Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2013 – 2014 Het stabiliserend vermogen van sulfaat reducerende bacteriën in anaerobe vergisting Wim Kegels Promotor: Prof. dr. ir. Nico Boon Tutor: ir. Jo De Vrieze Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: milieutechnologie Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat. Universiteitsbibliotheek Gent, 2021. This page is not available because it contains personal information. Ghent University, Library, 2021. Dankwoord Mocht ik drie woorden moeten kiezen die mijn thesisjaar bij LabMET zouden omschrijven, dan zouden dat de volgende zijn: intensief, volhardend en verrijkend. Onderzoek voeren is in de praktijk intensief werken. Reactoren voeden, stalen nemen, analyseren, nadenken bij elk resultaat en bovendien proberen je overige vakken niet te verwaarlozen, dit vergt heel wat fysieke en mentale volharding. Een intensieve weg, die ik echter niet alleen heb moeten afleggen. Steun en vriendschap stonden mij steeds op te wachten en hebben mij van de nodige brandstof voorzien. In de eerste plaats wil ik daarom mijn tutor, Jo De Vrieze, bedanken. Bedankt voor de raad, de onvoorwaardelijke opvolging en ook de vrijheid en het vertrouwen die je mij hebt gegeven gedurende mijn thesisjaar. Het werken in het subtropisch klimaat van de K32 was bovendien eens zo aangenaam door de leuke K32 crew. Hierbij gaat mijn dank dan ook uit naar Tom, Maarten VdV., Iris, Emilie en Joachim voor alle leuke babbels en opruimmomenten. Alsook waren de wekelijkse GC metingen veel dragelijker, door al de vrolijke gesprekken met Lien en Maarten M. Mijn dank gaat uit naar Jan voor zijn tips en wakend oog over mijn stalen, tijdens mijn qPCR analyses. Deze kleine daden van hulpvaardigheid waren meer dan welkom tijdens deze ‘stresserende’ analyses. In dat opzicht wil ik zeker Magali en Emmy bedanken voor alle morele steun tijdens die momenten. Dank ook Linsey Lapeire van het department Materials Science and Engineering, voor de hulp met de EDX analyses. Ik wil zeker ook mijn kotgenoten Kim en Tim bedanken. Wij hebben samen op kot een druk jaar geleefd. Alle 3 een traject binnen LabMET gekozen, wat ons niet enkel tot kotgenoten, maar ook tot lotgenoten maakten. Verder waren nog 2 andere medestudenten en vrienden in het labo, Kristof en Stijn wier aanwezigheid het licht aan het eind van de tunnel feller heeft doen laten schijnen. Mijn tijd op LabMET was één grote verrijkende ervaring. Ik heb nieuwe ervaringen opgedaan en vaardigheden bijgeleerd. Ik dank Nico Boon, mijn promotor, voor deze kans om in LabMET te mogen werken en voor zijn wijze raad en ideeën. Als laatste wil ik mijn fantastische vriendengroep nog bedanken voor de heerlijke en avontuurlijke studentenjaren en mijn ouders die mij gedurende al deze jaren hebben aangemoedigd. Bedankt dat ik deze weg mocht afleggen. Bedankt jullie allen! II Samenvatting Anaerobe vergisting is een gevestigde industriële technologie en vormt een belangrijke speler binnen het huidige bio-economie beleid. Het is één van de sleutel-technologieën in de duurzame behandeling van organische afvalstromen. Anaerobe vergisting stelt de wereld namelijk in staat om simultaan de afvalproblematiek en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen aan te pakken, met biogas als groene energiebron. Vergistingsprocessen worden echter vaak geconfronteerd met instabiliteitsproblemen, wat de implementatie van anaerobe vergisting binnen duurzame water hergebruik strategieën niet altijd even succesvol maakt. De Europese Unie stelt voorop dat tegen 2020 20% van het Europees energieverbruik afkomstig moet zijn van hernieuwbare energiebronnen. De bijdrage van anaerobe vergisting hieraan moet op zijn minst 25% zijn. Het hoofddoel van dit onderzoek is het anaerobe vergistingsproces verder te optimaliseren naar een nog stabieler en robuuster systeem, om een wijdverspreide invoering van anaerobe vergisting als duurzame technologie te ondersteunen. Het algemene uitgangspunt steunt op het verhogen van de functionele redundantie van het systeem en aldus de stabiliteit. Een onstabiel vergistingsproces leidt namelijk vaak tot een accumulatie van vluchtige vetzuren tot potentieel toxische concentraties. De pH dreigt hierdoor bovendien buiten het optimale bereik van de methanogenen te vallen van 6,8 en 7,5. De aanwezigheid van andere consumenten, naast methanogenen, zouden mee deze vluchtige vetzuren accumulatie kunnen opvangen en het verder falen van het proces kunnen voorkomen. In dit perspectief werd het potentieel voordelig effect van sulfaat reducerende bacteriën op het vergistingsproces onderzocht. Sulfaat werd toegevoegd om de groei van sulfaat reducerende bacteriën te stimuleren. In sulfaatrijke afvalstromen wordt sulfaat gereduceerd tot toxische sulfiden door sulfaat reducerende bacteriën. Naast sulfiden toxiciteit treedt bovendien competitie op tussen sulfaat reducerende bacteriën en andere micro- organismen van het anaeroob consortium, waardoor destabiliserende condities kunnen optreden. In een eerste proefopstelling werd een mogelijke additionele stressfactor onderzocht, namelijk biobeschikbaarheid limitatie van micronutriënten, omwille van sulfiden precipitatie. Na een opstartfase, waarin de organische volumetrische belasting geleidelijk aan werd opgedreven van 1 g CZV L-1 d-1 naar 2 g CZV L-1 d-1, werd sulfaat bij een CZV/SO 2- massaratio van 8 toegevoegd aan 9 4 continue gemengde reactoren. Een daling van de methaanproductie werd geobserveerd bij de reactoren met sulfaat additie, in tegenstelling tot de controle reactoren, die nagenoeg een constant volume aan methaan bleven produceren. Na 21 dagen van sulfaat additie werd dan ook een duidelijk verschil in de methaanproductie waargenomen, namelijk 0,41 ± 0,04 L L-1 d-1 voor de controle reactoren in vergelijking met 0,14 ± 0,04 L L-1 d-1 voor de sulfaat reactoren, waarbij slechts zeer lage III concentraties aan sulfiden in de gasfase werden gemeten (0 – 10 mg L-1). Hoge sulfaat verwijderingsefficiënties (98 ± 1 %) werden echter geobserveerd. Bovendien werd een sterke stijging in inerte droge stof waargenomen in de sulfaat reactoren. Bijgevolg werd geconcludeerd dat precipitatie van sulfiden plaatsvond, wat bevestigd werd met Energy-Dispersive X-ray spectroscopy, gekoppeld aan een Scanning Electron Microscopy, waarmee Fe-sulfiden precipitatie werd waargenomen. Precipitatie van sulfiden met sporenelementen werd bijgevolg geacht een limitatie van micronutriënten te veroorzaken, zoals Fe, en aldus te leiden tot het falen van de sulfaat reactoren. Het tijdelijke positieve effect van ijzer additie in de reactoren met sulfaat, in een latere fase van het experiment, ondersteunde deze hypothese. In een laatste proefopstelling werd uiteindelijk onderzocht of sulfaat reducerende bacteriën de robuustheid van het systeem konden verhogen, indien aanwezig in lage concentraties. Sulfaat werd vanaf de start bij een CZV/SO 2- massaratio van 8 aan 9 continue gemengde reactoren toegevoegd. 4 Gedurende de sulfaat additie werd de organisch volumetrische belasting verhoogt van 1 g CZV L-1 d-1 naar 2 g CZV L-1 d-1, waarbij gemiddeld een hogere methaanproductie in de sulfaat reactoren werd vastgesteld dan in de controle reactoren. Zo produceerden de controle reactoren 0,13 ± 0,11 LL-1 d-1 en de sulfaat reactoren 0,17 ± 0,03 L L-1 d-1 methaan op dag 28. Een hoge sulfaat verwijderingsefficiëntie en een stijging in inerte droge stof werd bovendien vastgesteld in de sulfaat reactoren. Verder werd een afname in pH waarden geobserveerd in de controle reactoren tot onder de optimale grens van 6,7. De pH in de controle reactoren bleef ongeveer constant tot dag 28. Op het einde van de opstartfase (dag 28) werden propionaat concentraties tot 5651 ± 879 mg CZV L-1 bereikt in de controle reactoren, terwijl de concentraties in de sulfaat reactoren 3781 ± 350 mg CZV L-1 bedroegen. Tijdens een tweede fase van het experiment werden additioneel Fe-oxiden of Ca-oxiden toegevoegd aan telkens 3 sulfaat reactoren. Enkel de Fe-oxiden hadden op bepaalde dagen een significant positief effect op de biogasproductie. Op het einde van fase 2 werden uiteindelijk zeer hoge propionaat concentraties bereikt in alle reactoren, in een range van 7170 ± 335 mg CZV L-1, met het grote verschil dat de biogasproductie in de controle reactoren volledig was stilgevallen en de pH ver onder het optimale gebied was gezakt, terwijl in de reactoren met sulfaatadditie wel nog biogasproductie werd geobserveerd. Bovendien bevond de pH zich nog binnen het optimale gebied. De aanwezigheid van sulfaat reducerende bacteriën verhoogde aldus de stabiliteit van het systeem en voorkwam het stilvallen van de methaanproductie, zelfs bij hoge vluchtige vetzuren concentraties. Het uitblijven van een eventuele micronutriënten limitatie door sulfiden precipitatie met sporenelementen was vermoedelijk te wijten aan het gebruik van granulair slib als inoculum. De structuur en de eventuele IV hogere concentraties aan sporenelementen in granulair slib zou het falen van de microbiële gemeenschap, omwille van micronutriënten limitatie, voorkomen kunnen hebben. De additie van sulfaat bij een CZV/SO 2- massaratio van 8 leidde dus tot 2 respectieve scenario’s. 4 Enerzijds gaf sulfiden productie aanleiding tot precipitatie van sporenelementen, zoals Fe. Dit veroorzaakte uiteindelijk micronutriënten limitatie en aldus procesinstabiliteit. Anderzijds verhoogde de aanwezigheid van sulfaat reducerende bacteriën de functionele redundantie van het systeem, waardoor de stabiliteit van het vergistingsproces toenam. De reactoren in het tweede scenario waren vermoedelijk minder gevoelig aan een micronutriënten limitatie, omwille van de aanwezigheid van granulen. Uiteindelijk zijn sulfaat reducerende bacteriën dus in staat om de stabiliteit van het proces te verhogen. Het gebruik van FeSO zou dit stabiliserend effect kunnen promoten, terwijl instabiliteit 4 door micronutriënten limitatie wordt vermeden. Het stimuleren van sulfaat reducerende bacteriën in anaerobe vergisting kan een belangrijk middel zijn om de robuustheid van het systeem te verhogen en zou aldus een wijdverspreide invoering van anaerobe vergisting, in duurzame water hergebruik strategieën, kunnen ondersteunen. V Summary Anaerobic digestion is an established industrial technology, which has an important role in today’s bio- economy. It is one of the core technologies for sustainable management of organic waste streams. Anaerobic digestion can simultaneously reduce the amount of pollution and reduce the dependency on fossil fuels, via biogas production. In spite of these benefits, instability problems are often encountered in anaerobic digestion, which often prevents a successful implementation of anaerobic digestion in sustainable water treatment strategies. The European Union demands that by the year 2020, 20% of the European energy should be covered by renewable energy sources. The contribution of anaerobic digestion should be at least 25%. In this research the main objective was to optimize the anaerobic process to an even more stable and robust system, to support the widespread application of this sustainable technique. The main idea was to increase the functional redundancy of the system and, thus, the stability. Process instability often leads to accumulation of volatile fatty acids to potential toxic concentrations, during which the pH tends to decline under the optimal range of 6.8 and 7.5 The presence of other volatile fatty acids consuming micro-organisms, next to methanogens, could possible help to prevent volatile fatty acid accumulation and subsequent process failure. In this perspective the potential beneficial effect of sulphate reducing bacteria on the digestion process was investigated. Sulphate was added to stimulate the growth of the sulphate reducing bacteria. Sulphate in waste stream leads to the reduction of sulphate to toxic sulphides by sulphate reducing bacteria and competition with other micro-organisms of the anaerobic consortium for substrate often leads to destabilising conditions. In a first experiment a possible additional stress factor was investigated, namely bio-availability limitations of micro-nutrients, due to sulphide precipitation. After a start-up phase, in which the organic loading rate was increased from 1 g COD L-1 d-1 to 2 g COD L-1 d-1, sulphate was added to 9 continuously stirred tank reactors at a COD/SO 2- ratio of 8. A decrease in methane production was 4 observed in the reactors with sulphate addition, in contrast with the control reactors, which maintained a stable methane production. Thus, after 21 days of sulphate addition, a clear difference in methane production was noticeable, i.e. 0.41 ± 0.04 L L-1 d-1 in the control reactors in comparison with 0.14 ± 0.04 L L-1 d-1 for the sulphate reactors, in which only low concentration of sulphides were measured (0 – 10 mg L-1). High sulphate removal efficiencies (98 ± 1 %) were however observed in addition to a strong increase in the inert solids of the sulphate reactors. Therefore, precipitation of sulphides was probably taking place. This was confirmed with Energy-dispersive X-ray spectroscopy, coupled to Scanning Electron Microscopy, which provided images of Fe-sulphide precipitation. Precipitation of sulphides with trace elements was thought to cause limitation of micro-nutrients, such VI as Fe, which led to process failure of the sulphate reactors. The temporary positive effect of iron addition in a later period of the experiment, supported this hypothesis. In a final experiment it was investigated whether sulphate reducing bacteria could increase the robustness of the system, when present in low concentrations. Sulphate was added to 9 continuously stirred tank reactors from the start at a COD/SO 2- ratio of 8. During the sulphate addition the organic 4 loading rate was increased from 1 g COD L-1 d-1 to 2 g COD L-1 d-1. A higher methane production, on average, was noticed in the sulphate reactors, in comparison with the control reactors. The control reactors produced 0.13 ± 0.11 LL-1 d-1 and the sulphate reactors produced 0.17 ± 0.03 LL-1 d-1 at day 28. At the end of the start-up phase (day 28) propionate concentrations up to 5651 ± 879 mg COD L-1 were reached in the control reactors, while the concentrations in the sulphate reactors were around 3781 ± 350 mg COD L-1. During the second experimental phase, Fe-oxides or Ca-oxides were additionally fed to some reactors, but only the Fe-oxides had a significant positive effect on the biogas production during a limited number of days. At the end of phase 2, high propionate concentrations were reached in all the reactors, in a range of 7170 ± 335 mg COD L-1. The biogas production in the control reactors was completely stopped and the pH was dropped under the optimal range, while in the reactors with sulphate addition the biogas production was still going on, and the pH remained in the optimal range. The presence of sulphate reducing bacteria thus, increased the stability of the system, and prevented process failure, even at high volatile fatty acids concentrations. The absence of potential micro-nutrient limiting conditions, because of sulphide precipitation, was probably due to the usage of granular sludge as inoculum. The structure and the potential higher concentrations of trace elements in granular sludge could have prevented process failure due to micro-nutrient limitation. VII Inhoudsopgave Dankwoord .............................................................................................................................................. II Samenvatting .......................................................................................................................................... III Summary ................................................................................................................................................ VI Lijst van figuren ....................................................................................................................................... X Lijst van tabellen ..................................................................................................................................... XI Lijst van afkortingen en symbolen ........................................................................................................ XII Deel 1. Literatuurstudie .......................................................................................................................... 1 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 2 2. Het centralised ZeroWasteWater concept ...................................................................................... 3 3. Anaerobe vergisting als sleutel-technologie voor een duurzame afvalbehandeling ...................... 6 4. Anaerobe vergisting: microbiologisch proces ................................................................................. 7 4.1 Algemeen ................................................................................................................................. 7 4.2 Syntrofe relatie ........................................................................................................................ 9 5. Stabiliteit van anaerobe vergisting ................................................................................................ 10 5.1 Parameters ............................................................................................................................ 10 5.2 Inhibities ................................................................................................................................ 13 6. Doelstelling .................................................................................................................................... 16 Deel 2. Materiaal en methoden ........................................................................................................... 18 1. Anaerobe vergisting in sulfaatrijke CSTR ....................................................................................... 19 1.1 Algemene opstelling en bedrijfsuitvoering ........................................................................... 19 1.2 Specifieke bedrijfsuitvoering ................................................................................................. 20 2. Algemene analytische methoden .................................................................................................. 23 2.1 (Elektro)chemische en fysische analyses............................................................................... 23 2.2 Moleculaire microbiële technieken ....................................................................................... 26 2.3 Energy-dispersive X-ray spectroscopy ................................................................................... 27 2.4 Berekeningen......................................................................................................................... 27 Deel 3. Resultaten ................................................................................................................................. 31 1. Anaerobe vergisting in sulfaatrijke CSTR ....................................................................................... 32 1.1 Sulfaat additie tijdens anaerobe vergisting (experiment 1) .................................................. 32 1.2 Sulfaat additie tijdens anaerobe vergisting (experiment 2) .................................................. 32 VIII 1.3 Sulfaat, Fe- en Ca-oxiden additie tijdens anaerobe vergisting (experiment 3) ..................... 43 1.4 Sulfaat additie met pulsen van Fe- en Ca-oxiden tijdens anaerobe vergisting (experiment 4) ............................................................................................................................................... 46 Deel 4: Discussie ................................................................................................................................... 56 1. Inleiding ......................................................................................................................................... 57 2. Het destabiliserend vermogen van sulfaat reducerende bacteriën .............................................. 58 2.1 Stabiliteitsparameters: biogasproductie, pH en VVZ ............................................................ 58 2.2 Overige effluent karakteristieken: sulfaat verwijderingsefficiëntie, inerte droge stof en fosfaat concentratie. ......................................................................................................................... 61 2.3 Conclusie ............................................................................................................................... 65 3. Stabiliserend vermogen van sulfaat reducerende bacteriën ........................................................ 66 3.1 Stabiliteitsparameters: biogasproductie, pH en vluchtige vetzuren ..................................... 66 3.2 Overige effluent parameters: sulfaat verwijderingsefficiënties, inerte droge stof en fosfaatconcentraties .......................................................................................................................... 68 3.3 Conclusie ............................................................................................................................... 69 4. Praktische uitvoering en toekomstig onderzoek ........................................................................... 71 5. Algemene conclusie ....................................................................................................................... 71 Deel 5: Referenties ............................................................................................................................... 72 BIJLAGEN (enkel digitaal beschikbaar) Bijlage 1: aanvullende resultaten (experiment 1) Bijlage 2: aanvullende resultaten (experiment 2) Bijlage 3: aanvullende resultaten (experiment 3) Bijlage 4: aanvullende resultaten (experiment 4) IX
Description: