oplaaien. Maar uiteindelijk had de lente toch gezegevierd - en die deed momenteel hard haar best om alle ellende weer te doen vergeten, wat haar verdomde goed afging. Het kwik zat al tegen de vierentwintig graden en de door de sneeuw versufte plantenwereld had zich met een schaamteloze explosie van lichtgroen herpakt. En het mooiste was nog wel, dat het leger muggenlarven nog in de meren en moerassen hing te soezen. Dus kwamen de naar zon snakkende inwoners van Minnesota aarzelend en in groten getale naar buiten, om zichzelf tijdelijk wijs te maken dat het in deze staat eigenlijk best goed wonen was. Rechercheur Leo Magozzi lag languit in een gammele ligstoel op de veranda aan de voorkant van zijn huis: de zondagskrant in de ene, een koffiemo k in de andere hand. Hij was de sneeuwstorm van vorige week nog niet vergeten en was nuchter genoeg om te beseffen, dat er best nóg eentje kon komen. Maar hij vond ook dat het geen zin had een perfecte dag te bederven door cynisch te doen. En daarbij: het gebeurde maar zelden dat hij de ledigheid waarnaar hij altijd verlangde, ook werkelijk ten uitvoer kon brengen. De vrije tijd van een rechercheur van de afdeling Moordzaken was immers altijd gekoppeld aan die van moordenaars. En zij leken soms wel de vlijtigste inwoners van het hele land. Echter, om de een of andere onverklaarbare reden, genoot Minneapolis momenteel van de langste moordvrije periode in jaren. Of zoals zijn partner, Gino Rolseth, het zo welsprekend had verwoord: 'Moord is dood'. In de afgelopen maanden hadden ze weinig anders te doen gehad, dan werken aan verschillende cold cases: onopgeloste, nog openstaande zaken. Als ze die hadden opgelost, moesten ze de wijk weer in: travestieten fouilleren (en wensen dat ze tandarts waren geworden, in plaats van politieagent). Magozzi nam een slok koffie en keek hoe de buurtmasochisten zich bezighielden met diverse soorten van persoonlijke foltering — hijgend, puffend en zwetend, in een verwoede race tegen de klimaatklok, die hen over enkele maanden weer binnenshuis zou opsluiten. Ze jogden, skeelerden, renden met hun hond en vierden elke graad erbij met het afwerpen van weer een kledingstuk. Het was een van de dingen die hij waardeerde in de bevolking van Minnesota: dik, dun, slap of gespierd, als het warm werd, schaamde niemand hier zich voor zijn lichaam. Tegen de tijd dat er zo'n mooie dag als vandaag langskwam, was de helft al halfnaakt. Al was dit natuurlijk niet altijd positief, zoals in het geval van Jim, zijn extreem behaarde buurman, van wie je nooit zeker wist of hij nu een T- shirt droeg of niet. Jim was nu ook buiten, druk bezig met zijn bloembedden, waarmee hij volgende maand bij de Twin Cities Mooiste Tuinen Tour in de bovenste regionen hoopte te eindigen. Mocht Jim erop uit zijn hem een schaamtegevoel te bezorgen, zodat hij zijn huis en tuin beter ging verzorgen, dan was dit zeer beslist niet de manier. Magozzi keek naar zijn armzalige tuin: wat modderpoelen van de bui van vannacht, een paar dappere paardebloemen en een stel blauwsparren in verscheidene stadia van verwelking. Eens in de zoveel tijd kreeg hij een flashback, van hoe het er hier voor zijn scheiding had uitgezien: een zee van bloemen, een gazon van fier rechtopstaand veldbeemdgras, en Heather, die elke dag met scherpe gereedschappen en een strenge blik het groen dwong zich aan haar te onderwerpen. Zij was er goed in dingen aan zich te onderwerpen, het had bij hem in ieder geval ook gewerkt en hij was nog wel bewapend. Hij zat net aan zijn tweede kop koffi e en was bijna bij het sportkatern, toen er een Volvo-stationcar op zijn oprit stopte. Gino Rolseth stapte eruit, met een gigantische koelbox en een Kingsford-tas. Zijn buik tekende zich af onder een royaal bemeten Bahama-shirt en zijn vlezige benen staken onder een afschuwelijke, geruite bermuda uit. 'Ha, die Leo! ' Gino sleurde de koelbox de veranda op. 'Ik ben beladen met geschenken, in de vorm van dierenvlees en gefermenteerde granen.' Eén van Magozzi's donkere wenkbrauwen vloog omhoog. 'Om acht uur 's ochtends? Zeg me dat dat betekent, dat Angela jouw miserabele lijf eindelijk uit haar bed heeft geduwd, dan bel ik meteen en vraag haar ten huwelijk.' 'Mocht je willen! Nee, dit is pure liefdadigheid. Angela is met haar ouders en de kinderen naar de een of andere kunstnijverheidsmarkt in het Maplewood winkelcentrum. Dus toen had ik ineens een vrije zondag, en dacht ik jouw troosteloze leventje een beetje te komen opvrolijken.' Magozzi stond op om in de koelbox te gluren. 'Wat is dat, een kunstnijverheidsmarkt?' 'Je weet wel, van die kraampjes met mensen die huisjes breien van een oude boodschappentas, en zo.' Magozzi rommelde in de koelbox en haalde er een pakje ongezonde, dikke, grauwwitte worstjes uit. 'Wat is dit? Het lijken jouw benen wel.' 'Dat zijn echte braadworsten, helemaal uit Milwaukee, culi-barbaar dat je d'r bent. Waar heb jij je barbecue staan?' Magozzi wees naar een roestig ding in een hoek van de veranda. Toen Gino er met zijn voet tegenaan duwde, klapte het ding meteen in. 'Dat schreeuwt om klustape.' Magozzi tilde nu een verdacht uitziende, oranjebruine baksteen uit de koelbox omhoog. 'Twaalf jaar oude cheddar? Mag dat eigenlijk wel verkocht worden?' Gino grijnsde. 'Daar krijg je tranen van in je ogen, dat kan ik je alvast beloven. Heb ik gekocht bij een kaasboertje in Door County. Ze waren een kaas in de kelder vergeten en vonden hem pas twaalf jaar later terug: met een dertig centimeter dikke schimmellaag erop. Nirwana, mijn vriend, puur nirwana. Verbluffend wat een koe en een paar bacteriën samen kunnen maken.' Magozzi rook aan de kaas en deinsde meteen terug. 'O ja, als ik een koe zie, denk ik ook altijd: Goh, wat zou het fantastisch zijn om hier een paar bacteriën bij te zetten... Hé, maar waarom zit er een dossiermap in je koelbox?' 'Omdat het een cold case is.' 'Leuk, heel leuk.' Gino pakte de barbecue op, waarna er in een wolk van roestsnippers nog een poot afviel. 'Dat is een zaak uit 1994, waar we straks misschien eens naar kunnen kijken. Gewoon, om onze handigheid te houden, begrijp je, voor het geval er in deze stad nog eens iemand wordt vermoord. De zaak-Valensky, herinner jij je die nog?' Magozzi ging op zijn ligstoel zitten en sloeg de map open. 'Een beetje... dat was toch met die loodgieter?' 'Juist, die. Zeven schoten, waarvan drie kogels op een plek, waar ik niet eens aan durf te denken.' 'Loodgieters zijn ook veel te duur.' 'Vertel mij wat! Maar voor het overige kon je voor die man haast een heiligverklaring aanvragen. Het was een Pool, die de oorlog had overleefd, naar onze goeie, ouwe Verenigde Staten was geëmigreerd, hier een zaak begonnen, getrouwd, drie kinderen, ouderling van zijn kerk, hopman - kortom, de hele Amerikaanse droom. En dan bloedt hij dood op zijn eigen badkamervloer, nadat iemand hem als schietschijf gebruikt.' 'Verdachten?' 'Ben je gek! Volgens de verklaringen in die map was iedereen dol op hem. Die zaak zat meteen muurvast.' Magozzi smeet de map grommend van zich af. 'De meeste kerels met een vrije dag doen iets heel anders, zoals bikini's tellen op een bankje bij Lake Calhoun.' 'Hé, ik ben misdaadbestrijder: ik streef een hoger doel na.' Gino haalde een hand door de blonde borstel op zijn hoofd en dacht even na. 'En daarbij: het is nog te vroeg voor bikini's.' Toen het telefoontje kwam, was Magozzi nog niet eens klaar met het vastplakken van de poten van zijn barbecue. Gino was net naar binnen gegaan om de koelbox uit te laden. Toen hij weer op de veranda verscheen, straalde hij. 'Hé, wil je een lijk zien?' Magozzi leunde fronsend achterover. 'Ligt er een in mijn keuken dan?' 'Nee, joh! De telefoon ging, dus toen heb ik maar opgenomen. Er is bij de centrale zowaar een moordmelding binnengekomen: Tuincentrum Uptown. De vrouw van de eigenaar vond hem vanmorgen bij een van de kassen. En omdat zij aannam dat het om een hartaanval ging - de man liep al tegen de vijfentachtig, dus wat kon het anders zijn? - belde zij meteen de begrafenisondernemer. Maar ja, toen vond die dus een kogelgat in die vent zijn kop, waarna hij het alarmnummer heeft gebeld.' Magozzi keek smachtend naar de barbecue en zuchtte. 'En waar zijn de dienstdoende agenten, die hier eigenlijk op af moeten?' 'Tinker en Peterson? Dat vroeg ik dus ook meteen. Maar zij waren net op een andere oproep afgegaan. Bij het spoorwegemplacement in noordoost is een arme donder op de rails gebonden.' Magozzi huiverde. 'Nee-nee, maak je niet druk: de trein heeft hem niet geraakt.' 'Dus hij maakt het goed?' 'Nee, hij is wel dood.' Magozzi keek hem afwachtend aan. 'Ja, moet je mij niet aankijken; meer weet ik ook niet.' Gino sprong op, toen uit zijn borstzak een blikkerige versie van Beethovens Vijfde begon te schallen. 'Wat is dat?' Gino haalde zijn mobieltje tevoorschijn en begon woest op allerlei knopjes te drukken, half zo klein als zijn worstvingers. 'Verdorie! Helen zet er steeds van die achterlijke ringtones op, terwijl ze weet dat ik geen flauw idee heb hoe je dat weer moet veranderen.' Magozzi grijnsde. 'Leuk.' En toen liet Beethoven opnieuw van zich horen. 'Meiden van veertien zijn alleen leuk als ze van een ander zijn. Shit, ik ga zo'n ding met hele grote knoppen maken en daar stinkend rijk mee worden! Met Rolseth.' Magozzi stond op, klopte de roest van zijn handen, luisterde even naar Gino's gegrom en liep toen naar binnen om alles af te sluiten. Toen hij terugkwam op de veranda, had Gino zijn wapen al uit de auto gehaald. Hij stond het net vast te maken aan de riem, die zijn bermuda maar amper omhooghield en zag eruit als een soort vuurgevaarlijke toerist. 'Jij hebt zeker geen broek die mij past?' Magozzi grijnsde alleen maar. 'Ach, jij! Zeg, dat was Langer, aan de telefoon. Hij en McLaren zijn net opgeroepen in verband met een mogelijke moord. Mógelijk, omdat er wél een huis met een paar liter bloed is heringericht, maar er geen lichaam is gevonden. En weet je wat nog meer?' 'Hij wil dat wij die zaak overnemen?' 'Nee, hij had van de centrale gehoord dat wij op die zaak van dat tuincentrum zijn gezet. En daarom belde hij mij: dat bebloede huis is daar maar een paar blokken vandaan.' Magozzi fronste zijn voorhoofd. 'En dat is anders zo'n keurige buurt.' 'Exact. Niet bepaald een slagveld, en dan ineens twee mogelijke moorden op één dag. En er is nog iets: de bewoner van dat huis is - of was - in de tachtig, net als die van ons.' Magozzi liet het even tot zich doordringen. 'Denkt Langer aan een connectie? Maar welke dan? Dat er een gek rondloopt, die alleen bejaarden vermoordt?' Gino haalde zijn schouders op. 'Hij wilde ons alleen zeggen alert te zijn, en stelde voor elkaar op de hoogte te houden, voor het geval we nog meer overeenkomsten vinden.' Magozzi keek nog eens verlangend naar zijn barbecue. 'Maar wij hebben dus weer wat te doen.' 'En niet zo'n beetje ook.' Gino zweeg even. 'Denk jij ook wel eens dat het niet helemaal koosjer is, dat wij alleen maar werk hebben als er mensen worden vermoord?' 'Dagelijks, maat.' 3 Marty Pullman zat op de wc-bril van zijn benedenbadkamer en staarde in de loop van een .357 Magnum. Het ronde, zwarte gat leek behoorlijk groot, iets wat hem wel wat zorgen baarde. Maar nog erger was de grote spiegel, tegenover de wc op de schuifwand rond de badkuip. Hij had er weinig trek in, naar zijn eigen sterfscene te moeten kijken. Na enig nadenken stapte hij daarom in de badkuip en schoof de deurtjes achter zich dicht. Met een vage glimlach richtte hij de douchekop op de achterkant van de badkuip en draaide de kraan wijd open. Hij mocht dan een zootje van zijn leven hebben gemaakt; hij verdomde dat ook te maken van zijn sterven. Eindelijk tevreden, ging hij in de badkuip zitten en duwde de loop in zijn mond. Het water plensde over zijn hoofd, zijn kleren en zijn schoenen. Hij aarzelde nog een paar seconden, waarin hij zich opnieuw afvroeg wat hij gisteravond eigenlijk had gedaan - als hij al iets had gedaan. Niet dat dat nu nog wat uitmaakte, dacht hij, terwijl hij zijn duim door de beugel van de trekker stak. 'Meneer Pullman?' Marty verstijfde; zijn duim rond de trekker begon te trillen. Verdorie, hij hallucineerde, dat kon niet anders. Hier kwam nooit iemand langs; en al zeker niet iemand die zichzelf binnenliet (behalve misschien een Jehova's getuige, wat hem nog blijer maakte dat hij een wapen had). 'Meneer Pullman?' De stem klonk luider nu: het was een jonge man. 'Meneer? Bent u daar?' Een stevige roffel deed de badkamerdeur rammelen in zijn omlijsting. De revolver smaakte afschuwelijk toen hij het uit zijn mond haalde. Hij spuugde in het water dat naar de afvoer kolkte. 'Wie is daar?' bulderde hij, zijn best doend angstaanjagend boos te klinken. 'Sorry dat ik u stoor, meneer Pullman? Maar volgens mevrouw Gilbert moest ik desnoods de deur bij u intrappen... ' 'Wie ben jij, verdorie? En waar ken je Lily van?' baste Marty. 'Jeff Montgomery, meneer? Ik werk op het tuincentrum?' Die knaap zette verdorie overal een vraagteken achter; als hij iéts irritant vond... Marty keek zuchtend naar de revolver. Dit werd dus niks. 'Blijf waar je bent. Ik kom eraan.' Hij klom weer uit de badkuip, stroopte zijn doorweekte kleren af en duwde de revolver mét de kleding in de wasmand. Toen wikkelde hij een handdoek om zijn middel en deed de badkamerdeur open. Op de gang keek een lange, knappe jongen van hoogstens achttien of negentien, de handen diep in de zakken van zijn spijkerbroek, hem ongemakkelijk aan. 'Oké, hier ben ik dan. Vertel me maar eens gauw waarom Lily wilde dat jij mijn deur intrapte.' Het was haast grappig hoe Jeff Montgomery zijn grote, blauwe ogen opensperde, bij het zien van het grote litteken op Marty's borst. Hij wendde zijn blik gauw af. 'Eh... ik hoefde uw deur niet echt in te trappen: hij was al open? Mevrouw Gilbert heeft u tig keer gebeld, maar u nam niet op? Maar jeetje, meneer Pullman, het spijt me echt heel erg, maar meneer Gilbert is overleden.' Zeker een minuut lang verroerde Marty zich niet. Hij knipperde niet eens met zijn ogen. Daarna begon hij met de muis van zijn hand stevig over zijn voorhoofd te wrijven, alsof dat hem zou helpen dit bericht te verwerken. 'Wat zeg je daar?' fluisterde hij. 'Is Morey dood?' De jongen perste zijn lippen op elkaar en staarde naar de grond in een poging zijn tranen te bedwingen, wat hem in Marty's ogen weer een paar plaatsen deed stijgen, ondanks al die vraagtekens van hem. Iemand die zoveel om Morey gaf dat hij om hem moest huilen, zou toch wel deugen. 'Hij is neergeschoten, meneer Pullman. Iemand heeft meneer Gilbert doodgeschoten.' Marty zei niets, maar voelde hoe het bloed uit zijn gezicht wegtrok, alsof iemand de stop uit het bad trok. Toen zakte hij opzij tegen de deurpost, waardoor hij nog net overeind bleef. Allemachtig, wat haatte hij deze wereld!

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.