ebook img

De vrees voor wat niet kwam : Nieuwe arbeidsverhoudingen in Nederland 1935-1945, aan het voorbeeld van de Twentse textielindustrie PDF

709 Pages·2010·3.77 MB·German
by  Kuys
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview De vrees voor wat niet kwam : Nieuwe arbeidsverhoudingen in Nederland 1935-1945, aan het voorbeeld van de Twentse textielindustrie

AUP-Kuys:AUP/Buijn 04-03-2010 10:22 Pagina 1 UvA Proefschrift G De vrees voor wat niet kwam e r a r d K u y Faculteit der Maatschappij- en s Nieuwe arbeidsverhoudingen D Gedragswetenschappen e in Nederland 1935-1945, v r e e aan het voorbeeld van de s v o o r Twentse textielindustrie w a t n i e t Gerard Kuys studeerde Geschiedenis in Nijmegen en Slavische talen in Utrecht. Hij is kw Gerard Kuys werkzaam als informatiearchitect voor de Stichting Bibliotheek.nl. a m Het sociale stelsel dat sinds 1945 in Nederland werd ingevoerd verschilde hemelsbreed van dat van de jaren 30. Maar een breuk daarmee was het niet. Doorslaggevend was het tekort aan arbeidskrachten van na de oorlog. Het stelsel zelf stoelde echter nog steeds op het corporatieve systeem uit de jaren 30. De vakorganisaties hadden daarin de taak om hun achterban in het gareel te houden. In tijden van werkloosheid, maar zeker ook in tijden van een krappe arbeidsmarkt. Met de Twentse textielindustrie als voorbeeld onderzoekt Gerard Kuys wat precies ten grondslag lag aan de invoering van een nieuw sociaal stelsel in Nederland. Hij komt tot opmerkelijke conclusies over het overlegmodel dat met de Stichting van de Arbeid ge - stalte kreeg. Het was echter niet dat overlegmodel waardoor in de fabrieken de arbeider ineens als mens werd gezien. Doorslaggevend was een nieuwe manier van produceren, waarvoor het eigen inzicht van de man of vrouw achter de machine nodig was. Wat verdween met de jaren 30 was niet het corporatisme. De echte verandering vond in de fabrieken plaats. Daar moest een statisch kostenparadigma wijken voor een benadering die meer op productiviteit was gericht. 9 789056 296285 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM De vrees voor wat niet kwam Voor Joep en Daan Ontwerp omslag: René Staelenberg, Amsterdam Omslagillustratie: Einde textielstaking, april 1932. Arbeiders gaan de poort van Gerh. Jannink & Zn. binnen (Nationaal Archief 023-0268) ISBN 978 90 5629 628 5 NUR 696 © G.C.J. Kuys / Vossiuspers UvA – Amsterdam University Press, 2010 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De vrees voor wat niet kwam Nieuwe arbeidsverhoudingen in Nederland 1935-1945, aan het voorbeeld van de Twentse textielindustrie ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de Rector Magnificus prof. dr. D.C. van den Boom ten overstaan van een door het college voor promoties ingestelde commissie, in het openbaar te verdedigen in de Aula van de Universiteit op 21 april 2010 te 14:00 uur door Gerardus Cornelis Josephus Kuijs geboren te Loon op Zand Promotiecommissie Promotor: Prof. dr. dr. h.c. M.M. van der Linden Copromotor: Dr. E. Nijhof Overige Leden: Prof. dr. J.C.H. Blom Prof. dr. E.J. Fischer Prof. dr. B.F. van Waarden Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Inhoud Woord vooraf 1 Deel 1: De vraagstelling 3 1.1 De ‘uitruil’ 3 1.2 Corporatisme als vorm van sociaal-economische sturing 8 1.3 ‘Agency’ en ‘Structuration’ 12 1.4 Regulering: de historische context 16 1.5 Geschiedschrijving over de periode 1944-‘45 38 1.7 Het einde van de liberale marktordening – doorbraak naar beter? 45 1.8 Afbakening: de Twentse textiel 1935-1945 50 1.9 De stip op de horizon: sociale zekerheid 54 1.10 Werkwijze 57 Deel 2: De zwanenzang van het laissez-faire 58 2.1 De kosten van de crisis 58 2.2 Industriestructuur en inkomens 81 2.3 Bestaansonzekerheid 112 2.4 Loonacties en fabrieksregime 149 2.5 De radicale rand 192 2.6 De sociale verzekering: halve herstructurering 226 2.7 De vakbeweging: revanche voor 1931-’32? 239 2.8 Conflictdreiging en conflictbeheersing 262 2.9 Oorlog, dat is reglementering 320 Deel 3: Corporaties op komst 372 3.1 De bezetting 372 3.2 Economische reglementering, zwevende koopkracht 404 3.3 ‘Het kloppen van de tijd’ 418 3.4 Corporatiekoorts 445 3.5 De arbeider als mens 484 3.6 Het uur der waarheid naakt 571 3.7 Conclusie: pacificatie, nog geen regulering 633 Sommaire 638 Bijlage 1: De Twents-Gelderse fabrikantenverenigingen 644 Bijlage 2: De Twents-Achterhoekse textielarbeidersorganisaties 647 Bijlage 3: De loonstatistiek in de Twentse textielindustrie 651 Bijlage 4: Textielfuncties in 1940 655 Lijst van tabellen 660 Lijst van grafieken 661 Lijst van afbeeldingen 662 Lijst van afkortingen 664 Geraadpleegde archieven 666 Interviews 669 Geraadpleegde literatuur 670 Personenregister 682 Zaakregister 688 Vertaling van niet-Nederlandse citaten 699 Woord vooraf Het ontstaan van deze tekst heeft langer geduurd dan het tijdvak dat erin wordt bestreken. Gelukkig voor het oordeel over mijn productiviteit moet daaraan echter meteen worden toegevoegd, dat het werk aan dit onderzoek de meeste tijd heeft stilgelegen. Het oorspronkelijke plan voor deze tekst was eind jaren ’70 erop gericht deel te zijn van een door vier studenten geschiedenis1 te schrijven ‘postdoctorale scriptie’ over arbeidsverhoudingen in de Twentse textielindustrie in de periode 1931- 1950. Arbeidsverhoudingen, waarbij het accent nog sterk lag op de loononderhandelingen en de relatie tussen vakbonden en ondernemers. In de loop van de tijd werd duidelijk, dat de vraagstelling breder moest worden getrokken dan alleen het verhaal van de onderhandelingstafel en de achterbannen daaromheen. Met het verschuiven van dit perspectief verschoven tegelijkertijd de verwachtingen. Het plan van de in onderling overleg te schrijven tekst kwam onder druk te staan, en daarmee ook de onderlinge verhoudingen. Het voorgenomen ‘Twente-boek’ zou niet meer verschijnen. Totdat in 2005 Nick Vos het initiatief nam een nieuwe start te maken. De spijt over het vruchteloze liggen van het reeds verzamelde materiaal was niet opgehouden te knagen. Het inzicht baande zich een weg, dat er op een andere basis, met een andere probleemstelling en met een breder bronnenbestand, perspectief was op succesvol onderzoek. Die andere basis was die van een proefschrift dat voor eigen rekening moest worden geschreven en dat met het onderzoek van fabrieksarchieven moest worden uitgebreid. De probleemstelling was niet langer gericht op de verhoudingen tussen vakbeweging en werkgeversorganisaties en hun achterbannen in één bepaalde bedrijfstak. De vraag naar het relatieve succes van de ene vakorganisatie boven de andere – succes in termen van resultaten aan de onderhandelingstafel én van aantrekkingskracht op de achterban – zou in het beste geval tot inzicht leiden van louter tactische aard. Hij zou weinig verklaren, en dat weinige nog via een omweg, over de nieuwe verhoudingen van na 1945, waarin een deel van het surplus uit de productie voortaan via de staat zou worden herverdeeld als een manier om gevaarlijke sociale crises te voorkomen. Aan die verklaring bij te dragen is mijn doel. Over de beperkingen, die aan onderzoek van zo tomeloze ambitie moeten worden gesteld, kom ik in de Vraagstelling te spreken. Hier moet worden 1 N.C.C. Vos, J.L.M. Vos, E. Theloosen en mijzelf. 1 vermeld, dat achter het werk van deze omvang natuurlijk een grote groep mensen staat aan wie ik dank verschuldigd ben. In de eerste plaats degenen die aan de eerste fase hun bijdrage hebben geleverd: Jozef Vos en Eric Theloosen. Zij zullen nog slechts de vasthoudendheid herkennen in de aanpak van toen. Dan Nick Vos, wie het in onze onderlinge werkverdeling te beurt is gevallen de periode na mei 1945 uit te werken, en die voor mij een dankbaar klankbord is geweest. En al heb ik hem indertijd maar enkele keren gesproken, Ben Sijes is voor mij altijd een voorbeeld geweest van hoe je historisch onderzoek moet doen en van hoe je in het detail de structuur kunt laten zien. Zijn sporen zijn in heel mijn tekst terug te vinden. Vervolgens dank ik de beide promotoren, Marcel van der Linden en Erik Nijhof voor hun opmerkingen en hun betrokkenheid, en de talrijke mensen die in de lange aanloop naar deze tekst hebben geholpen met advies, met herinneringen of opgediept historisch materiaal of – onschatbaar bij uitgebreid archiefonderzoek – simpelweg met onderdak. Dank aan: Bert en Jel van Dijk, Ada van Spijker, Bart Schimmel, Wim en Leonie Zweekhorst voor het onderdak, dhr. H. van Eck, dhr. M. van der Heijden, dhr. A. van Hessen, dhr. B.J. van Spaendonck en mevr. B. van Vucht Tijssen voor hun persoonlijke herinneringen, de geïnterviewden van soms meer dan dertig jaar geleden voor hun medewerking, en tenslotte de talrijke professionele krachten in archieven, documentatieafdelingen en het museum Twentse Welle voor hun doeltreffende ondersteuning. Mijn dank gaat ook uit naar dhr. D. van den Wall Bake, die heeft gezorgd dat ik toegang kreeg tot het Berenschot- archief. Bijzondere vermelding verdienen mijn broer Jan Kuys en Arie van der Marel, die mij in het laatste deel van het traject met raad en daad terzijde hebben gestaan. En wie heeft me er steeds aan herinnerd dat er ook buiten het onderzoekswerk een leven is: mijn vrouw Dinie. Daarvoor mijn grote dank, want het wijst op het betrekkelijke van dit onderzoek tegenover de zaken die er echt toe doen. Maar ondanks alles wat ervoor ingeleverd is, moet óók gezegd: wie van Dinie de ruimte krijgt om zijn punt te maken, diens ‘punt’ moet dan toch wel ergens de moeite waard zijn. 2 Deel 1: De vraagstelling 1.1 De ‘uitruil’ Eén van de centrale stellingen van de reguleringsschool van Michel Aglietta en de zijnen is die van het ‘fordistisch compromis’. Hiermee wordt bedoeld de overeenstemming tussen werkgevers en vakorganisaties sinds de tweede helft van de jaren 1940, overeenstemming die het mogelijk maakte nieuwe productiemethoden in de fabrieken te introduceren zolang maar de opbrengsten daarvan mede aan de arbeidsvoorwaarden of de sociale zekerheid ten goede kwamen.2 Het fordistisch compromis heeft als onderzoeksthema vooral in België veld gewonnen, maar is een nogal vaag concept gebleven doordat nooit is ingevuld wat voor de betrokken partijen het concrete nut van zo’n ‘uitruil’ van strategische posities zou zijn geweest.3 In Nederland heeft het onderwerp van het fordisme hier en daar sporen in de literatuur nagelaten4, maar – misschien eveneens vanwege de vaagheid van het concept – niet geleid tot synthetiserend historisch onderzoek. Daaronder versta ik onderzoek op grond van historische bronnen dat begint bij de manier van produceren in de fabrieken en van daaruit verbanden legt, althans zoekt, met de arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak, en (het begin van) sociale politiek op landelijk niveau. Aglietta neemt als beginpunt voor zijn betoog de Amerikaanse Taft- Hartley Act van 1947, die een einde maakte aan de invloed die de vakorganisaties sinds de New Deal binnen de fabrieken hadden opgebouwd. De Taft-Hartley Act verschoof het zwaartepunt van de arbeidsverhoudingen naar de onderhandelingstafel van de sociaal- economische instellingen. Op die manier kwamen de vakorganisaties buiten de bedrijven te staan en verloren zij de invloed op de manier 2 Michel Aglietta, Régulation et crises du capitalisme. L’Expérience des États-Unis, Parijs 1976, blz. 96-101. Niet Aglietta zelf spreekt van een ‘fordistisch compromis’. De term is de korte aanduiding van Robert Boyers ‘labor-capital compromise’ dat zou hebben geleid tot de expansie van de consumptiegoederensector. Robert Boyer, The Regulation School. A Critical Introduction, New York 1990, blz. ix-x. 3 Vanessa Rottiers, De verspreiding van het fordisme in de Belgische textielindustrie van 1950 tot 1970. Case study aan de hand van het textielbedrijf DACCA, thesis Leuven 2003; Conny Devolder, Het fordistisch compromis opnieuw bekeken. De houding van de christelijke metaalcentrale tegenover arbeidsorganisatie (1945-1985), paper Gent 2004, blz. 1. 4 Bedrijfsgroep Amsterdam, Het Fordsiesteem, of: de lopende band aan de macht, Amsterdam 1974; Nicolette van Gestel, Vernieuwing van bestuur als element van een nieuwe regulering. De reguleringsbenadering van Michel Aglietta e.a., in: N.J.M. Nelissen, A.J.A. Godfroij, P.J.M. de Goede (red.), Vernieuwing van bestuur. Inspirerende visies, Bussum 1996, blz. 111-128. 3

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.