KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN LABO VOOR EDUCATIE EN SAMENLEVING ERVARING AAN DE GRENS Hedendaagse armoedebestrijding in Vlaanderen Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Pedagogische Wetenschappen Door Stijn Suijs Promotoren: Prof. Dr. Jan Masschelein Prof. Dr. Danny Wildemeersch 2012 KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN LABORATORIUM VOOR EDUCATIE EN SAMENLEVING ERVARING AAN DE GRENS Hedendaagse armoedebestrijding in Vlaanderen Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Pedagogische Wetenschappen Door Stijn Suijs Promotoren: Prof. Dr. Jan Masschelein Prof. Dr. Danny Wildemeersch 2012 Ervaring aan de grens. Hedendaagse armoedebestrijding in Vlaanderen Stijn Suijs Promotoren: Prof. Dr. Jan Masschelein & Prof.Dr. Danny Wildemeersch Het Vlaamse decreet betreffende de armoedebestrijding uit 2003 installeert twee werksoorten als pijlers voor armoedebestrijding. Zowel binnen de ‘ Verenigingen Waar Armen Het Woord Nemen’ als binnen de methodiek van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting, staat het gebruik van individuele ervaringen van armen centraal. Ervaring van armen wordt ingezet om niet-armen te sensibiliseren voor het specifieke perspectief van armen, maar ook als een instrument in de empowerment van armen zelf. De aanleiding voor dit onderzoek is twijfel over die mobilisatie van ervaring. De inzet van het werk is het vanzelfsprekende gebruik van de term minstens even op te schorten en de werking van de term en de ermee verbonden rationaliteit en sturende technologie zelf te onderzoeken op haar effecten op het niveau van subjectvorming. Het werk van Michel Foucault bood handvatten om dit onbehagen te exploreren. Methodische handvatten in de meest gebruikte zin van het woord biedt zijn werk niet, wel een onderzoekshouding, een ethos waarop ook de bestuurlijkheidstudies zich inspireren. Hoofdstuk 1 verkent de verschillende noties van ’ervaring’ bij Foucault binnen de chronologie van zijn werk. Zo is er de ‘historische ervaring’: de (collectieve) ’ervaring van onze tijd’ die als een a priori functioneert voor ons denken en handelen, maar die door en door historisch en contingent is. Een ‘grenservaring’ brengt ons even over de grenzen van onze historische ervaring, maar bevestigt daardoor tegelijkertijd de bestaande grenzen. In zijn latere werk schijnt Foucault nochtans te veronderstellen dat we ook onze grenzen (gedeeltelijk) kunnen verleggen: door wat ons vertrouwd is, terug vreemd te maken, creëren we de mogelijkheid voor een nieuwe ruimte. In hoofdstuk 2 gebeurt dat aan de hand van fragmenten uit een ‘geschiedenis van het heden’. In onze hedendaagse ervaring klinken echo’s uit het verleden, maar de nadruk ligt op de discontinuïteit met ervaringen van armoede als een na te streven ideaal (Oudheid) of als een religieuze ervaring (vroege Middeleeuwen), armoede met het dubbelkarakter van bron voor de economie, maar ook een bedreiging van de orde (Vroegmoderne tijd) en armoede als een moreel en sociaal probleem (19e eeuw). Als hoofdstuk 2 een oefening is in afstand nemen, dan bieden hoofdstukken 3 en 4 –de kern van dit werk- een cartografie van de horizon die mee onze hedendaagse ervaring van armoede(bestrijding) constitueert. in Vlaanderen. De twee hoofdstukken presenteren de wijze waarop vandaag over armoede gesproken wordt en hoe we er ons (praktisch) toe verhouden als tegelijk effect en instrument van een (bestuurs)regime dat ontstaat in de assemblage van rationaliteiten en technologieën in armoedebestrijding. Parallel daarmee wordt een continue stroom van citaten gepresenteerd uit beleidsteksten, wetenschappelijke, methodische of populariserende werken of uit de media. Ze illustreren de grote eensgezindheid over de participatieve inslag van structurele armoedebestrijding (‘niet voor de armen, maar met de armen’)(hoofdstuk 3) en de nadruk op empowerment en de aandacht voor de ‘gekwetste binnenkant’ (hoofdstuk 4) in het werken met armen zelf. Dit experiment maakt het mogelijk in hoofdstuk 5 het initiële onbehagen te expliciteren tegen de achtergrond van een schets van het bestuursregime van het geavanceerde liberalisme. ‘Structurele’ armoedebestrijding verwijst vandaag niet (meer) naar maatschappelijke structuren (van ongelijkheid) maar naar het aanhoudende probleem van mensen die niet deelnemen aan het economisch proces. Het onderzoek toont aan hoe armoede nu een psychosociaal probleem geworden is waarbij de nadruk hoe langer hoe meer ligt op de ‘binnenkant’ van armoede. Armoedebestrijding wordt herleid tot het creëren van de randvoorwaarden die het mogelijk moeten maken dat armen zelf hun kwetsbaarheid omzetten in psychologisch kapitaal in een bij uitstek individualiserend verwerkingsproces. De pedagogische relatie tot de armen wordt dan een vorm van ‘activerende onthouding’ ter ondersteuning van een persoonlijk proces van armoedebestrijding. Daarbij komt het erop aan dat armen zichzelf leren te subjectiveren tot een ondernemend individu dat zichzelf inschakelt in de kennis- en diensteneconomie. De hedendaagse ervaring van armoedebestrijding die we in dit proefschrift hebben beschreven is een historische ervaring. Ze is geen noodzakelijke ervaring en kan dus ook anders zijn. In dit perspectief sluit het werk af met voorzichtige aanzetten tot kleine verschuivingen aan de grens. Experience at the border Struggling against poverty in Flanders today Stijn Suijs Supervisors: Prof. Jan Masschelen & Prof. Danny Wildemeersch The Flemish 2003 decree on the struggle against poverty installs two specific methods as its pillars. The use of individual experiences of the poor is central to both the ‘organizations where the poor raise their voice’ as to the method of ‘experts by experience in poverty and social exclusion’. The experience of the poor is used to incite awareness about the specific perspective of the poor, but is also used as a tool for empowering the poor themselves. The motive for this study is doubt about this mobilization of experience. The study intends to suspend the use of term as taken for granted. The purpose is to examine the functioning of the concept and the related rationality and technology on the level of subject formation. The work of Michel Foucault offered tools to explore this uneasiness, not as a clear methodology, but as an attitude of research, an ethos which also inspired the so called governmentality studies. Chapter 1 explores the different notions of 'experience' in Foucault within the chronology of his work. The ‘historical experience’ refers to the (collective) ‘experience of our time’ that functions as an a priori for our thoughts and actions, an a priori however that is contingent. It is an historical experience as it refers to an experience related to a specific time and place. In the ‘limit experience’ we temporarily cross the limits of our historical experience, though at the same time confirming the existence of these limits. In his later work however Foucault seems to assume that we can shift our limits (partially): to alienate us from what is familiar to us, we create the possibility for a new space of thinking and acting. Chapter 2 presents excerpts from a history of the present . Our contemporary experience is filled with echoes from the past, but the emphasis is on discontinuity, with experiences of poverty as a desirable ideal (antiquity) or as a religious experience (early Middle Ages), poverty with the dual nature of resource for the economy and a threat to the existing order (Early Modern time), and poverty as a moral and social problem (19th century). Whereas Chapter 2 is an exercise in distance, in. Chapters 3 and 4, the core of this study, on the contrary a cartography is presented of the horizon that constitutes our contemporary experience of poverty. The two chapters depict the way we presently talk about poverty and how we relate to it as both an effect and an instrument of the regime that occurs in the assemblage of rationalities and technologies in the struggle against poverty. In parallel, a continuous stream of quotations from policy papers, scientific, methodological or popularizing work or from the media is presented, illustrating the overwhelming consensus on the participatory turn in the structural strategy of the struggle against poverty (“Not for the poor, but with the poor”)(Chapter 3) and the emphasis on empowerment and the psychological effects of poverty in dealing with the poor themselves (Chapter 4).This experiment allows for an elaboration of the initial discomfort against the background of a sketch of the governmentality regime of advanced liberalism in Chapter 5. ‘Poverty’ nowadays doesn’t refer any more to the social structures (of inequality) but to the continuing problem of non- participation in the economic process. The study shows how poverty is becoming a psychosocial problem with an increasing focus on the ‘inside’ of poverty. The struggle against poverty is reduced to provide the conditions under which the poor themselves can engage in an eminently individualizing process to turn their experience of vulnerability into psychological capital. The educational relationship with the poor takes the form of ‘activating abstinence’ in order to fully support the personal struggle against poverty which mobilizes the poor to subjectify themselves as enterprising selves. Our experience today is a historical experience. Therefore, it can also be different. The work concludes with a cautious attempt of little shifts at the limits of our contemporary collective experience. 7 Dank Mijn werk gaat over grenzen. Het heeft me met momenten zelf aan de grens van mijn krachten gebracht. En ik heb de grens van velen getart en van één iemand in het bijzonder. Die iemand weet hoe moeilijk ik het vind me te verontschuldigen. Ze weet ook dat verontschuldigingen hier oprecht zijn. Voor het geduld van velen en van die ene in het bijzonder, heel veel dank. Een ervaringsboek, schreef Foucault, is een boek dat zelf als een ervaring functioneert. Het is een boek dat geen waarheid poneert of probeert te bewijzen, maar dat bij de schrijver van het boek iets nieuws teweegbrengt, een ervaring die hem of haar anders achterlaat, die zijn of haar verhouding tot de wereld in een ander daglicht plaatst. Zijn eigen werk beschouwde hij als een uitnodiging, een openbaar gebaar om zich in een gelijkaardig soort ervaring te engageren. Als er één iemand zo een open(baar) gebaar vertegenwoordigt, is het Jan Masschelein. Dit proefschrift is op vele manieren schatplichtig aan zijn subtiele aanmoedigingen, zijn geduld, zijn oprechte interesse, zijn’ professor’schap en zijn ‘onwetend meesterschap’, zijn uitdaging om toch altijd een stap verder te gaan. De tweede (pro)motor voor dit werk is Danny Wildemeersch. Promotor, diensthoofd, collega. Er is de boutade dat je verhouding tot je promotor verloopt zoals de verhouding tot je vader: van onvoorwaardelijke bewondering, naar verzet en ergernis en dan weer een kantelpunt waarop je begint te beseffen hoeveel je van hem geleerd hebt. Ik ben vooral heel erg dankbaar voor de manier waarop Danny zich steeds weer liet uitdagen door mijn denkbewegingen, zijn weerstand soms, maar vooral ook zijn grote openheid om mee te gaan op een toch wel duister pad. Ik vrees dat ik ook nooit voldoende zal kunnen verduidelijken welke invloed mijn gesprekken met ervaringsdeskundige Benny Flamant gehad hebben op dit werk. Ik mis onze samenwerking, Benny. Waarom ben je toch in dat verre West-Vlaanderen gaan wonen? Machteld, Sien, Lucas. Alex, Luk, Anita, Ingrid, Christel, Chris, Gonda, Anne, Rat, Linda, Patrick, Nelly, Danny, Jeanine, Laila Jullie hebben me de kans gegeven een tijd met jullie mee te leven in de opleiding om ervaringsdeskundige te worden. Jullie hebben me met momenten van mijn sokken geblazen, maar ik had de momenten van samen leven nooit willen missen. Barbara Demeyer ben ik veel dank verschuldigd voor mijn introductie bij De Link. De mensen van De Link zelf bedank ik voor hun initiële vertrouwen in mij en voor de vele boeiende gesprekken, in het bijzonder met Luc, Céline en Frans. Ik hoop dat er een dag komt dat we de i Dank ‘dialoog’ terug aangaan. Het conflict dat geleid heeft tot een breuk in de samenwerking heeft me verlamd, maar ook op het spoor gebracht van veel ideëen die in dit werk zijn terug te vinden. Werken aan een doctoraat in Leuven werd iets minder eenzaam dank zij voormalige collega’s Carmen, Peter, Marc, Joke, Annelies en Elke. Jullie hebben nog een stuk taart van me te goed van één van mijn verjaardagen die ik oversloeg. Ik hoop dat dan ook Herman en Lieve even uit hun emiritaat terugkeren, koffiegenoten en elk op hun eigen manier toch ook supporters van dit werk. Ook veel dank aan alle Laboranten die ik nog niet genoemd heb, vooral ook aan Ilse die in het donkerste jaar van dit doctoraatsproces af en toe een woordje van leven bleef sturen. Nieuwe collega’s Leen, Luc, Frank, Marjon. Ik kan me eindelijk volledig beginnen concentreren op ‘ons’ werk. Vader, Hans en An zijn door mijn gedrochten van zinnen gegaan, maar hebben gelukkig niet al te veel dt-fouten gevonden. Vader en moeke,Saar, maar ook Edy en Maria, Veerle & Sam en hun hele bende, ik heb jullie aanmoedigingen wel gevoeld. Katootje. Dochtertje. Oogappel. Je aanwezigheid in mijn leven heeft de vooruitgang in dit werk minstens evenveel bevorderd als belemmerd. Je hebt mijn mentale afwezigheid wel gemerkt. Laat ons nog eens samen gaan spelen en ja, papa boekje klaaj en papa nie meej wejken. Dan is er die ene die haar eigen grenzen voortdurend heeft moeten verleggen. Die in dit werk is blijven geloven, maar me telkens weer ook de kans gaf mijn eigen ongeloof te tonen. Meelezer, meedenker, soms op afstand, soms zeer nabij. An, lief, vrouw, mama en nog zoveel meer. De immer aanwezige. Het waren zware jaren voor jou. Dit proefschrift is op een manier evenveel jouw werk als het mijne. Ik heb geen idee hoe ik je ooit kan bedanken. ii
Description: