ebook img

Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van ... PDF

50 Pages·2004·2.53 MB·Dutch
by  
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van ...

Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen Johan Paridaens, Hans Vanmarcke Departement Stralingsbeschermingsonderzoek Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA MIRA/2001/01 juni 2001 Dit rapport verschijnt in de reeks MIRA Ondersteunend Onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij. Deze reeks bevat resultaten van onderzoek gericht op de wetenschappelijke onderbouwing van het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen. Dit rapport is ook beschikbaar via www.milieurapport.be Contactadres: Vlaamse Milieumaatschappij – MIRA Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015/451 466 [email protected] Wijze van citeren: Paridaens J., Vanmarcke H. (2001), Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2001/01, SCK. BLG 884 Mol, Juni 2001 3 SAMENVATTING.....................................................................................................................................................1 Inleiding................................................................................................................................................................2 Natuurlijke radioactiviteit..................................................................................................................................2 Werkwijze..............................................................................................................................................................3 FOSFAATVERWERKENDE INDUSTRIE........................................................................................................5 I. UCB – ZANDVOORDE, OOSTENDE.................................................................................................................5 I.1. Radioactiviteit in het productieproces................................................................................................5 I.2. Productiecijfers fosforzuur en gips.....................................................................................................5 I.3. Gipsstorten..............................................................................................................................................5 II. PRAYON-RUPEL, PUURS.................................................................................................................................10 II.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................10 II.2. Productiecijfers fosforzuur en gips...................................................................................................10 II.3. Gipsstorten............................................................................................................................................11 III. RHODIA CHEMIE, ZELZATE...........................................................................................................................20 III.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................20 III.2. Productiecijfers fosforzuur en gips....................................................................................................20 III.3. Gipsstorten.............................................................................................................................................21 IV. TESSENDERLO CHEMIE, TESSENDERLO, HAM............................................................................................26 IV.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................26 IV.2. Ertsverbruik, calciumfluorideproductie, emissies in waterlopen.................................................26 Slibbekkens.........................................................................................................................................................28 IV.4. Oppervlaktewaters, valleien van Grote Laak en Winterbeek........................................................31 V. BASF, ANTWERPEN......................................................................................................................................36 V.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................36 V.2. Productiecijfers gips............................................................................................................................37 ODDA procédé : verwerkte radioactiviteit, radioactiviteit in eindproducten........................................38 V.4. Radiologische impact..........................................................................................................................39 UNION MINIÈRE, OLEN (UM)..........................................................................................................................40 VI. 40 VI.1. D1 Stortplaats.......................................................................................................................................40 VI.2. De Bankloop..........................................................................................................................................40 VI.3. Overstromingsgebied van de Bankloop aan de monding in de Kleine Nete..............................40 VI.4. Besmette straten in Geel en Olen.......................................................................................................41 VI.5. Radiologische impact, bestemming...................................................................................................42 ANDERE INDUSTRIEËN.....................................................................................................................................43 Referenties...........................................................................................................................................................44 APPENDIX.................................................................................................................................................................45 SAMENVATTING De voornaamste bron van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen is de fosfaatindustrie. Door een vijftal bedrijven die fosfaaterts verwerken of verwerkt hebben, werd sedert het begin van de jaren ‘20 tot nu ongeveer 64 TBq radium en 2.7 TBq thorium verwerkt. Hiervan ging 36.5 TBq radium en 2.3 TBq thorium naar ongeveer 48 miljoen ton gips. Ongeveer 36 miljoen ton hiervan ligt nog opgeslagen op gipsstorten in Vlaanderen, iets meer dan 2 miljoen ton werd ervan verkocht, ongeveer 10 miljoen ton werd in de Schelde geloosd. Bijna 10 TBq radium kwam in 2.4 miljoen ton calciumfluoride slib terecht, opgeslagen op stortplaatsen. Ongeveer 13 TBq radium werd in de Grote Laak en de Winterbeek geloosd, en een moeilijk te schatten fractie daarvan bevindt zich nu in de valleien van die rivieren. Tot slot kwam nog 6 TBq radium en ongeveer 0.4 TBq thorium in kunstmeststoffen terecht. Meestal treedt een verdunning van de activiteit op ten opzichte van de gebruikte ertsen, bij gips met een factor 1.6, bij kunstmest met een factor 3 ongeveer. Bij calciumfluorideslib treedt dan weer een concentratie op met een factor 3 tot 8 afhankelijk van het productieproces. Ook in de besmette valleigronden van Grote Laak en Winterbeek komen door jarenlange accumulatie radiumconcentraties voor die soms meer dan 10 keer hoger zijn dan die van de ertsen. De totale oppervlakte ingenomen door gekende gipsstorten bedraagt ongeveer 165 ha, hierin ontbreken een aantal historische storten in de Rupelstreek, waarvan de situering en oppervlakte moeilijker te achterhalen valt. De slibbekkens in Tessenderlo beslaan ongeveer 82 ha. In het totaal zijn er in Vlaanderen dus ongeveer 247 ha storten met verhoogde concentraties aan natuurlijke radioactiviteit, als gevolg van de fosfaatindustrie. De omgevingsbesmetting situeert zich voornamelijk rond de Grote Laak met ongeveer 12 ha, en de Winterbeek waar een schatting van meer dan 200 ha niet overdreven lijkt. De radiologische impact van de fosfaatindustrie op de bevolking is in de meeste gevallen echter heel beperkt. Dit komt vooral door het gebruik dat momenteel gemaakt wordt van de terreinen met radium- of thoriumhoudende producten. Het stralingsrisico wordt immers beheerst door het risico op insijpeling van radongas in gebouwen. Dit komt in de huidige toestand slechts zeer sporadisch voor, met enig voorbehoud voor de situaties in de Rupelstreek en in Molenstede (Diest, Winterbeek) die nog verder zullen worden onderzocht. Ook de historische radiumproductie bij Union Minière in Olen zorgde voor verspreiding van radium in het milieu. Er is de D1 stortplaats van 10 ha en daarnaast een omgevingsbesmetting die op ongeveer 23 ha kan worden geschat. De radiologische impact hiervan is iets groter, zonder dat zich acute problemen stellen. Deze grotere impact is vooral te wijten aan verhoogde radonconcentraties in een klein aantal woningen, en de verhoogde dosistempo's boven sommige besmette plaatsen, bijvoorbeeld langs de Bankloop. Naast de hoger vermelde industrietakken kunnen nog andere aangehaald worden die aanleiding geven tot verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden. Het belangrijkst hierbij lijkt de verbranding van steenkool, waarbij de minerale stoffen, grotendeels geconcentreerd worden in vliegas en bodemas. Dit voorbeeld en mogelijke andere vielen echter buiten het kader van deze studie. 1 Inleiding In Vlaanderen zijn nogal wat industrieën, die in min of meerdere mate in het verleden hebben bijgedragen of nu nog bijdragen tot de verspreiding van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden in het milieu. We hebben het hier dan wel degelijk over industrietakken die niet tot de nucleaire sector kunnen worden gerekend. Bij de uitgave van een aantal kaarten door de Belgische geologische dienst [1] in 1994 werd de aanwezigheid van verhoogde natuurlijke radioactiviteit op sommige plaatsen in Vlaanderen nogmaals duidelijk onderstreept. Het betreft hier een reeks kaarten met de gammastraling in België gemeten vanuit een vliegtuig, op 120 m boven de grond. Ze tonen de natuurlijke radioactiviteit, te wijten aan de uraniumreeks, de thoriumreeks en aan kalium-40. De natuurlijke straling van geologische oorsprong is in Vlaanderen vrij beperkt. Daardoor vallen de plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit, die op de uranium-thorium-kalium synthese kaart rood (uraniumreeks) of blauw (thoriumreeks) zijn ingekleurd bijzonder op. Deze kaart is te zien in fig.1. We noemen hier bijvoorbeeld voor wat betreft de uraniumreeks : de streek gelegen op de grens van de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams Brabant; de Rupelstreek; een zone langs het Kempisch kanaal in Olen; twee zones bij Oudenburg in Oostende en voor de thorium-reeks een zone langs het kanaal Gent-Terneuzen in Zelzate. Dit zijn slechts de meest in het oog springende voorbeelden. Elk van deze plaatsen kan gemakkelijk in verband worden gebracht met een bepaalde industrietak of een bedrijf. Men moest echter vaststellen dat er voor veel van deze plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit nauwelijks enige gegevens beschikbaar waren omtrent totale hoeveelheden radioactief materiaal, aanwezige isotopen, specifieke activiteit, inrichting of toestand van deze plaatsen, eventuele impact naar de bevolking toe. Daarom werd besloten tot deze studie. 2 Brugge Antwerpen 5 4 3 Gent 1 Hasselt Fig.1: Radioactiviteit in Vlaanderen gezien uit de lucht. Enkele zones vallen op namelijk (1) Grensstreek Antwerpen-Limburg-Vlaams Brabant; (2)Kempisch Kanaal Olen; (3) Rupelstreek; (4) Kanaalzone Zelzate; (5) Oostende. Nog andere zones zijn te zien zoals de mijnterrils in Limburg en de radiumstockage op Belgoprocess in Mol. Natuurlijke radioactiviteit De voornaamste bronnen van natuurlijke radioactiviteit, zijn de uraniumreeks, de thoriumreeks en 40K (kalium-40). De uranium- en de thoriumreeks vindt men in de appendix. De uraniumreeks begint met het isotoop 238U, dat een zeer lange halveringstijd van 4.5 miljard jaar heeft. Daarom is het overal in het leefmilieu aanwezig. Deze vervalreeks vertoont een vrij lange en ingewikkelde cascade van alfa- en betastralers, die uiteindelijk leidt tot het stabiele 206Pb (lood) isotoop. Veel van de isotopen uit deze reeks sturen ook gammastralen uit. Vooral belangrijk is 226Ra (radium-226). De gemiddelde 226Ra activiteit van de aardkorst wordt geschat op 33 Bq/kg [2]. Normale waarden in Vlaanderen liggen tussen de 10 en de 30 Bq/kg [3]. Het heeft een halfwaardetijd van 1600 jaar, en vervalt naar 222Rn, een edelgas met een halfwaardetijd van 3.82 dagen. Dit edelgas kan zich gemakkelijk in de bodem verplaatsen, en eventueel de lucht bereiken. Op deze wijze kan het radongas en dus ook zijn vervalproducten ingeademd worden wat aanleiding geeft tot een inwendige longdosis. Veelal levert het inademen van de vervalproducten van radongas de hoogste dosis op, hoger dan de 2 uitwendige blootstelling te wijten aan gamma- en betastraling. Dit hangt vooral af van hoeveel radongas de lucht kan bereiken, hoe efficiënt de opbouw van de radonconcentratie in de lucht is, en hoeveel van de radon vervalproducten uiteindelijk in de lucht blijven hangen zodat ze ingeademd kunnen worden. De opbouw van radonconcentratie in de lucht hangt af van de luchtverversing, die uiteraard kleiner is in een gebouw, dan in open lucht. De radonvervalproducten zijn geen gassen, maar wel kleine deeltjes die ofwel in de lucht kunnen blijven hangen ofwel zich kunnen afzetten op wanden of op voorwerpen en dergelijke. Als ze zich afzetten kunnen ze niet meer worden ingeademd, en kunnen ze dus niet meer bijdragen tot de longdosis. De evenwichtsfactor F geeft aan welk percentage van de radondochters in de lucht blijft. Zeer dikwijls wordt voor F een waarde van 0.4 of dus 40 % aangenomen. De typische achtergrond radon concentratie in open lucht bedraagt 10 Bq/m³. In woningen in Vlaanderen is dit ongeveer 35 Bq/m³. De thoriumreeks is in zeker mate analoog aan de uraniumreeks. Deze reeks begint met het isotoop 232Th, met een halfwaardetijd van 14 miljard jaar. Normale thoriumconcentraties in de bodem voor Vlaanderen [3] bedragen 10 à 30 Bq/kg. De reeks vertoont ook een lange reeks alfa- en betastralers en ook hier komt een edelgas voor, namelijk 220Rn, dat gewoonlijk thoron (ipv radon-220) genoemd wordt. Het heeft echter in tegenstelling tot radon een zeer korte halfwaardetijd van slechts 55.6 seconden. Dit betekent dat thoron veel minder tijd en dus kans heeft om uit de bodem te ontsnappen en om de lucht te bereiken, zodat thoron over het algemeen niet erg belangrijk is in termen van stralingsdosis. Uitzonderingen hierop zijn echter mogelijk, en waar relevant zal dit probleem verder worden besproken. Tot slot vermelden we nog 40K, met een halfwaardetijd van 1.27 miljard jaar. Als normale concentraties in de Vlaamse bodem citeren [3] we hier 200 à 400 Bq/kg. Er is geen lange vervalreeks, 40K vervalt rechtstreeks via beta verval naar één van twee mogelijke stabiele isotopen. Er komt geen alfa verval voor, en slechts in 10 % van de gevallen één gammastraal. Werkwijze Er werd een aantal bedrijven geïdentificeerd waarvan gekend is dat tijdens het productieproces mogelijkerwijze een stroom kan optreden van natuurlijke radionucliden die zich oorspronkelijk in de grondstoffen bevinden, naar de afvalstromen of de afgewerkte producten toe. Hoofdzakelijk komen in Vlaanderen de fosfaatertsverwerkende bedrijven in aanmerking. Fosfaatertsen, zij het van magmatische (vulkanische) of maritieme (sedimentaire) oorsprong, bevatten immers min of meer verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden, die naargelang de verschillende productieprocessen op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld in de afvalstroom, kunnen worden teruggevonden. Gedeeltelijk konden we ons bij de keuze van de belangrijkste bedrijven in dit verband laten leiden door de gamma kaarten en de daarop zichtbare plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit. Volgende bedrijven werden gecontacteerd : UCB Oostende : vroegere fosfaatertsverwerking Prayon Rupel, Puurs : vroegere fosfaatertsverwerking Rhodia Chemie, Zelzate : fosfaatertsverwerking Tessenderlo Chemie : fosfaatertsverwerking BASF, Antwerpen : fosfaatertsverwerking Union Minière, Olen : historische radiumproductie Het geval van Union Minière is een speciaal geval dat afzonderlijk behandeld zal worden. Aan Union Minière en zijn radiologische impact op de omgeving zijn in het verleden reeds zeer veel studies gewijd, zodat we ons hier noodzakelijkerwijs zullen moeten beperken tot een globaal overzicht, met verwijzingen naar meer gedetailleerde studies. In hetgeen volgt zal voor elk van de fosfaatertsverwerkende bedrijven een zo volledig mogelijk een overzicht worden gegeven van : 3 • de stroom van radioactiviteit tijdens het productieproces; • productiecijfers, hoeveelheden verwerkte grondstoffen, of geproduceerde radioactieve bijproducten, bestemming van de radioactieve bijproducten; • de huidige toestand en inventaris van de eventuele stortplaatsen of de verspreiding van radioactiviteit in het milieu; • een schets van elke stortplaats op een achtergrond van een kaart van het Nationaal Geografisch Instituut [6] • huidige inkleuring van de betrokken terreinen op het gewestplan Vlaanderen; • eventuele radiologische impact naar de bevolking toe; • mogelijke acties of gebruiksbeperkingen om de radiologische impact zo klein mogelijk te houden; • huidige zichtbaarheid of herkenbaarheid van de stortplaats : de kans dat een stortplaats in de toekomst 'vergeten' wordt hangt hier in grote mate mee samen. Veel van de gegevens omtrent productieprocessen, en –hoeveelheden werden bekomen van de bedrijven zelf, die bijna allemaal hun bereidwillige medewerking aan deze studie hebben verleend. De gegevens omtrent specifieke activiteit, aanwezige isotopen, toestand van de stortplaatsen enz. werden vooral bekomen door in-situ metingen. Met een draagbare stralingsdetector (miniSpec GR-130, 1.5"x2" NaI kristal, Exploranium) werden gamma dosistempo's opgemeten. Normale achtergrondwaarden in Vlaanderen liggen tussen de 50 en 80 nSv/h. In- situ staalnames werden uitgevoerd, en de stalen werden geanalyseerd met gammaspectrometrie in het labo voor nucleaire spectrometrie van het SCK. Op plaatsen waar 226Ra op de storten aanwezig is, werden in deze of vroegere meetcampagnes radondetectoren geplaatst. Radium vervalt namelijk naar het radioactieve edelgas 222Rn, dat uit het gestorte materiaal kan ontsnappen. Deze radondetectoren werden geplaatst op 1.5 m boven het grondniveau. Het waren passieve polycarbonaat radondetectoren, en ze bleven circa zes maand ter plaatse. Ze vertonen na etsen een aantal sporen, dat maatgevend is voor de gemiddelde radonconcentratie gedurende de blootstellingsperiode [4]. Waar relevant zal in sommige gevallen een schatting van de stralingsbelasting voor bevolking of werknemers vermeld worden, met als eenheid de sievert (Sv). Als punt van vergelijking is het goed eraan te herinneren dat gemiddeld voor de bevolking in Vlaanderen de jaarlijkse stralingsbelasting van 3.75 mSv bedraagt, waarvan ongeveer 2.3 mSv afkomstig is van natuurlijke bronnen en ongeveer 1.3 mSv van medische toepassingen. Ongeveer de helft van de stralingsbelasting van natuurlijke oorsprong kan op rekening van het radioactief edelgas 222Rn geschreven worden. De Europese Richtlijn basisnormen voorziet een regulering voor de radioactiviteit van de niet- nucleaire industrie. De aanpak van de blootstelling aan verhoogde natuurlijke stralingsbronnen gebeurt in vier stappen: • de lidstaten moeten door onderzoek nagaan welke werkzaamheden kunnen leiden tot een significante toename van de blootstelling van werknemers of leden van de bevolking; • op de aldus gevonden werkplaatsen moet de blootstelling bepaald worden; • indien nodig moeten maatregelen getroffen worden om de blootstelling te beperken; • naargelang de omstandigheden kunnen de stralingsbeschermingsmaatregelen voor de nucleaire industrie geheel of gedeeltelijk opgelegd worden. In deze aanpak is wordt voor een significante toename van de blootstelling dikwijls 1 mSv/jaar gebruikt als richtlijn. Hoewel de toekomstige bevolkingslimiet van 1 mSv/jaar strikt genomen niet van toepassing is op de blootstelling aan verhoogde natuurlijke radioactiviteit, blijft het dus een belangrijke richtwaarde, waarnaar dikwijls verwezen zal worden. 4 UCB – Zandvoorde, Oostende FOSFAATVERWERKENDE INDUSTRIE. I. UCB – Zandvoorde, Oostende Van 1953 tot 1987 vond bij UCB in Oostende fosforzuurproductie plaats, met fosfaatgips als bijproduct en twee gipsstorten tot gevolg. Deze productie is nu gestopt. Het bedrijf maakt tegenwoordig deel uit van de groep Proviron, met name Proviron Fine Chemicals nv. Het is gelegen aan de Stationsstraat 123 bus 2, 8400 Oostende. Dit bedrijf is echter geen eigenaar meer van de gipsstorten. Deze worden nu beheerd door de firma MIO Oostende nv. (Maatschappij voor Industriële Ontwikkeling, zelfde adres). I.1. Radioactiviteit in het productieproces Fosforzuur (P O ) werd hier bekomen door (natte) zwavelzuurontsluiting. Dit is de 2 5 behandeling van fluorapatiet (Ca F (PO ) .xCaO ) met zwavelzuur. Hierdoor grijpen reacties 10 2 46 3 plaats in verschillende trappen, waarbij uiteindelijk als nevenproduct calciumsulfaat of dus gips ontstaat. Calciumsulfaat is zeer weinig oplosbaar en moet worden afgefilterd. Het kristalliseert als CaSO .xH O waarbij x afhangt van de reactieomstandigheden, zoals 4 2 temperatuur, PO gehalte, en het vrije sulfaatgehalte in het fosforzuur. Meestal werd hier 2 5 calciumdihydraat (x=2) gevormd, en men stelde vast dat per ton fosforzuur ongeveer 7.5 ton gips werd geproduceerd. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit cijfer nogal kan variëren in functie van wat men precies beschouwt. Het lijkt aannemelijk dat deze 7.5 ton gips nog een dertig procent water bevatte, zodat men ook zou kunnen stellen dat ongeveer 5 ton gips per ton fosforzuur werd gevormd. Dit cijfer hangt ook samen met het gebruikte type van fosfaaterts. Hier werd fosfaaterts uit Kouribya – Marokko aangewend. Dit is een sedimentair erts, van maritieme oorsprong. Typische fosfaatgehalten voor dit erts bedragen ongeveer 31% à 32% P O In deze ertsen bevindt zich typisch tussen de 1200 en de 1500 Bq/kg 238U, in evenwicht 2 5. met zijn vervalproducten waaronder 226Ra. Met andere woorden, ook de typische radiumactiviteit in deze ertsen bedraagt 1200 à 1500 Bq/kg. Tijdens het ontsluitingsproces volgen het radium en uranium een verschillende weg. Met name, radium dat zich chemisch analoog gedraagt als calcium, vormt zeer weinig oplosbaar radiumsulfaat en zal samen met het gips worden afgefilterd. Het veel beter oplosbare uranium daarentegen gaat naar het fosforzuur over. Het gevolg hiervan is dat men uiteindelijk fosfaatgips overhoudt met verhoogde radiumconcentraties. De activiteit van het fosfaatgips wordt verder aan de hand van genomen stalen in detail behandeld, maar bedraagt typisch 800 à 1000 Bq/kg aan 226Ra. Dit is in overeenstemming met het empirisch gegeven dat bij verwerking van 1 ton fosfaaterts ongeveer anderhalve ton gips werd geproduceerd wat de reductie van de activiteitsconcentratie in het gips ten opzichte van het erts met een factor anderhalf verklaart. Merken we tot slot nog op dat het hier gebruikte fosfaaterts geen verhoogde concentraties aan 232Th bevatte, zodat dit verder geen problemen veroorzaakt. I.2. Productiecijfers fosforzuur en gips De productie werd opstart in 1953 en bedroeg circa 25 ton fosforzuur per dag. Begin 1963 werd de productie opgevoerd tot 60 ton per dag en in 1968 verder tot 105 ton per dag. In 1974 werd met een nieuw procédé een productie gehaald van 155 ton per dag en deze werd in 1975 nog opgevoerd tot 220 ton fosforzuur per dag. Eind 1987 werd de productie stilgelegd en de installatie ontmanteld. Op basis van deze cijfers, rekening houdend met vijf ton gips per ton geproduceerd fosforzuur en ongeveer 80 % continue productie kon een ruwe schatting van de totale gipsproductie worden gemaakt, en deze wordt voorgesteld in fig.2. Dit gips werd hoofdzakelijk gestort. I.3. Gipsstorten Van 1953 tot 1970 werd het gips afgevoerd per vrachtwagen naar een kleiput aan de Zomerweg en de Stationsstraat te Oudenburg. Dan werd een nieuw gipsstort in een kleiput aan de Kuipweg-Oudenburgsesteenweg (N358) in gebruik genomen. Op beide storten werden staalnames, radonmetingen en gamma dosistempometingen uitgevoerd. 5 UCB – Zandvoorde, Oostende 250 7.00 e g) 6.00 cti a 200 u d d t/ fosforzuur 5.00 o e ( pr oducti 150 gips 4.00 e gips Mt) pr 3.00 al ( ur 100 ot rzu 2.00 ng t sfo 50 atti o 1.00 h F c S 0 0.00 1953 1957 1961 1965 1969 1973 1977 1981 1985 Jaartal Fig.2 : Ruwe schatting van de totale gipsproductie door UCB te Oostende op basis van de dagproductiecijfers van fosforzuur. Circa 6 miljoen ton gips werd geproduceerd. I.3.1. Stort Zomerweg, Oudenburg I.3.1.1. Beschrijving, metingen In fig.3 ziet men een situatieschets van dit stort. Het betreft hier het oudste stort, in gebruik vanaf 1953 tot circa 1970. Het wordt in het noorden begrensd door de Pompestraat, parallel met de vlakbij gelegen A10. Ten oosten is het begrensd door de Zomerweg, ten zuiden en ten westen door bouwbedrijf Verhelst, en andere bedrijven langs de Stationsstraat. De eigenlijke toegang tot het stort is via het bouwbedrijf, dat zich reeds tot aan de rand van het stort uitstrekt, maar in feite is het stort langs alle kanten gemakkelijk toegankelijk. Het is een heraangevulde kleiput, oorspronkelijk 3 à 4 m diep, die verder werd opgehoogd tot circa 7 m boven het maaiveld. De oppervlakte bedraagt circa 8.5 ha. De gestorte hoeveelheid gips bedraagt ongeveer 800.000 m³ of 0.9 Mt. Het stort werd afgedekt met 0.5 à 1 m grond, en beplant met bomen. Daardoor zijn de dosistempo's boven op het stort niet verhoogd en variëren tussen de 50 en 70 nSv/h. Op het talud aan de westzijde is de afdekking minder en meet men tot 200 nSv/h, op het talud aan de noordzijde naar de A10 toe bedragen de dosistempo's lokaal 150 à 200 nSv/h. De afdekking bestaat hier uit een 20 à 30 cm grond. Tegen het bouwbedrijf aan is op sommige plaatsen nog een lichte verhoging te meten tot 100 à 120 nSv/h. Hier is het gips overdekt met bouwafval etc., maar op een diepte van een 20 à 30 cm vindt men het gips terug, en het reikt eigenlijk tot vlak aan het bouwbedrijf. In Tabel 1, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 1 : Staalnames en radonmetingen op het UCB stort, Zomerweg, Oudenburg Naam 226Ra (Bq/kg) 232Th (Bq/kg) 40K (Bq/kg) 222Rn (Bq/m³) UCB5 1000 < 25 < 60 UCB6 930 < 25 < 60 UCB RN3 25 UCB RN4 30 In de gipsstalen worden concentraties aan 226Ra gemeten die ongeveer 70 % bedragen van de concentraties in het gebruikte erts, hetgeen normaal is. De radonconcentraties boven het stort zijn slechts licht verhoogd, waarschijnlijk deels te verklaren door de afdekking met 0.5 à 1 m grond. 6

Description:
radium werd in de Grote Laak en de Winterbeek geloosd, en een moeilijk te schatten fractie daarvan . Als punt van vergelijking is het goed eraan.
See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.