MEDEDELINGEN DER KONINKLIJKE NEDERLANDSE AKADEMIE VANWETENSCHAPPEN,AFD. LETTERKUNDE NIEUWE REEKS - DEEL 27 - No. 7 HET GEVAL ZIJDEWIND J. 1. POELHEKKE N. v. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERS MAATSCHAPPIJ AMSTERDAM-1964 AANGEBODEN IN DE VERGADERING VAN 15 JUNI 1964 Rogerio illi septuagenario I. In de maand oktober 1646 wordt ter Staten-Generaal dis cussie gehouden over een voorstel van de provincie Holland, aan Harer HoogMogenden afgevaardigden die sedert ruim een half jaar te Munster met de Spanjaarden over een nieuw bestand aan het onderhandelen zijn, een nadere instructie te verlenen, daartoe strekkende, dat zij moeten aansturen op een definitieve vrede 1). Als enige van de zes genoten is, zoals steevast in deze jaren, Zeeland er vierkant tegen, en wel om vele en veelsoortige redenen, waarvan wij er één aldus geformuleerd vinden: "Dat niet anders te verwachten is, dan dat de ware Gereformeerde Religie by tyde van Vrede van alle kanten sal worden ondermijnt, ende dat insonderheyt de Papisten sullen aangroeyen ende sich komen te stabilieren, ende daar in van hooger handt werden ghesupporteert ende gefavoriseert, ende dat men sich sal fonderen op den gemaeckten Vrede, en daar door de principaalste reden komen te cesseren, waar om de voorgenoemde Paus.ghesinde tot noch toe met meerder omsight zijn te onder gehouden" 2). Een paar maanden later - januari 1647 - is er geharrewar over het delicaatste van alle punten die bij de vredehandel aan de orde werden gesteld, de vraag namelijk of betreffende de godsdienst in de Meierij van 's-Hertogenbosch genoegen zal worden genomen met een "temperament". Het was een punt waarover de Hollanders zich reeds ietwat vroeger aldus hadden uitgelaten: "Ende wat aengaat het Spiritueel te stipuleren, dat de Koningh van Spangien sigh niet en sal hebben des te bemoeyen, maar den Staat met den Paus van Roomen dienthalven sallaten ghewerden 3)". De gedachte alleen reeds aan dit "temperament" wordt, eveneens door de rechtzinnige Zeeuwen, ten enen male uit den boze geacht; ook dit om een veelvoud van redenen, bij voorbeeld deze: "dat daar door een plancke sal werden gelecht ende aenleydinghe ghegheven om van gelijcke hier na binnen de Geunieerde Provincien soodanigen temperament oock in consideratie te nemen, ende daarvan niet al te afkeerigh te zijn, als militerende daer toe eene ende de selve redenen, die nu in desen werden ge.employeert 4)". Maken wij thans in gedachten een sprong van vier jaar in de tijd, naar de maand januari 1651, wanneer in een van de eerste zittingen 1) J. J. Poelhekke De Vrede van Munster, hfdst. VII, in het bijzonder blz. 314/15. 2) Ibid. blz. 315. 3) Ibid. blz. 306. 4) Ibid. blz. 394. 339 4 HET GEVAL ZIJDEWIND van de Grote Vergadering een vijfkoppige deputatie uit de "synoden van de respective provintien" bij monde van Eleazer Lotius de Heren met de grootste nadruk komt vermanen hoe zij de Religie hebben veilig te stellen tegen allerlei verschijnselen zoals daar zijn: "Paepsche Aigoderye, Superstitie, ende Hierarchie (door door sy Poli tijckque ende Kerkelijcke Ampten vergeven, Collatien, Prebenden, Benefitien by de Regierders des Lants gedaen, voor nul verklaren, ende andere defereren, alles op hope van veranderinge) 6)". Drastische maatregelen zijn thans meer dan ooit vereist ter "behoudenisse van soo veel Zielen, die by duysenden so sy (i.e. de katho lieken) haer beroemen 'tsedert de Vrede van de Goddelijcke woorheyt tot hoor superstitien en dwalingen sijn af-ghetrocken 8)". Dergelijke ontboezemingen, elegisch, polemisch, dan wel, zoals in de regel het geval is, allebei tegelijk, zijn ons dermate vertrouwd uit onze zeventiende eeuw, dat ons historisch besef er als het ware voor afgestompt is. Dikwijls brachten zij het een of andere, door gaans plaatselijke crisisje te weeg, maar wij weten nu eenmaal dat de