ISSN 0778-8363 WIV J. Wytsmanstraat, 14 B-1050 BRUSSEL FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE DIENST LABORATORIA VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITES VAN DESKUNDIGEN GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE ENQUETE 03/2009 Microbiologie Staphylococcus aureus Pseudallesscheria boydii = Scedosporium apiospermum Pseudomonas aeruginosa Vibrio cholerae Parasitologie Loa loa Babesia species Serologie CMV EBV HIV Alle rapporten zijn tevens te raadplegen op onze website : http://www.iph.fgov.be/ClinBiol/bckb33/activities/external_quality/rapports/_nl/rapports_annee.htm WIV/03/09/Micro./Sero./Para. 76 Dit rapport mag uitsluitend worden gereproduceerd, gepubliceerd of gedistribueerd met toestemming van het WIV. COMITE VAN EXPERTEN VOOR MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE WIV (secretariaat) : 02/642.55.22 - FAX : 02/642.56.45 (Dr. K. Vernelen) : 02/642.55.29 – FAX : 02/642.56.45 (Coördinator) : e-mail : [email protected] Dr. BOEL An : 053/72.47.85 - FAX : 053/72.45.88 : e-mail : [email protected] Dr. CLAEYS Geert : 09/332.36.45 – FAX : 09/332.49.85 : e-mail : [email protected] Dr. DE BEENHOUWER Hans : 053/72.42.72 – FAX : 053/72.45.88 : e-mail : [email protected] Dr. DE GHELDRE Yves : 02/340.41.34 – FAX : 02/340.41.79 : e-mail : [email protected] Dr. DEDISTE Anne : 02/535.45.42 : e-mail : [email protected] Dr. DELFORGE Marie-Luce : 02/555.34.53 – FAX : 02/555.64.59 : e-mail : [email protected] Dr. LAGROU Katrien : 016/34.70.98 – FAX : 016/34.79.31 : e-mail : [email protected] Apr. LONTIE Marc : 016/31.01.72 – FAX : 016/31.01.88 : e-mail : [email protected] Dr. MAGERMAN Koen : 011/30.97.40 – FAX : 011/30.97.50 : e-mail : [email protected] Dr. NAESSENS Anne : 02/477.50.02 – FAX : 02/477.50.15 : e-mail : [email protected] Dr. PADALKO Elizaveta : 09/332.21.08 – FAX : 09/332.49.85 : e-mail : [email protected] Dr. REYNDERS Marijke : 02/535.45.35 – FAX : 02/535.46.56 : e-mail : [email protected] Dr. VAN ESBROECK Marjan : 03/247.64.37 – FAX : 03/247.64.40 : e-mail : [email protected] Dr. VERHAEGEN Jan : 016/34.70.73 – FAX : 016/34.79.31 : e-mail : [email protected] Dr. WOESTYN Sophie : 056/85.58.85 – FAX : 056/85.58.86 : e-mail : [email protected] Inhoudstafel I. Algemene bemerkingen 1 II. Identificaties 2 2.1 Cultuur M/7570 Staphylococcus aureus 2 2.2 Cultuur M/9258 Scedosporium apiospermum/Pseudallescheria boydii 8 2.3 Cultuur M/9259 Vibrio cholerae 14 2.4 Cultuur M/9720 Pseudomonas aeruginosa 14 III. Resultaten van de identificaties 15 3.1 Cultuur M/7570 Staphylococcus aureus 15 3.2 Cultuur M//9258 Scedosporium apiospermum 16 3.3 Cultuur M/9259 Vibrio cholerae 17 3.4 Cultuur M/9720 Pseudomonas aeruginosa 19 IV. Antibiogram 20 4.1 Cultuur M/7570 Staphylococcus aureus 20 4.2 Cultuur M/9720 Pseudomonas aeruginosa 32 V. Parasitologie 39 5.1 De monsters 39 5.2 Resultaten voor staal P/9334 40 5.3 Resultaten voor staal P/9683 44 VI. Serologie 48 6.1 HIV 48 6.1.1 Informatie betreffende de verstuurde stalen 48 6.1.2 De deelnemers 48 6.1.3 Gebruikte reagentia 49 6.1.4 Resultaten 50 6.1.4.1 Staal S/5621 50 6.1.4.2 Staal S/7743 50 6.1.5 Commentaar 52 6.2 CMV 53 6.2.1 Informatie betreffende het verstuurde staal 53 6.2.2 De deelnemers 53 6.2.3 Gebruikte reagentia 54 6.2.3.1 Voor de bepaling van de totale antistoffen 54 6.2.3.2 Voor de bepaling van de IgG 54 6.2.3.3 Voor de bepaling van de IgM 54 6.2.3.4 Voor de bepaling van de aviditeit 55 6.2.4 Resultaten 55 6.2.4.1 Even laboratoria 55 6.2.4.2 Oneven laboratoria 57 6.3 EBV 59 6.3.1 Informatie betreffende het verstuurde staal 59 6.3.2 De deelnemers 59 6.3.3 Gebruikte reagentia 60 6.3.3.1 Voor de bepaling van de heterofiele antistoffen 60 6.3.3.2 Voor de bepaling van de IgG 61 6.3.3.3 Voor de bepaling van de IgM 62 6.3.4 Resultaten 63 6.3.4.1 Even laboratoria 63 6.3.4.2 Oneven laboratoria 65 6.4 Interpretatie van CMV en EBV S/9685 68 6.4.1 Even laboratoria 68 6.4.1.1 Interpretatie van CMV 68 6.4.1.2 Interpretatie van CMV en EBV 69 6.4.2 Oneven laboratoria 70 6.4.2.1 Interpretatie van CMV 70 6.4.2.2 Interpretatie van EBV 70 6.4.2.3 Interpretatie van CMV en EBV 71 6.5 Commentaar CMV/EBV 73 I. Algemene bemerkingen Voor de 3e evaluatie van het jaar 2009 (enquête 2009/3) werd volgend materiaal verzonden op 5 oktober 2009. 1.1. 4 gelyofiliseerde monsters voor identificatie. Voor 2 monsters werden de resultaten van de gevoeligheidstesten gevraagd. 1.2. Twee uitstrijkjes voor parasitologisch onderzoek. 1.3. Drie plasmamonsters voor de serologie van HIV, CMV en EBV. AANTAL DEELNEMERS Het aantal evalueerbare antwoordbulletins bedroeg: 1. Voor identificatie en antibiogram: 174 2. Voor parasitologie : 182 3. Voor serologie : HIV: 178 CMV: 168 EBV: 158 Wij danken Marc Lontie, Karin Van Looveren en Chris Wuytack voor het ter beschikking stellen van de foto’s in dit globaal rapport. U kan de overzichten van alle stalen die in de verschillende enquêtes verzonden werden terugvinden op onze website op volgende pagina’s: Bacteriologie: http://www.iph.fgov.be/ClinBiol/bckb33/activities/external_quality/_nl/microbiologie.htm en vervolgens klikt u onder “Codes” op “Overzicht verstuurde kiemen” Parasitologie: http://www.iph.fgov.be/ClinBiol/bckb33/activities/external_quality/_nl/parasitologie.htm en vervolgens klikt u onder “Codes” op “Overzicht verstuurde parasieten” Infectieuze serologie: http://www.iph.fgov.be/ClinBiol/bckb33/activities/external_quality/_nl/inf_serologie.htm en vervolgens klikt u op “Lijst van de geëvalueerde parameters”. 1/80 II. Identificaties 2.1 Cultuur M/7570 Staphylococcus aureus Aantal deelnemers = 174 Alle laboratoria hebben de stam correct geïdentificeerd. De stam vertoonde de typische fenotypische kenmerken van het species. Het antibiogram werd bepaald met verschillende technieken; de resultaten varieerden naargelang de laboratoria voor oxacilline, gentamicine, de chinolones en vancomycine. Niet alle deelnemers bepaalden de gevoeligheid voor alle antibiotica. De correcte bepaling van de gevoeligheid voor oxacilline is onontbeerlijk voor de therapeutische keuze van de clinicus en om de aanbevelingen voor controle en preventie van de transmissie van MRSA door het comité voor ziekenhuishygiëne te implementeren (BICS online). Oxacilline-resistentie is te wijten aan het verwerven van een “Penicillin Binding Protein” (PBP2a) wat leidt tot een kruisresistentie tegen alle β-lactam antibiotica. De synthese van het PBP2a wordt gecodeerd door het mecA gen dat deel uitmaakt van een bijkomend fragment van het chromosoom van de Stafylokok genaamd Staphylococcal Cassette Chromosome mec (SCCmec); dit laatste met een variabele grootte van 21 tot 60 kb. De expressie van de oxacilline-resistentie kan gebeuren op een homogene manier, waarbij de volledige populatie resistent is, of op een heterogene manier, waar slechts een deel van de populatie (1 bacterie op 104 à 107) deze resistentie tot expressie brengt. Het aantonen van stammen met een hetero-resistentie kan het laboratorium voor problemen stellen. De testen die het referentiecentrum uitvoerde tonen aan dat de in de EKE verstuurde stam heteroresistent is (MIC = 12 mg/l). Deze resistentie werd bewezen via PCR, die de aanwezigheid van het mecA gen aantoonde. Slechts 106 (61%) laboratoria hebben de low level resistentie tegen oxacilline aangetoond en gerapporteerd. Vijfenvijftig laboratoria (31%) beschouwden de stam als gevoelig (zeer ernstige fout), 10 laboratoria bekwamen verschillende resultaten met de verschillende technieken die ze gebruikten en 3 laboratoria gaven geen resultaat voor methicilline/oxacilline. 46% van de Vitek-gebruikers beschouwden de stam als gevoelig voor oxacilline (zeer ernstige fout). Daarentegen hebben alle Phoenix-gebruikers de stam correct als resistent gerapporteerd. De laboratoria die de gevoeligheid met behulp van schijfjes getest hebben, hebben de stam als gevoelig geantwoord (zeer ernstige fout) in 61% van de gevallen door gebruik te maken van oxacilline en in 27% door gebruik te maken van cefoxitine. In 2010, raden EUCAST en CLSI aan om de gevoeligheid voor oxacilline te testen met behulp van een cefoxitine-schijfje van 30 µg (resistent als < 22 mm inhibitie) op een Mueller- Hinton bodem (MH) (niet aangerijkt met NaCl), die gedurende 16-20 uur geïncubeerd wordt op 35°C (± 1°C). Het gebruik van een cefoxitine-schijfje is gevoeliger om de hetero-resistente S. aureus stammen op te sporen. De automaten testen cefoxitine om de gevoeligheid voor oxacilline te bepalen. De resistentie van deze stammen kan eveneens bevestigd worden door de bepaling van PBP2a via een agglutinatietest met gesensibiliseerd latex of via PCR voor het mecA gen. 2/80 Wat betreft de andere geteste antibiotica, heeft de grote meerderheid van de laboratoria (>99%) correct de resistentie tegen chinolones en de gevoeligheid voor gentamicine geantwoord. De resistentie tegen chinolones is zeer frekwent (> 95%) bij de MRSA- stammen, meer bepaald bij deze van nosocomiale oorsprong. Daarentegen zijn de MSSA slechts zelden resistent (± 10%) tegen de chinolones. Gentamicine-resistente MRSA stammen zijn zeldzaam geworden in België (<1%). Enkele laboratoria (n = 4) hebben geantwoord dat de stam resistent is tegen vancomycine (ernstige fout). De resistentie tegen glycopeptiden en meer bepaald tegen vancomycine blijft uitzonderlijk (<1%) en moet bevestigd worden door een referentielaboratorium. Het is belangrijk om op te merken dat EUCAST dit jaar de kritische concentraties van vancomycine (resistent als > 2 mg/l) en teicoplanine (resistent als > 2 mg/l) gewijzigd heeft. In België, zijn er 3 reservoirs van MRSA beschreven: de stammen die verspreid zijn in de ziekenhuizen (hospital-associated MRSA, HA-MRSA), de stammen die in de gemeenschap (buiten het hospitaal) voorkomen (community-associated MRSA, CA-MRSA) en de stammen die voorkomen bij fokdieren (livestock-associated MRSA, LA-MRSA). Deze stammen vertonen elk hun eigen epidemiologische en microbiologische kenmerken (cf. Tabel 1). 3/80 Tabel 1: Epidemiologische en microbiologische kenmerken van HA-MRSA, CA-MRSA en LA-MRSA. Kenmerken HA-MRSA CA-MRSA LA-MRSA Sector Ziekenhuizen, rust-en Contactsport, Veebedrijven verzorgingstehuizen gevangenissen, militair personeel, oorspronkelijke bewoners van Australië en Amerika, scholen, crèches, daklozen, IV druggebruikers Patiënten Oudere volwassenen Jonge volwassenen, Jonge volwassenen kinderen Risicofactoren Onderliggende Slechte hygiëne, Contact met vee pathologieën, huidletsels, antibioticatherapie, antibioticatherapie transfer vanuit een ziekenhuis/ rusthuis, aanwezigheid van materiaal (katheter, ...) Pathologieën Bacteriemieën, Infecties van huid en weke Asymptomatische pneumonieën, infecties weefsels, necrotiserende dragers, infecties van huid van huid en weke pneumonieën (zeldzaam), en weke weefsels weefsels, UWI osteomyelitiden (zeldzaam) (zeldzaam) Dieren Huisdieren Huisdieren Varkens, kalveren, pluimvee, paarden SCCmec I, II, III, IV IV en V IV en V types Gevoeligheid Multiresistent Gevoelig aan de meeste Multiresistent, vooral aan antibiotica niet β-lactam antibiotica tegen de tetracyclines Toxines Variabel PVL, TSST-1 (zeldzaam), Geen, PVL (zeldzaam) ET (zeldzaam) HA-MRSA, hospital-associated MRSA; CA-MRSA, community-associated MRSA; LA-MRSA, livestock-associated MRSA; PVL, Panton-Valentine leukocidine; TSST-1, Toxic shock syndrome toxin – 1; ET, exfoliatief toxine De MRSA zijn één van de voornaamste oorzaken van nosocomiale infecties. In België, tonen de verschillende surveillanceprogramma’s een afname van het aantal MRSA aan, evenals een vermindering van de incidentie van MRSA-overdracht in de ziekenhuizen sinds 2004- 2005 (NSIH online ; EARSS online). Parallel aan de sector van de acute zorgen, is er een belangrijk reservoir van MRSA-dragers ontstaan in de rust-en verzorgingstehuizen. De MRSA stammen die in en tussen deze sectoren van acute en chronische verzorging circuleren behoren tot verwante klonen. CA-MRSA zijn beschreven in België sinds 2003. Ze zijn vooral verantwoordelijk voor huidinfecties bij jonge patiënten zonder medische voorgeschiedenis. Moleculaire typering toont aan dat ze behoren tot andere klonen dan deze die in onze hospitalen circuleren ; ze produceren vaak een toxine, het Panton-Valentine leukocidine (PVL). Recent werd een nieuw reservoir van MRSA aangetoond, bij fokdieren, meer bepaald bij varkens en bij mensen die in contact komen met deze dieren. De LA-MRSA zijn genetisch verschillend van de CA- en HA-MRSA. Sommige S. aureus stammen brengen de resistentie tegen oxacilline op een heterogene manier tot expressie. De detectie van stammen met een low level resistentie of heteroresistentie is vaak moeilijk. De verschillende Europese en Amerikaanse organisaties raden het gebruik van cefoxitine aan wegens zijn uitstekende gevoeligheid en specificiteit voor de bepaling van oxacilline-gevoeligheid. Nochtans is het in geval van atypische 4/80 resistentie of tegenstrijdige resultaten van fenotypische testen, aangewezen de aanwezigheid van het PBP2a op te sporen met behulp van een agglutinatietest of met een PCR voor het mecA gen. De confirmatie en typering kunnen uitgevoerd worden door het referentiecentrum voor Stafylokokken – MRSA die de microbiologische surveillance van deze infecties in België uitvoert. Olivier Denis, Claire Nonhoff. Referentiecentrum voor Stafylokokken en MRSA 5/80 Bibliografische referenties 1. Denis O, Deplano A, De Beenhouwer H, Hallin M, Huysmans G, Garrino MG, Glupczynski Y, Malaviolle X, Vergison A, Struelens MJ. (2005). Polyclonal emergence and importation of community-acquired methicillin-resistant Staphylococcus aureus strains harbouring Panton-Valentine leucocidin genes in Belgium. J Antimicrob Chemother. 56:1103-6. 2. Denis O, Suetens C, Hallin M, Catry B, Ramboer I, Dispas M, Willems G, Gordts B, Butaye P, Struelens MJ. (2009). Methicillin-resistant Staphylococcus aureus ST398 in swine farm personnel, Belgium. Emerg Infect Dis. 15:1098-101. 3. Denis O, Jans B, Deplano A, Nonhoff C, De Ryck R, Suetens C, Struelens MJ. (2009). Epidemiology of methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA) among residents of nursing homes in Belgium. J Antimicrob Chemother. 64:1299-306. 4. Felten A, Grandry B, Lagrange PH, Casin I. (2002). Evaluation of three techniques for detection of low-level methicillin-resistant Staphylococcus aureus (MRSA): a disk diffusion method with cefoxitin and moxalactam, the Vitek 2 system, and the MRSA-screen latex agglutination test. J Clin Microbiol. 40:2766-71. 5. Maes N, Magdalena J, Rottiers S, De Gheldre Y, Struelens MJ. (2002). Evaluation of a triplex PCR assay to discriminate Staphylococcus aureus from coagulase-negative Staphylococci and determine methicillin resistance from blood cultures. J Clin Microbiol. 40:1514-7. 6. Mencacci A, Montecarlo I, Gonfia F, Moretti A, Cardaccia A, Farinelli S, Pagliochini MR, Giuliani A, Basileo M, Pasticci MB, Bistoni F. (2009). Comparison of the BD Phoenix system with the cefoxitin disk diffusion test for detection of methicillin resistance in Staphylococcus aureus and coagulase-negative staphylococci. J Clin Microbiol. 47:2288- 91. 7. Roisin S, Nonhoff C, Denis O, Struelens MJ. (2008). Evaluation of new Vitek 2 card and disk diffusion method for determining susceptibility of Staphylococcus aureus to oxacillin. J Clin Microbiol. 46:2525-8. 8. Vandendriessche S, Denis O, Hallin M, Deplano A, Nonhoff C, De Ryck R, Garcia-Graells C, de Mendonça, Struelens MJ. (2009). Low prevalence and wide geographical distribution of livestock-associated Staphylococus aureus ST398 in hospitalised patients in Belgium, 2008. ASM-ESCMID Conference on Methicillin resistance in Staphylococci in Animals: Veterinary and Public Health implications. September 22-25, London, England. 6/80
Description: