Een groep kinderen van het Leeuwenvolk wordt door rampspoed getroffen. Tijdens een overval door jagers van een onbekend volk van wie de huid is overdekt met vreemde tatoeages, worden de jongens gedood, de meisjes overleven. Alleen de jonge sjamaan Shasemé wordt gespaard, omdat de jagers liever geen problemen willen met de geestenwereld. Aangespoord door Toebé en Xoyé, de ouders van Shasemé, zetten de mannen van het Leeuwenvolk de achtervolging in. Haast is geboden, want de gruwelijk strenge winter nadert en de bergen vormen gevaarlijk en onbekend terrein. Intussen worden de ontvoerde meisjes en Shasemé om dezelfde redenen met ruwe hand voortgedreven. Wat Shasemé niet weet, is dat aan het eind van de tocht op hem wordt gewacht door een krankzinnige sjamaan – een aanhanger van de geest van het duister, de aartsvijand van de Aardvrouw – die via de Droomwereld van Shasemé’s bestaan op de hoogte is. De onvermijdelijke confrontatie blijkt van beslissend belang…