Nederlandse missie-kerk op de cadans van haar eigen, lang niet geringe, interne probleemstelling niettemin gestadig verder gedijde. Het weinig spectaculaire crisisje echter, dat in de grote crisis jaren 1648-' 51 valt waar te nemen rondom de figuur van de vicaris coadjutor Jacobus de la Torre, lijkt mij, gezien zijn ietwat verder strekkende achtergronden, een nadere beschouwing te recht vaardigen. Beginnen deed het onspectaculair genoeg; weliswaar met het nodige gedruis, maar dat was vooralsnog alleen waarneembaar in het gehucht Zijdewind, gelegen onder het gerecht van Oude Niedorp een paar bochten om benoordoosten Alkmaar. Te genoemder plaatse hadden de katholieken blijkbaar een, naar omstandig heden, bijzonder fraai "preeck-huis", en nog heden ten dage is het vol doende één blik op het gehucht voornoemd te werpen om gewaar te worden dat het er onmogelijk zo maar weggemoffeld kan zijn geweest. In dit fraaie preekhuis nu zou op 24 augustus 1649 het sacrament van het vormsel worden toegediend door de vicaris-coadjutor van de Hollandse Zending, Jacobus de la Torre, titulair aartsbisschop van Ephese. Reeds de aard zelf van de gebeurtenis bracht met zich mee dat het een paapse stoutigheid met groot vertoon zou worden, steeds dan natuurlijk de omstandigheden in aanmerking genomen, waarbij dan het punt dat ons voornamelijk interesseert juist dit is, of al dan niet de omstandigheden van dien aard werden geacht, dat er veilig een beetje meer vertoon kon worden aan den dag gelegd, dan de missiekerk tot dusverre had te zien gegeven. 5) Aitzema Herstelde Leeuw 149 (4° ed.) ') Ibid. Mijn cursivering. 340 BET GEVAL ZIJDEWIND 5 Ook thans nog is voor het gros der katholieken het vormsel de enige gelegenheid in het leven waarbij zij, voor de duur van enkele ogenblikken, persoonlijk in contact komen met een bisschop, terwijl, van de kant van de bisschop uit bekeken, het ondernemen van regelmatige vormreizen niet meer betekent dan een routine beslommering. Voor de Apostolische vicarissen van de Hollandse Zending echter was het een herhaaldelijk wederkerend probleem hoe zij aan hun gelovigen, voorzover dezen althans niet tegen de grenzen aanwoonden, in pais en vree dit sacrament konden toe dienen, en met name wat de tijd betreft, die ons hier bezighoudt, kunnen wij, met prof. Rogier 7), veilig aannemen dat een streek zoals Noord-Holland in minstens tien jaar niet meer aan de beurt was gekomen 8). De Apostolisch-vicaris in functie, Philippus Rovenius, was in 1640 na een geruchtmakend proces voor het leven verbannen. Weliswaar kon hij reeds na enkele jaren terugkeren naar Utrecht, maar daar sleet hij sedertdien, geplaagd door vele ziekten, zijn nadagen in strenge afzondering. Jacobus de la Torre nu was in datzelfde jaar 1640 wel tot Rovenius' coadjutor benoemd, maar ontving pas in 1647 de bisschopswijding. Ongetwijfeld zal hij sedertdien in en nabij zijn woonplaats 's-Gravenhage zo nu en dan het vormsel hebben toegediend, maar dat hij dit ook verder land inwaarts op ruime schaal zou hebben ondernomen, is naar mijn beste weten niet gebleken. Thans echter, in de zomer van 1649, was het dan eindelijk zo ver en kennelijk was hierbij het preekhuis te Zijdewind slechts één van de bezochte centra, misschien niet eens dat met de allergrootste toeloop; wel zowat even druk was het een week tevoren geweest in het Zuidhollandse Zevenhoven - dat dan ook weldra in de hoge Staten-colleges mede ter sprake zal komen - waar aan de plechtigheid een ongestoord verloop beschoren was geweest. Dat het in Zijdewind anders uitviel, lag dan ook voor namelijk, zo niet uitsluitend, aan het initiatief van de "hoofd officier van de Nieuwdorper Cogge", Herman Hertman van der Woude, die, toen hij gewaar werd wat er in zijn ressort stond te gebeuren, op het idee kwam de vigerende plakkaten eens te gaan toepassen en er, na overleg met burgemeesteren en schepenen van Niedorp, met zijn rakkers op uittrok om de zaak te verstoren. Van de weinig glorievolle expeditie werd vrijwel terstond in pamflet vorm 9) een verslag wereldkundig gemaakt, waarin wij ons hier 7) Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw (hier verder geciteerd als: Rogier), I1, 167. 