ebook img

Indiana Jones En De Verloren Ark PDF

141 Pages·2016·0.52 MB·German
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Indiana Jones En De Verloren Ark

1. Zuid-Amerika, 1936 Het oerwoud lag er diep donkergroen bij: geheimzinnig en dreigend. Het beetje zonlicht dat door de hoge hindernis van takken en ineengestrengelde lianen viel, was bleek en bijna melkachtig van tint. De lucht met zijn plakkerige zwaarte vormde een tastbare muur van vochtigheid. De vogels krijsten in paniek, alsof zij onverwacht in een groot net waren gevangen. Glanzende insekten schoten weg over de grond; viervoetige dieren kwetterden of piepten in het gebladerte. Het geheel maakte een zo primitieve indruk dat het een totaal onbetreden en nooit in kaart gebracht stuk van de wereld had kunnen zijn. Acht mannen werkten zich met moeite vooruit langs een smal pad, nu en dan halt houdend om op een loshangende haan in te hakken of op een dwarstak los te slaan. Aan het hoofd van de stoet liep een man met een leren jas en een breedgerande vilthoed. Achter hem kwamen eerst twee schichtig rondkijkende Peruanen, gevolgd door vijf nerveuze Quechua-indianen, die hun handen vol hadden aan de twee ezels die met pakken en proviand waren beladen. Die man aan het hoofd heette Indiana Jones. Hij was gespierd, zoals dat het geval is bij een atleet die zijn topjaren nog niet achter de rug heeft. Hij had een blon de baard van een paar dagen en wat vegen vuil zweet over zijn knap gezicht. Maar toch kon je fijne lijntjes van vermoeidheid rond de ogen zien, evenals bij de mondhoeken, wat aan dat knappe gezicht toch een trek van wilskracht en karakter verleende. Het leek wel of achter hem liggende jaren van ervaring bezig waren hun stempel op dat knappe gezicht te drukken. Indy Jones bewoog zich niet zo voorzichtig als de twee Peruanen die achter hem liepen; hij liep met een zelfvertrouwen alsof hij - en niet zij - in dit oerwoud was geboren. Maar toch deed dat uiterlijk vertoon van zelfverzekerdheid geen afbreuk aan zijn voorzichtigheid. Hij was ervaren genoeg om, zonder dat dat opviel, voortdurend opzij te kijken alsof hij verwachtte dat er elk moment vanuit de jungle een dreiging, een gevaar kon opdoemen. Het plotselinge breken van een tak, het onverwacht ritselen van bladeren: dat waren de mogelijke tekenen van gevaar waar hij op lette. Zo nu en dan stond hij even stil om zijn hoed af te nemen, het zweet van zijn voorhoofd te wissen en zich af te vragen wat hem nu het meest hinderde: de verstikkende vochtigheid of de schrikachtigheid van de Quechua- indianen. Keer op keer hoorde hij de opgewonden toon van hun snel uitgesproken zinnen in die onbegrijpelijke taal, een taal die Indy deed denken aan de geluiden van oerwoudvogels. Hij keek even om naar de beide Peruanen, Barranca en Satipo, en realiseerde Hij keek even om naar de beide Peruanen, Barranca en Satipo, en realiseerde zich hoe weinig hij hen vertrouwde en hoezeer hij desondanks op hen moest rekenen om in dit oerwoud de plaats te bereiken waar hij wilde zijn. Mijn god - wat een stelletje! schoot door hem heen. Twee schichtige Peruanen, vijf schrikachtige indianen en twee weerspannige ezels. En ik als leider van dat stel... die misschien nog beter af zou zijn geweest met een groepje padvinders. Indy wendde zich tot Barranca en vroeg hem, hoewel hij er zeker van was dat hij het antwoord al kende: 'Waar hebben die indianen het toch alsmaar over?' Barranca leek geïrriteerd. 'Waar ze het altijd over hebben, senor Jones: de vervloeking. Altijd maar weer over die vervloeking. 'Indy haalde zijn schouders op en keek het rijtje indianen langs. Hij had begrip voor hun bijgeloof - of misschien was het wel een geloof - en in zekere zin kon hij met hen meevoelen. De vervloeking: de oude banvloek van de Tempel der Chachapoyan-krijgers. Deze Quechuas waren daarmee opgegroeid - die vloek vormde een onverbrekelijk deel van hun totale levenshouding. Hij zei: 'Zeg hun dat ze ophouden met dat gekakel, Barranca. Overtuig ze ervan dat hun niets zal overkomen. 'Terwijl hij dat zei, voelde hij zich als een kwakzalver die een dosis serum toedient waarvan de werkzaamheid niet bewezen is. Want hoe, voor den duivel, kon hij eigenlijk garanderen dat er hier niet iets onaangenaams zou gaan gebeuren? Barranca keek Indy enkele tellen lang aan, draaide zich daarna om en zei op snauwende toon enkele zinnen tegen de indianen, die inderdaad daarna een tijdje hun mond hielden - maar met de stilte van onderdrukte vrees. Opnieuw voelde Indy die opwelling van sympathie voor hen: enkele loze opbeurende woorden konden niet opwegen tegen eeuwen van ingehamerd bijgeloof. Hij zette zijn hoed weer op zijn hoofd en ging weer voorwaarts langs het kronkelende pad, met in zijn neus de stank van verrotting van verterende plantengroei en van krengen in staat van ontbinding. Het was niet moeilijk om enkele oorden te bedenken waar het prettiger toeven was dan hier. De gedachte aan Forrestal drong zich op: hoe Forrestal jaren eerder over ditzelfde pad moest zijn gelopen en hoe opgewonden hij moest zijn geweest toen hij wist dat hij de Tempel naderde. Maar Forrestal mocht dan een eerste klas archeoloog zijn geweest, toch was hij nooit van deze tocht naar de Tempel teruggekeerd en de geheimen die de Tempel binnen zijn muren bewaarde lagen daar nog steeds. Arme Forrestal... om te creperen in dit godvergeten stuk uithoek van de aarde was nu ook niet zo'n spectaculair einde. Tenminste niet het soort einde dat Indy graag voor zijn eigen leven wenste. Het oerwoud lag hier verscholen in een dal tussen rotswanden en het pad leidde Het oerwoud lag hier verscholen in een dal tussen rotswanden en het pad leidde schuin langs een van die rotshellingen omhoog als een erin gesneden litteken. Vanaf de bodem van het ravijn rezen sluiers mist omhoog, die dichter en dikker zouden gaan worden naarmate de dag ouder werd. Die sluiers zouden in dit ravijn blijven hangen alsof ze, evenals spinnewebben, van boomstam tot boomstam waren gesponnen. Een enorme papegaai, zo veelkleurig als een regenboog, vloog krijsend op uit de ondergroei en klapwiekte weg tussen de bomen en daar schrok hij even van. Onmiddellijk begonnen de indianen weer te kakelen, elkaar aanstotend en hevig met hun handen gebarend. Barranca keerde zich om en bracht hen met een gesnauwd bevel tot zwijgen, maar Indy wist maar al te goed dat het steeds moeilijker zou worden om hen onder de duim te houden. Hij kon hun angst op zich af voelen komen, net zoals de vochtigheid van de jungleatmosfeer om zich heen. Trouwens... zijn wantrouwen jegens die indianen was nog niets, vergeleken bij zijn afkeer van beide Peruanen. Vooral die Barranca... Er was niets bepaalds waar hij de vinger op kon leggen - meer een soort van instinct, dat hij aan het begin van de reis al had bespeurd. Maar het werd langzaamaan sterker, tot hij ervan overtuigd was dat die beide knapen hem voor een handvol tabak de hals af zouden snijden. Maar zijn reisdoel kon nu niet meer ver weg zijn, verzekerde hij zichzelf. En toen hij besefte hoe zeer hij de Tempel was genaderd; toen hij inzag hoe dicht hij was gekomen bij het Afgodsbeeld van de Chachapoyanen, toen voelde hij die bekende adrenaline-injectie weer in zijn aderen spuiten: de verwerkelijking van een oude droom - een oude eed die hij zichzelf had gezworen - een plechtige gelofte die hij had afgelegd toen hij nog maar een groentje was in de archeologie. Het bracht hem meteen vijftien jaar terug in de tijd, temidden van de grote verbazing en de obsessieve aandrang om de verborgen geheimen der historie te gaan ontsluieren. Ja - een droom, dacht hij nu. Een droom die nu langzaam vorm ging aannemen, en hij kon nu als het ware de nabijheid van de Tempel voelen tot in het merg van zijn botten. Hij hield weer halt en luisterde naar het gekakel van de indianen. Ook zij voelden het. Zij wisten maar al te goed hoe nabij ze waren... en het beangstigde hen. Hij liep weer voorwaarts. Tussen de bomen door schemerde een breuk in de wand van het ravijn. Het pad was nu bijna onzichtbaar: geheel overwoekerd door kruipplanten, of verborgen onder dichte begroeiing van onkruid. Indy hakte erop los, zijn arm zo bewegend dat het brede lemmet van zijn hakmes door de belemmerende groeisels sneed of die niet meer waren dan vochtig papier. Die vervloekte jungle ook! Je kon het toch zeker niet accepteren dat de natuur, hoe pervers of wildgroeiend ook, je eronder zou kunnen krijgen. Als hij even ophield met hakken liep het zweet hem van het lijf en deden al zijn spieren pijn. Maar als met hakken liep het zweet hem van het lijf en deden al zijn spieren pijn. Maar als hij dan omkeek naar de uiteengeslagen kruipplanten, dan voelde hij zich wat beter... totdat hij zich bewust werd van het dichter worden van de mist - geen kille mist, maar iets wat voortkwam uit de uitwaseming van het oerwoud zelf. Hij hield zijn adem in en werkte verder aan een doorgang. Toen hij het einde van het pad bereikte, voelde hij het opnieuw: daar ergens in de verte, afgeschermd door dikke boomstammen, daar wachtte de tempel. Een paar tellen was hij gegrepen door het besef van de wonderlijke verbanden in de geschiedenis die hem een gevoel gaven van duurzaamheid, van een continuïteit dat het voor een zekere Indiana Jones mogelijk maakte om in het jaar 1936 te leven en dan een bouwwerk waar te nemen dat bijna tweeduizend jaar eerder was gemaakt. Een gevoel van ontzag... dat iemand nederig kon maken. Maar geen van deze woorden gaf eigenlijk precies weer wat hij ervoer. Er bestond eenvoudig geen geschikt woord voor. Een tijdlang was hij niet in staat één woord te uiten. Hij staarde naar de tempel die tussen de bomen door schemerde en verbaasde zich over de energie die nodig was geweest om een dergelijk immens bouwsel op te richten in het hart van een genadeloos oerwoud. Tot hij ineens terug werd geworpen in het heden door de kreten van de indiaanse dragers, en hij zich met een ruk omkeerde en zag hoe drie van hen bezig waren, met achterlating van de ezels, terug te rennen langs het pad dat hij voor hen had vrijgekapt. Barranca had zijn pistool al getrokken en richtte het om op de vluchtende indianen te vuren, maar Indy greep de man bij een pols en dwong hem tot een draai van 180° zodat hij hem recht in het gezicht keek. 'Niet doen!' riep hij hem toe. Barranca staarde Indy beschuldigend aan en verklaarde: 'Maar het zijn grote lafaards, senor Jones!' 'We hebben hen niet meer nodig, ' zei Indy. 'En het is onzinnig om hen dood te schieten. 'De Peruaan liet zijn wapen zakken, wierp een zijwaartse blik op zijn metgezel Satipo en keek vervolgens Indy weer aan. 'Als wij die indianen laten lopen, senor, wie zal dan onze voorraden dragen? Het was toch zeker niet de bedoeling dat Satipo en ik dat zouden gaan klaren?' Indy hield zijn blik strak op de Peruaan gevestigd en zag de donkere kilte diep in 's mans ogen. Hij kon zich niet voorstellen dat deze knaap ooit vriendelijk zou glimlachen... dat het milde daglicht ooit tot op de bodem van zijn ziel zou kunnen doordringen. Indy herinnerde zich met een schok dat hij een dergelijke kille, dode blik eerder had gezien: in de ogen van een haai. Hij onderdrukte een rilling en beval kortaf: 'We laten de voorraden gewoon hier liggen. Zodra we ons doel bereikt hebben, maken we rechtsomkeert en zijn we nog voor zonsondergang terug bij het vliegtuig. En wat kunnen ons dan die voorraden nog schelen?' Barranca speelde met zijn pistool. Typisch een knaap met schietgrage schelen?' Barranca speelde met zijn pistool. Typisch een knaap met schietgrage vingers, meende Indy. Drie dode indianen deden hem niets. 'Doe dat pistool nou maar weg, ' gebood Indy hem. 'Ik ben helemaal niet zo gek op schietwapens, Barranca. Behalve dan als ik zelf de vinger aan de trekker houd. 'Barranca haalde de schouders op en keek weer even naar Satipo; het leek wel alsof er een of andere geheimzinnige boodschap tussen hen werd overgebracht. Ze zouden hun eigen tijdstip bepalen, wist Indy. Op een door hen gekozen moment zouden ze tot actie overgaan. 'Stop het nou weer in je holster, ja?' drong Indy aan. Hij keek opnieuw even naar de twee overgebleven indianen, die door Satipo op hun plaats werden gehouden. Op hun gezichten was een intense uitdrukking van vrees te lezen... alsof zij een soort zombies waren: levende doden. Indy wendde zich weer naar de Tempel in de verte en genoot van de aanblik. De mist die het bouwwerk omgaf werd gaandeweg dichter, alsof het oerwoud zijn geheimen langzaam inkapselde en voor eeuwig wilde beschutten. Satipo boog zich voorover, trok iets uit de bast van een boom en toonde Indy dat. In zijn handpalm lag een klein pijltje. 'Hovitos, ' zei Satipo kort. 'Het vergif op deze pijl is nog vers - niet ouder dan drie dagen, senor Jones. Ik denk dat zij ons heimelijk volgen. 'Maar Indy antwoordde kalm: 'Als zij wisten dat wij hier waren, hadden ze ons al lang gedood.' Hij nam het pijltje van de ander over. Het zag er eenvoudig maar heel efficiënt uit. Hij wist wel iets van de Hovitos af: van hun legendarische woestheid en hun historische banden met de Tempel. Zij waren bijgelo vig genoeg om de Tempel zelf met rust te laten, maar tevens dermate jaloers om iedereen te doden die zou proberen er zelf heen te gaan. 'Kom, laten we op pad gaan, ' zei hij. 'Dan hebben we dit tenminste snel achter de rug. 'Zij begonnen weer te hakken en te kloven en werkten zich op die manier verder door de ineengestrengelde lianen, waarvan de lussen zich soms als valstrikken om hun voeten slingerden. Weer veroorloofde de transpirerende Indy zich een korte rustpauze en liet het kapmes aan zijn zij los naar beneden bungelen. Uit een ooghoek nam hij, hoewel niet erg nauwkeurig, waar hoe een van de indianen een tak naar achteren trok. Het was de plotselinge schreeuw die hem, met opgeheven kapmes, om deed keren: de rauwe schreeuw van een indiaan die hem naar de tak liet springen, juist toen de Quechua, nog steeds schreeuwend van angst, al in het oerwoud was verdwenen. De andere nog overgebleven indiaan volgde hem in volslagen paniek, op spookachtige wijze wegglippend tussen doornige takken en verwarde slingerplanten. Even daarna waren ze allebei uit het zicht verdwenen en Indy, nog steeds met geheven mes, trok de tak weg van wat de indianen zo aan het schrikken had gebracht. Hij hield zijn machete gereed wat de indianen zo aan het schrikken had gebracht. Hij hield zijn machete gereed om de veroorzaker van zoveel angst aan te vallen. Het bleek half achter de mistsluiers verborgen te zijn en was uit steen gehouwen, scheen tijdloos en had een gezicht dat leek op dat van een verschijning uit een vage nachtmerrie: een sculptuur van een duivel uit het Chachapoya-tijdperk. Hij stond er enkele tellen lang naar te staren, zich bewust van de kwaadaardigheid op dat onbeweeglijk gelaat en besefte dan dat het hier met opzet was geplaatst om een van de toegangen tot de Tempel te bewaken, om iedereen af te schrikken die via dit pad zou willen naderen. Een kunstwerk, zonder twijfel, en hij vroeg zich vaaglijk af, wie de makers ervan konden zijn geweest, waar zij in geloofd moesten hebben om zoiets schrikwekkends te kunnen vervaardigen als dit standbeeld. Hij dwong zich om een hand uit te steken en de stenen duivel tegen de schouder te stoten. Op dat ogenblik werd hij zich gewaar van iets anders - iets wat veel verontrustender was dan dat onbeweeglijke stenen gelaat: de stilte. De onverklaarbare, plotselinge stilte. Geen enkel geluid was nu hoorbaar: geen vogelgetjilp, geen gezoem van insekten. Geen zuchtje wind zelfs deed het bladerdek bewegen. Het leek erop of alles in en om deze plaats plotseling van alle leven was ontdaan. Alsof alles hier door een destructieve duivelse macht tot zwijgen was gebracht. Hij veegde over zijn voorhoofd... en vond dat bedekt met zweet - koud zweet. Spoken of geesten dacht hij - dit oord wordt bewoond door spoken. Hier heerste het soort van absolute stilte zoals er op aarde moest zijn geweest voordat de schepping begon. Hij draaide het stenen beeld de rug toe, daarin gevolgd door de beide Peruanen, die opvallend onderdanig waren geworden. 'Wat was dat eigenlijk voor een ding?' vroeg Barranca. Indy haalde even de schouders op. 'Een of ander onbelangrijk afgodsbeeld. Wat anders had je gedacht? Elk huishouden van de oude Chachapoyas had zoiets thuis staan, wist je dat niet?' Barranca keek grimmig. 'Zo nu en dan doet u toch wat al te luchtig over dit soort van zaken, senor Jones. ''Zozo. Hoe had je dan gewild dat ik zou doen?' Rondom hen wervelde de mist zich in nu eens doorschijnende, dan weer dichte sluiers. Indy tuurde naar de ingang van de Tempel, naar de gebeeldhouwde maar door woeste vegetatie verhulde friezen die de donkere ingang omlijstten. Wat hem het meest van al fascineerde was de donkere en ronde, geopende ingang zelf, die hij kon zien liggen, als de gapende mond van een lijk. Hij dacht aan Forrestal, die deze donkere opening was binnengegaan en daarmee de drempel naar de dood had overschreden. Arme man. Barranca staarde naar de duistere toegang en vroeg: 'Hoe kunnen wij u vertrouwen, senor Jones? Niemand is ooit levend teruggekomen. Waarom zouden wij aannemen dat dat voor u ook niet gold?' Indy lachte de beide Peruanen toe: 'Beste Barranca - je zult gewoon moeten aanvaarden dat ook een Noordamerikaanse gringo soms wel eens gelijk heeft. aanvaarden dat ook een Noordamerikaanse gringo soms wel eens gelijk heeft. 'Meteen daarop haalde hij een opgevouwen stuk perkament uit het borstzakje van zijn shirt, zijn blik nog steeds gericht op de gezichten van de beide Peruanen. Daar was nu zulk een duidelijk aflees bare trek van hebzucht op verschenen, dat Indy zich afvroeg hoeveel halzen zij al in het verleden hadden doorgesneden om wat meer winst te vergaren. 'Kijk hier dan, Barranca, ' zei hij en spreidde het stuk perkament op de bodem uit. 'Misschien geeft dit je dan wat meer vertrouwen.' Satipo haalde een soortgelijk stuk perkament uit zijn zak en legde het naast datgene wat Indy te voorschijn had gehaald. Beide delen pasten op de scheurlijn perfect aan elkaar. Een tijdlang zei er niemand iets en Indy wachtte eerst af of er iemand iets zou gaan zeggen voordat hij zelf het woord nam. 'Het ziet er dus naar uit, amigos, dat wij partners zijn. Wij hebben elkaar nodig. Te zamen beschikken we hier over een complete kaart van de plattegrond van de Tempel. Die heeft niemand ooit eerder in zijn bezit gehad. Kijk eens: als we aannemen dat deze pilaar hier, de hoek aangeeft, dan... 'Eer hij zijn zin nog kon afmaken zag hij, als in een vertraagde film, hoe Barranca naar zijn pistool greep. Hij zag hoe de magere, bruine hand zich kromde rond de greep van het blanke wapen... en kwam bliksemsnel in beweging. Indiana Jones bewoog zich sneller dan de Peruaan voor mogelijk had gehouden. Hij sprong achterwaarts, van Barranca weg, ondertussen met de ene hand op zijn rug onder zijn jasje tastend en die weer tevoorschijn brengend met een opgevouwen zweep, die hij zich met een buitenwaartse slag liet ontvouwen. Met soepele bewegingen, één hand stevig geklemd rond het handvat, zwaaide hij de zweep zijwaarts uit en toen bliksemsnel terug, zodat het dunne uiteinde zich in een vaste greep om de pols van Barranca's pistoolhand kronkelde. De korte ruk aan de zweep zorgde ervoor dat de loop van het pistool naar beneden werd gericht zodat de kogel zich in de grond boorde. Een kort moment stond de Peruaan aan de grond genageld van verbazing, Indy ongelovig aanstarend met een mengeling van verbijstering, pijn en haat die duidelijk toonde hoezeer hij getroffen was dat de ander sneller en slimmer bleek te zijn en hem op die wijze had vernederd. Toen kwam Barranca in beweging en rende achter de indianen aan het oerwoud in. Indy wendde zich tot Satipo, maar die stak zijn handen in de lucht. 'Vergeef me, senor, ' smeekte hij. 'Ik wist van niets -ik wist echt niet was hij van plan was. De man moet gek geweest zijn, heus. Geloof me, senor. 'Indy keek hem enkele ogenblikken strak aan, knikte toen en raapte de beide helften van de kaart op. 'Laat je handen maar zakken, Satipo. 'De Peruaan gaf met een uitdrukking van opluchting gehoor aan deze opdracht. 'Wij hebben nu een volledige plattegrond, ' zei Indy. 'Dus waar wachten we 'Wij hebben nu een volledige plattegrond, ' zei Indy. 'Dus waar wachten we eigenlijk op?' Met beide stukken van de kaart in de hand liep hij naar de ingang van de tunnel. De geur die hen daar tegemoet kwam was eeuwenoud: een mengeling van vocht dat vanuit het omringende oerwoud naar binnen was gedrongen en het alom aanwezige aroma van plantengroei. Water drupte van de zoldering naar beneden of kroop tussen de bodemmossen heen die zich hier in de loop der eeuwen hadden gevormd. In de donkere gang waren de snelle vlucht-bewegingen van knaagdierpootjes. De lucht die zij inademden was opvallend koud: onverwarmd door zonlicht... een lucht die eeuwig in schaduw verkeerde. Indy wandelde voorop, luisterend naar de verre echo van hun voetstappen. Vreemde geluiden, meende hij, alsof zij de eeuwenoude rust der doden konden verstoren, en een moment lang had hij last van het idee dat hij hier helemaal niet thuishoorde... een verkeerde man op een verkeerde plaats... iemand als een plunderaar of rover, met de bijbedoeling om eenvoudigweg dingen te vernielen die eeuwenlang ongestoorde en vredige rust hadden gekend. Hij kende dat gevoel goed: dat gevoel van wangedrag. Het was niet zijn meest geliefde ervaring, het was zoiets als een onaangename gast uitnodigen voor een genoeglijk etentje. Hij zag zijn schaduw bewegen in het licht van Satipo's lantaren. De gang slingerde van links naar rechts terwijl zij zich dieper in het binnenste van de Tempel boorden. Zo nu en dan stond Indy even stil om de kaart te bestuderen bij het licht van de lantaren en probeerde zich dan de details van de plattegrond voor de geest te halen. Hij zou eigenlijk wel wat willen drinken want zijn tong was droog en zijn keel half verstikt, maar hij wilde niet langer halt houden dan strikt nodig was. Hij kon binnen in zijn schedel een klok horen tikken en elke tik waarschuwde hem: 'Je hebt geen tijd meer... je hebt geen tijd meer... 'De twee mannen passeerden nu inhammen die in de rots waren uitgehakt. Zo nu en dan stopte Indy eventjes om kunstvoorwerpen te bekijken die in die inhammen waren geplaatst. Hij selecteerde snel, zette sommige opzij, terwijl hij andere, zoals munten, kleine medaillons en stukjes keramiek, haastig in de zak stak. Hij wist heel goed wat waardevol was en wat niet. Maar dat alles viel eigenlijk in het niet bij dat ene ding waarvoor hij hierheen was getrokken: het Afgodsbeeld. Hij liep nu wat sneller, met de Peruaan op een drafje achter zich aan, hijgend van de pogingen om hem bij te houden. Tot Indy plotseling stil stond en de Peruaan bijna tegen hem opliep. 'Waarom staan we stil?' vroeg Satipo, met een ademhaling die gierde of zijn longen in brand stonden. Indy antwoordde niet, maar bleef als aan de grond vastgenageld staan, nauwelijks ademhalend. Satipo, die er niets van begreep, deed een stap dichter naar Indy toe en maakte aanstalten zijn arm te grijpen, deed een stap dichter naar Indy toe en maakte aanstalten zijn arm te grijpen, maar vertraagde die beweging zodat zijn hand midden in de lucht bleef hangen - als bevroren. Een grote, zwarte tarantula klom langs Indy's rug naar boven, tergend, treiterig langzaam. Indy kon zijn poten langzaam naar zijn nek voelen opklimmen. Hij wachtte roerloos af tot hij het weerzinwekkende dier op zijn schouder voelde. Hij was zich bewust van de paniek die in Satipo was opgeweld, en diens behoefte om schreeuwend van angst weg te springen. Hij wist dat hij snel moest zijn, en toch omzichtig, zodat Satipo kalm zou blijven staan. Met één bliksemsnelle beweging sloeg Indy zijn hand naar zijn schouder, mepte het dier eraf en deed het verdwijnen in de diepte van de schaduwen. Opgelucht deed hij een stap naar voren toen hij achter zich Satipo's verschrikte gekreun vernam. Hij draaide zich nog juist op tijd om om te zien hoe twee van die dodelijke beesten zich op de arm van zijn metgezel hadden laten vallen. Indy's zweep kwam aanflitsen vanuit de duisternis en het volgende moment waren beide dieren van de arm afgezwiept en tegen de grond gesmeten. Snel zette Indy de hak van zijn laars op de lichamen en verpletterde die totdat er alleen nog maar bloederige pulp restte. Satipo wankelde op zijn benen. Indy greep hem bij een arm beet en ondersteunde hem tot hij weer bij zijn positieven was. Toen dat het geval was, wees de archeoloog naar een kleine uitsparing in de gang die voor hen lag: een kleine kamer die werd verlicht door een smalle schacht zonlicht dat door een gat in de zoldering naar binnen viel. De tarantula's waren alweer vergeten: er lagen nieuwe gevaren op de loer. 'Ik heb er genoeg van, senor, ' hijgde Satipo. 'Laten we alsjeblieft teruggaan.' Indy reageerde daar niet op, maar bleef naar de kamer voor hem uit staren, terwijl zijn brein zich al concentreerde op de aanstormende problemen. Zijn verbeeldingskracht kwam hem te hulp bij het zich verplaatsen in de denkwijze van de mensen die dit gebouw zo lang geleden hadden geconstrueerd. Ze hadden natuurlijk de kostbaarheden van deze Tempel willen beschermen, dat was wel duidelijk. Ze zouden zeker hindernissen hebben bedacht en vallen opgesteld om elke vreemdeling te beletten, ooit het ware hart van de Tempel te bereiken. Hij schoof wat dichter naar de doorgang toe, zich voortbewegend met de instinctieve voorzichtigheid van een jager die de lucht van naderend gevaar opsnuift... die dat gevaar al aanvoelt nog voor hij er een tastbaar teken van heeft opgemerkt. Indy bukte zich, tastte rond over de vloer, vond daar een dikke stengel van een of ander soort onkruid, pakte hem stevig beet en wierp hem door de opening de kamerruimte binnen. Een seconde of wat gebeurde er niets... toen klonk er een zwak geluid als van lopende tandwielen, een krakend gerucht, waarna de wanden van de kamer vaneen weken alsof de kaken van een

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.