Onlangs kreeg Robert Anker de beschikking over een dagboek dat een tante had bijgehouden van wie hij niet wist dat ze überhaupt had bestaan. Als Eefje, zoals ze werd genoemd, in 1918 te horen krijgt dat ze een onecht kind is, begint ze haar dagboek, waarin ze met tussenpozen schrijft tot 1956. Het dagboek van Eefje Jonker is zo openhartig, zo ontroerend, zo schokkend en zo goed geschreven dat het een daad van rechtvaardigheid is dat het wordt uitgegeven. Want er gebeurt nogal wat in het leven van dit ogenschijnlijk eenvoudige meisje. In haar eigen woorden: 'Eerst vertellen je ouders je dat je hun kind niet bent. Dan ontmoet je de liefste van je leven maar het is wel een vrouw en dat kan dus niet. Dan krijg je een kind dat je achterlaat als ze drie is. En dan spreek je in de trein een vrouw die je echte moeder blijkt te zijn.' Robert Anker bezorgde het dagboek van zijn tante en voorzag het van een uitvoerig nawoord.