8) In De la Torre's hieronder te noemen "Apologie" wordt zelfs de ver onderstelling uitgesproken - en dit dan mede om de grote toeloop te ver klaren - dat er in de kop van Noord-Holland "misschien nog nooit" een bisschop geweest was. 8) Kn. 6503; herdrukt door v.d.Horst in Bijdr. voor de gesch. v.h. bisdom 341 6 HET GEVAL ZIJDEWIND echter niet tot in al te verre uithoeken behoeven te verdiepen. Toen de enthousiaste dienaren der wet ter plaatse verschenen, vonden zij niet, zoals zij gehoopt hadden, de bisschop ergens ver stopt, bijvoorbeeld "in de onderkiste van het autaer", maar bleek hij reeds gevlogen te zijn, zodat hij niet in flagranti betrapt werd. Deze ontstentenis van heterdaad zal bij de komende vervolging wel degelijk te pas worden gebracht; immers, per slot van rekening wist de schout alleen dus maar van horen zeggen dat er gevormd was, of dan toch had moeten worden. Ontkend werd evenwel die opzet als zodanig niet, zelfs niet door de geïncrimineerde aarts bisschop zelf. Van hem, of juister gezegd namens hem, is verheugenderwijze bewaard gebleven een Apologie 10) naar aanleiding van het gebeurde te Zijdewind. Het is een van die documenten, die ons evenzeer boeien door wat er niet, als door wat er wel in vermeld staat, en het zal in het hieronder volgende nog herhaalde malen ter sprake komen. Bijzonder sympathiek doet het niet aan en zeker niet op het eerste gezicht; er is zo hoegenaamd geen sprake van de fiere hooggeplaatste die zich zelf aandient als de verantwoordelijke man. Bedenken wij er echter bij van welk een essentieel belang het werd geacht te loochenen dat er in de Republiek ook maar iets bestond, dat in de verste verte lijken kon op kerkelijke hiërarchie. Dat er na zijn eigen vertrek uit Zijdewind ongeregeldheden waren voorgevallen, kon De la Torre niet meer ontkennen, dus dan leek het redelijk die afwezig heid naar best vermogen te accentueren, daarbij naar gelijkelijk best vermogen de zaak zelf bagatelliserend, met de kennelijke opzet zo weinig mogelijk mensen erin te verwikkelen. Niet alleen is hij bijvoorbeeld "met gheen Papen" in Zijdewind aangekomen - en "zijnder gheweest, die ignoreert hij" - maar hij heeft daarheen ook "niemandt ontboden". Ja zelfs heeft hij onderweg meermalen de grote toeloop "verboden", zodat deze "niet als onwaerachtelijck" aan hem kan worden geweten. Wat wij jammer genoeg niet vernemen - maar dat ging ten slotte zijn vervolgers ook niet aan! - is waar precies de bisschop een goed heenkomen zocht en vond. Ik veronderstel dat hij om te begi.nnen heel eenvoudig teruggereden is naar de moederlijke wonIng in Den Haag, maar van daaruit ging het dan weldra de HaarlemIlI, 161, en nogmaals door J. de Vries Azn. inOud·HollandXXXVII, 120. 10) In het archief der Oud Bisschoppelijke Clerezij te Utrecht. Ik betuig hier gaarne mijn dank aan de directeur van genoemd archief, dr. A. J. van de Ven, voor de grote bereidwilligheid waarmee hij mij dit stuk plus nog enkele andere - met name de hierachter volgende bijlage A. - in fotocopie heeft toegezonden. - De la Torre's Apologie - in de bekende Inventaris van Bruggeman vermeld op blz. 155 - is thans gesigneerd OBC 572. 342 HET GEVAL ZIJDEWIND 7 grens over naar Brussel. Over de eerste etappe, de vlucht uit Zijde wind zelf, deden inmiddels allerlei wilde geruchten de ronde, zodat wij bijna van romantisch kunnen spreken. Een ieder oordele zelf wat hij ervan wil maken: "Veel ongherijmder ist dat men fingeert dat hij daer ghewapent ghe commen is, want hij noch deghen, noch mesch bij hem en hadt, veel min pistolen. Maer als hij den schout moest ontvlieden, ende gheene voerlieden hem wilde ofte dorste weghvoeren, soo is hij gheschreden opt ghevoeghe. lijckste paert van twee datter bij ghevall in sijn gheselschap was, het andere weijgherde opte nemen. Zijn aen dat paert twee pistolen ghe. weest, die moeten inde holsters sijn gheweest, niet ghesien van hem, veel min weet hij ofse gheladen ofte onghelaeden, ghespannen ofte onghe spant sijn gheweest, ontkennende mede absolutelijek, dat hij ij mant anders met andere wapenen ghesien heeft. Ja protesterende ten heijlich. sten dat dat valschelijek versiert is, ende als de alderonghereijmste calumnie moet gherejecteert worden". Hadden dus de Niedorpse schout en zijn rakkers bij hun blijkbaar ietwat ondeskundig voorbereide overval om te beginnen reeds een grote teleurstelling te incasseren gekregen, ook verder was de expeditie op zich zelf bepaald geen pretje voor hen. De ontvangst was alles behalve als in een lammerenkooi en zo te zien mochten de dienaren der wet, toen zij na het tumult weer aftrokken met in hun boezem de plezierige wetenschap dat zij zich weldra in gerechte zouden wreken, voor het ogenblik al heel erg blij zijn dat zij niet meer hadden opgelopen dan een paar slagen en stompen. Het verslag van een en ander is een fris en opgewekt stukje lectuur, maar het biedt slechts één passage die ons hier in het bijzonder aangaat en die ik dan ook, zoals hij reilt en zeilt, in extenso citeer: "Riep het volck echter ofte veele onder haer, sy vraegden na het Hof 11 ) ende de Staten niet, die en hadden geen macht om hare vergaderinghe te beletten, met sulcke of diergelijcke woorden, sy hadden haer vryheyt verkreghen door de Vrede, roepende voorts: alle Officieren laten't toe, ghy alleen maeckt ons het spul, ghy zijt een geweldenaer, een Vrede breecker, beloven u het sal komen ter ooren vanden Koninck van Span. gien, met veele dreygementen meer 12)". Toegegeven, al deze feitelijke onjuistheden werden uit de mond van verontwaardigde katholieke staatsburgers - om het eens neologistisch uit te drukken - opgetekend door hun stellig niet minder verontwaardigde tegenstanders, maar mij dunkt, al zal de stuntelige teboekstelling wel achteraf hebben plaatsgevonden, zoals het er staat klinkt het in ieder geval niet met opzet verzonnen. Ongeveer in die trant redeneerden blijkbaar Roomse plattelanders kort na de vrede van Munster. In één opzicht kreeg het opgewonden volk inmiddels gelijk: al deed dat er dan ook verder geen zier toe, de zaak kwam ter ore van 11) t.w. het Hof van Holland. 12) Geciteerd naar Bijdr. Haarlem, lIl, 167. 343 8 HET GKVA L ZI.TDKWIND de instantie die klaarblijkelijk door deze goede lieden voor heel wat meer garant geacht werd, dan zij in feite had kunnen bedingen, van de Koning van Spanje. Sedert eind juni van ditzelfde jaar 1649 was zijne Katholieke Majesteit in Den Haag vertegenwoordigd door een ordinaris ambas sadeur, te weten de chevalier Antoine Brun, geboortig uit de Franche Comté en tot dusverre lid van het driemanschap dat op het West faals Congres voor Spanje onderhandelde, of liever worstelde. Meer nog dan zijn nominale chef Penaranda was hij het geweest die, in een bijna dagelijks contact met, meer dan iemand anders, Adriaan Pauw het zware pleit van de vrede beslecht had, en nu was dus aan hem de taak opgedragen op het Haagse Binnenhof zelf te waken over deze tere vrede, waarvan hij maar al te goed had leren beseffen dat hij, bij de Prins van Oranje te beginnen, door velen in de Republiek nog steeds niet in gemoede was aanvaard. De pro blemen die dit voor hem meebracht waren legio en een van de meest delicate punten betrof de ingewikkelde regelingen in Staats Brabant, waarbij vrijwel ieder onderdeel zijn eigen religieuze problematiek met zich meebracht. Het was dan ook als een soort extra-tje dat Brun nu ook nog Zijdewind onder zijn aandacht gebracht kreeg; of zelfs meer dan dat, hij kreeg het van onwelwillende zijde op zijn conto geschreven, plus dan natuurlijk op dat van de gehate vrede. Toen het geval zich voordeed, was Brun niet op zijn post aanwezig, want hij was vrijwel terstond na de aanbieding van zijn geloofsbrieven weer terug ontboden naar Brussel om er zijn voormalige chef Penaranda te assisteren bij een zoveelste laatste poging alsnog ook met de Franse vijand tot een akkoord te geraken. Als eerste nieuws na terugkeer in Den Haag echter brengt hij, onder dagtekening 28 oktober, aan de Koning verslag uit van wat er in Zijdewind is voorgevallen, en dit dan niet zonder de zorgvuldige toelichting dat de vijandig gezinden in de plechtigheid een vestiging van de kerke lijke hiërarchie believen te zien, nadrukkelijk in strijd met de "fundamentele wetten" des lands en iets waartoe de katholieken dan ook nooit de moed hadden opgebracht voordat hij, Brun, in Den Haag was neergestreken. De predikanten en al wat verder haat koestert tegen de vrede, fulmineren nog hartstochtelijker dan te voren, daarin aangemoedigd en gesteund van Franse zijde 13). 13) "Llegando aeá. hallé las eosas muy embarazadas no solo por 10 que Franeeses y Portugueses havian adelantado en sus plá.tieas mientras yo estava ausente, sino tambien por haver los Magistrados de Holanda sorprendi do el arçobispo de Efeso administrando pontifiealmente el Sacramento de confinnaci6n a mas de 4m eatholieos juntados en un lugar en la dieha Pro· vineia de Holanda preparado y muy bien adreezado para esta solemnidad que dieen ser un establecimiento de la Hierarquia Eelesiastiea enteramente 344 HET GEVAL ZIJDEWIND 9 Hoezeer inderdaad Antoine Brun een steun en toeverlaat van De la Torre W88, zullen wij hieronder nog herhaalde malen gewaar worden, en ook dat dit voor de Hollandse regentenpartij - met name bijvoorbeeld voor Adriaan Pauw - in het minst geen geheim W88. In 's mans eigen Apologie echter is het beslist opvallend, zij het allerminst verbazingwekkend, hoe deze Spaanse kaart nadruk kelijk, zo ongeveer als Zwarte Piet, wordt afgeschoven. Zo al bij de Zijdewindse overval "eenich droncken off onverlaet" iets over die koning van Spanje gezegd mag hebben, dan is dat iets dat hij, jonkheer Jacobus de la Torre, "ten hoochsten ignoreert ende desavoueert" . Dit min of meer terloops over de koning van Spanje; het kon blijkbaar niet helemaal worden weggelaten, maar domineren mag het zeer beslist niet. Wat daarentegen wel nadrukkelijk naar voren wordt gebracht, is het chapiter Frankrijk, een chapiter dus dat in 's mans vertrouwelijke correspondentie uit deze jaren niet meer inneemt dan een uitermate bescheiden plaatsje. Het begint al bij het biografisch aperçu waarmee de Apologie langzaam maar zeker naar Zijdewind toekronkelt. De jonker is "expresselijck" in Frankrijk gaan studeren en heeft zich daar - te weten in Le Mans - tot priester laten wijden, "omdat dat landt gheallieert ende vrindt was met dese landen, ende opdat hij oversulckx door noor te vrijer hier te lande soude moghen ghetollereert worden als hij hier voor sijne eijghen devotie bij sijne oude Moeder soude comen te verblijven, hebbende toen gheen andere insichten als om in sijn privé sijnen priesterlijcken stoot te beleven, ghelijck oock zedert veel jooren gheschiet is". Dit laatste leugentje kunnen wij laten passeren, maar wel sig naleer ik nog even de zorgvuldigheid waarmee Jacobus het gewenst acht een gerucht te zijnen ongunste tegen te spreken, niet meer of minder dan het gerucht "dat hij te Mans in Vranckrijck gheworden soude wesen ghenaturalizeert Fransman". Hiertegen laat de aldus betichte een "expresse protest" vernemen, maar wat hij "niet ontkent" is dat hij gerechtigd is de titel te voeren van "Raedt ende Alemoesenier des Allerchristelijcksten Coningh". In feite heeft hij zich er nooit mee "beholpen", terwijl hij hem ook generlei "aen volghend incommen" oplevert, maar die titel is hem inderdaad door zijn Franse vrienden bezorgd, helemaal buiten hemzelf om natuur- opuesta a las Leyes fundamentales de esta Republica, a que nunca Catho· licos se havian atrevido antes de mi venida en estas partes, y sobre esso los predicantes herejes y otros que tienen odio a la paz apretan mucho contra ellos, asistidos de Franceses". (Archivo General de Simancas, Secci6nEstado, Legajo 2070). - In hoeverre de laatste aantijging betreffende de Fransen op waarheid berust ben ik niet bij machte toe te lichten, maar dat wij haar niet bij voorbaat mogen verwerpen is, dunkt mij, dubbel en dwars bewezen door het optreden van Abel Servien ten onzent in het jaar 1647. 345 10 HET GEVAL ZIJDEWIND lijk. En ziet wij vragen ons onwillekeurig even af of wij het heus nog allemaal moeten geloven, maar er wordt onmiskenbaar een causaal verband gesuggereerd - : "Ende wierd daarnaar noch van Haare Majesteyten 14) belast aan de Heeren Brasset, d'Estrades ende de Beringham 15) hem in alles te prote geeren. Twelck onse weten nooijt herroepen wesende, ist niet wonder dat den Heere Resident Brasset nu oock in dit cas ghelieft de moeijten te nemen van te continueren de la Torres voorspraacke te wesen. Indien nochtans de verbintenisse die de Catholijcken alhier daar door aan Vranckrijck hebben, ofte oock wt andere insichten dien tijtel selfs rnishaeght aen de Hooghe Overicheijt deser landen, soo is hij de la. Torre bereijt dien tij tel ende alle pre tensie van wtheemsche protectie ende voorspraecke te quitteren, ende hem eenichlijck te verlaaten aan de goede gunste ende ghenadighe tollerantie van de voorn. hooghe Overicheijt deser landen, wiens ghetrouwen ondersaet hij sich protesteert te wesen ende altijt betuijghen sal te verblijven." Ik citeer in extenso aangezien deze ietwat vals klinkende klaroen stoot het slot uitmaakt van de gehele Apologie. Dit slot was dus gewijd aan de weliswaar nimmer er- maar toch van ouds bekende Franse pretentie de katholieken in de Republiek te "protegeren"_ De pretentie dus die steeds de zere plek geweest was op het bij tijd en wijle zo schoonschijnende gelaat van het roemruchte bondgenoot schap, maar die in deze jaren nauwelijks nog als zodanig kon opvallen, aangezien immers sedert en door de vrede het hele bondgenootschap zelf alleen nog maar één grote zere plek was. Dit dan meer in het bijzonder in de ogen van diegenen die in dit geval, als het ware per ongeluk, juist de vervolgers waren, de Staten van Holland door wie in dit stadium de oude Franse alliantie hartgrondiger dan ooit verfoeid werd als een machinatie van de Prins en zijn aanhang. Tegenover hen kon dus de aan den dag gelegde bereidwilligheid het raad- en alemoezenierschap van de Allerchristelijkste Koning eraan te geven als een fraai en vaderlandslievend gebaar dienst doen, terwijl, omgekeerd, tegenover de Prins - wiens dikke vriend d'Estrades zo nadrukkelijk genoemd wordt - die Franse relaties juist een bijzonder aardig effect opleverden. Meer dan dit, nadrukkelijk als peroratie opgedrongen "chapiter Frankrijk" in De la Torre's Apologie verdient dan ook welbeschouwd onze aandacht een verklaring die wij iets verder terug als het ware weggestopt vinden, te weten tussen haakjes, waar toevallig ergens sprake is van de vrede, " ... deselve vrede (wt welckers insichte nochtans hij de la Torre in gheenighe dinghen vrijer ghegaen, maer die ter contrarie hem heeft aan ijder een doen aanraden daarop niet te sondighen, maer sich ten meerder te modereren in de exercitie van onse Religie) ... " 14) Het in deze jaren gebruikelijke meervoud: de nog onmondige Lodewijk XIV en de regentes Anna van Oostenrijk. 15) Louis de Beringhen, sieur d'Arminvilliers, luitenant-kolonel in ,Staatse dienst. 346
Description: