De autorevolutie begon op 1 december 1913 in Detroit, Michigan. Vanaf die dag produceerde de Ford-fabriek de simpele en relatief goedkope T-Ford aan de lopende band. Ford stelde de Amerikaanse middenklasse en de beter verdienende arbeider in staat een eigen auto te kopen. De autorevolutie voltrok zich in Europa pas na 1960, ten gevolge van de snelle welvaartsgroei in de jaren vijftig. Elk Europees industrieland leverde een eigen, unieke bijdrage aan de ‘automobilisering’. De Duitse Bondsrepubliek produceerde de luidruchtige, maar uiterst solide VW Kever, die uiteindelijk de meest geproduceerde auto ter wereld zou worden. De Fransen kwamen met de ingenieuze 2CV en de Engelsen met de briljante Mini. Het allerliefste autootje was zonder meer de Fiat 500. Binnen vijftien jaar stond Europa op de wielen. Beseffen we wel hoe fundamenteel de naoorlogse samenleving en het dagelijkse leven van ons allemaal is veranderd door de massale verspreiding van de auto?