DE ONDEELBARE MENS Al het mogelijke werd gedaan om de informatie in dit boek zo juist en actueel te maken als kan. Auteur of uitgever kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke nadelen die lezers door eventuele onvolkomenheden in het boek zouden ondervinden. Koen Stroeken De ondeelbare mens Antropologie ingeleid - Koen Stroeken De ondeelbare mens Antropologie ingeleid Antwerpen – Apeldoorn Garant 2013 285 blz. – 24 cm ISBN 978-90-441-3010-2 D/2013/5779/14 NUR 761/764 Omslagontwerp: Danny Juchtmans (D-sign Graphics) © Koen Stroeken & Garant-Uitgevers n.v. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de auteur en van de uitgever. Garant Somersstraat 13-15, B-2018 Antwerpen Koninginnelaan 96, NL-7315 EB Apeldoorn www.garant-uitgevers.be [email protected] www.garant-uitgevers.nl [email protected] Inleiding 5 Inhoud Inleiding 7 Deel 1 Aanpassing: Mens als dier 21 Hoofdstuk 1: Cultuurmaterialisme en geschiedenis 23 Hoofdstuk 2: De evolutie van de mens 49 Deel 2 Creativiteit: Mens als programma 67 Hoofdstuk 3: De taal van cultuur 69 Hoofdstuk 4: Structuralisme 85 Deel 3 Leefwerelden: Mens als subject 105 Hoofdstuk 5: Culturen en persoonlijkheid 107 Hoofdstuk 6: Ervaringskaders en communicatie 131 Hoofdstuk 7: Het debat: Hoe anders is een ‘andere’ cultuur? 143 Deel 4 Machtsstructuren: Mens als lid 153 Hoofdstuk 8: Sociale status, uitwisseling en identiteit 155 Hoofdstuk 9: Globalisering, macht en technologie 183 Deel 5 Gevalstudie: De danser en de heks 211 Conclusie 269 Dankwoord 271 Bibliografie 273 Register 279 V i e r d e p r f G A R N T U i t g v e r s 6 De ondeelbare mens Inleiding 7 Inleiding Na twee jaar veldwerk in een Tanzaniaans dorp was ik diep bevriend geraakt met een groep jonge traditionele genezers, sjamanen zeg maar. Voor mij op tafel ligt het Chwezi diadeem dat ik toen met zweet en tranen verdiend heb na een week initiatie in het woud. Met trots droegen we dit op ons hoofd, een langwerpig object bestaande uit een medicinale tak bedekt met drie rijen kaurischelpjes en verbon- den met de staart van een antilope. Het diadeem zou helpen om contact te leggen met onze voorouderlijke gidsen, met een onzichtbare wereld waarover ik geleerd had door het deelnemen aan rituelen, het beluisteren van mythen, het maken van voorwerpen en het dagdagelijks meeluisteren van conversaties. Aan al die praktij- ken deed ik mee. Maar die wereld van voorouderlijke geesten heb ik nooit gezien. Zij wel? Zichtbare en onzichtbare werelden – let op het meervoud – bestaan. Tenminste als je het begrip ‘bestaan’ opvat zoals mijn Chwezi vrienden: noch als een em- pirisch verifieerbaar feit, noch als een overtuiging die zij met stelligheid zouden willen verdedigen. Geloof in nauwe zin komt hier niet aan te pas, en evenmin een aanspraak op waarheid. Intuïtie is een beter woord. Een subjectieve ervaring. In de positieve wetenschappen klinkt dit woord vals omdat daar alleen behouden wordt wat empirisch bewezen is. Maar in de andere wetenschappen, zeg maar de ‘negatieve’, gelden andere regels. Wij werpen niets weg waarvan niet met zekerheid vaststaat dat het fout is. Nog meer dan de filosoof Popper worden we herinnerd aan onze beperkingen. Ultieme bewijzen verwachten wij niet, wel theorieën die consistent zijn met onze ervaring. En dan zijn intuïties een noodzakelijk vertrek- punt. Doet het ertoe of de voorouderlijke geesten ‘bestaan’, en al dan niet zoals de Chwezi zich die inbeelden? Dat ze ervaren worden is echt. Onze leefwereld, en niet de dode, op schrift gestelde wereld van objectieve fei- ten en dingen, is de habitat van de antropoloog. We vinden betekenis door het leggen van relaties tussen gebeurtenissen. William James, grondlegger van de psy- chologie, stelde dat die relaties echt zijn ondanks hun onzichtbaarheid, waardoor de empirist Hume ze negeerde. Een wetenschap die de onzichtbare relaties durft bestuderen, vervolgde James, is radicaal empirisch. Heel wat van onze data bevin- den zich aan de intuïtieve kant, in het negatief van het direct waarneembare. Wij beschrijven, zoeken ook naar verklaringen en proberen daarbij diep te graven, met behulp van alle disciplines. Waar komen onze intuïties vandaan? Waar ligt de oorsprong van culturele creativiteit? Hoe bestudeer je uitvindingen, rituelen 8 De ondeelbare mens of symbolen? Waar eindigt nationalisme en begint xenofobie? Wat is de relatie tussen cultuur en economie? Hoe verlopen culturele veranderingen en globale transities? Wat is globalisatie? Kunnen culturele omwentelingen zoals de val van de muur of de Arabische lente voorspeld worden? Kunnen culturen verdwijnen? Wie of wat spreekt er wanneer er gesproken wordt? Horen we cultuur door onze woorden klinken, of een sociaal proces, de neurobiologie van ons brein, de taal, of een dominant discours? Alle vier in verschillende mate? Hoe verhouden geest en materie, gedachte en ding zich? Is het nuttig om deze te scheiden in onze analyse? Al deze vragen bevinden zich in het negatief van het direct waarneembare en toch moeten wetenschappers ze beantwoorden. Naast het diadeem op tafel ligt een andere vorm van technologie, een smart- phone met bril die aangesloten op de onzichtbare wereld van het internet mijn omgeving toont, zij het gefilterd met informatie en hyperlinks over wat ik zie. Ge- gidst door die zintuiglijke input ben ik beter in staat om beslissingen te nemen in mijn omgeving. Tegelijk selecteert de technologie veel weg. Welke componenten krijg ik niet meer te zien? Antropologen vinden het boeiend om ideeën – en bre- der: cultuur – te herkennen in tastbare materie, waaronder technologie, kunst en architectuur. De invloedrijke wetenschapper Tim Ingold noemt zichzelf in zijn recente boek Being Alive een antropoloog en met nadruk geen ‘sociaal’ of ‘cul- tureel’, ‘biologisch’ of ‘archeologisch’ antropoloog. Hij sluit zich aan bij de grote groep wetenschappers die kiezen voor een holistische, ‘heel-houdende’ benade- - ring van mens en w erkelijkheid. Luister ook naar het pleidooi van psychologen f Paul Verhaeghe een Dirk De Wachter, met hun respectievelijke bestsellers Identiteit o en Borderline Times. Het mechanistisch en neoliberalistisch wereldbeeld waarvoor r zij waarspchuwen steunt uiteindelijk op het ‘opgesplitst’ mensbeeld waarnaar aca- demische specialismen neigen en dat we van jongs af aan op school meekrijgen. Alle mensen zijn individuen, maar in de geïndividualiseerde samenleving in het Westen betekent dit iets anders dan bijvoorbeeld in Azië of Oceanië (Marilyn Stra- thern spreekt daar van het ‘dividu’). Het geïndividualiseerde individu is op zichzelf geworpen; draagt de verantwoordelijkheid voor zijn of haar daden, uiterlijk en situatie alleen. Haar of zijn betekenis vernauwt tot haar of zijn invloed, liefst zicht- baar. Een ster. Een loser. Een nerd. Een bimbo. De in stukjes gedeelde mens wordt gemakkelijker opgedeeld in vakjes. Eigenlijk zijn Ingold, Strathern en consoorten op zoek naar een discipline die nog niet gerealiseerd is. Antropologie, de holistische wetenschap van identiteit en diversiteit zo u wil, heeft nog geen synthese te bieden over de ‘hele’ mens. De on- deelbare mens. Een concrete stap in die richting zou volgens Ingold een antropolo- gie zijn die zich met de drie overige A’s verenigt: Art, Architecture en Archaeology. Inleiding 9 Zo’n wetenschap kan de mogelijkheden verkennen van de mens op basis van wat dit wezen in het verleden gemaakt en gedaan heeft. Net zoals een architect of kun- stenaar zou een antropoloog creatief met die mogelijkheidsvormen van mens-zijn mogen omspringen om nieuwe culturele vormen voor te stellen, die vervolgens de nieuwste mediatechnologie of visuele en multisensoriële kunst inspireren. Laat technologie niet over aan de ingenieur alleen. Hoe meer mensen inspraak hebben in het ontwerp hoe minder kans op uitwassen. Ingolds relaas zoekt de grenzen van de wetenschap op maar er schuilt een be- langrijke waarschuwing in, die zal terugkeren in dit boek. In de materie die wij vorm geven, zinderen culturele keuzen, waaronder een mensbeeld. Wanneer je aan wetenschap doet, met inbegrip van psychologie, sociologie, criminologie, commu- nicatiewetenschap, kunstwetenschap, geschiedenis, noem maar op, is het goed om het mensbeeld voor ogen te houden dat in jouw analyses en teksten huist en erin (vaak onbewust) stand gehouden en verspreid wordt. Met de verdergaande speci- alisering van wetenschapstakken lopen we het risico van vakidioten te produce- ren die elk op efficiënte wijze als ingenieurs, artsen, kunstenaars, juristen, historici, ambtenaren, maatschappelijk werkers, journalisten, vakleraars, enzovoort, een ra- dertje in het systeem doen draaien zonder nog het overzicht te behouden of te kun- nen ingrijpen wanneer de machine efficiënt doordendert in onbedoelde richting. De studie van andere mensbeelden maakt ons bewuster, en cultureel rijker. - Wat is antropologie? Letterlijk de studie (logos) van de mens (anthropos). Geen evidentie want de mens kent sociale aspecten, linguïstische, psychologische, economische, politieke, en natuurlijk ook biologische – daar bestaan aparte wetenschappen voor. En ik als antropoloog moet dan al die facetten integreren in één coherent verhaal over het fenomeen mens? Het streven naar dergelijke synthese is zelfs controversieel, want doet de vraag rijzen of een overkoepelend verhaal nog wetenschappelijk is en ons niet eerder doet begeven op het pad van ideologie en mythe. Deze twijfel heeft stevig voet aan de grond gekregen sinds het postmoderne denken van de jaren 1980 toen de ‘grote verhalen’ afgedaan hadden. ‘De’ mens bestaat niet, wel zoveel verschillen als er mensen zijn. Wie in naam van de wetenschap toch wil vasthouden aan een studie van de abstractie ‘mens’ krijgt terecht de volgende vraag voorgeschoteld: waarom precies een wetenschap van de mens (en niet bijvoorbeeld van de mol)? Heeft het niet iets ideologisch (antropocentrisch is het woord) of zelfs religieus om de mens, uitein- 10 De ondeelbare mens delijk een dier, als voorwerp te nemen van een heuse overkoepelende wetenschap in plaats van een deeldiscipline? Is het niet al te menselijk om onszelf zo uniek en verheven boven de andere wezens te vinden dat we onszelf een aparte wetenschap waard vinden? Of is er werkelijk iets gemeenschappelijk aan menselijke fenome- nen zoals taal, kunst, onderwijs, politiek, economie, religie, enzovoort, waardoor zo’n synthetiserende discipline als antropologie zin heeft? Om kort te gaan: ja. Er is zoiets als het bewustzijn dat mensen delen en dat een geheel eigen onzichtbare doch ervaren wereld oplevert die we kunnen en willen bestuderen, precies omdat we hem delen (terwijl het mollenbewustzijn een mys- terie zal blijven). Er zijn redenen te over om te begrijpen waarom de antropologie levendiger is dan ooit en centraal figureert in interdisciplinaire onderzoekspro- jecten, filosofische verkenningen, ontwikkelingssamenwerking, alternatieve bewe- gingen, studies van en interventies rond samenlevingsproblemen, en het publiek debat wereldwijd over identiteit en diversiteit, migratie en globalisering, democra- tie en mensenrechten, ecologische crisis en transitie. Tegelijkertijd voelen we ons ongemakkelijk bij wat antropologen beweren deskundig te kunnen: over de mens te spreken, in al zijn facetten. De tegenkanting tegenover het idee van een algemene ‘antropologie’, de post- moderne twijfel over het grote verhaal incluis, spoort eigenlijk met een eeuwen- oude wetenschappelijke bekommernis, die over een taakverdeling die zo adequaat mogelijk overeenstemt met de werkelijkheid. De oude cartesiaanse opdeling van - de werkelijkheid in geest en materie, cultuur en natuur, zindert na in onze toene- mende academische specialisering. Elk van de hierboven genoemde componenten van ‘de mens’ is nu het voorwerp van aparte studie: biologie, psychologie, socio- logie, linguïstiek, geschiedenis, en meer. Wat zou de antropologie dan nog kun- nen toevoegen tenzij onwetenschappelijke speculatie over een imaginair geheel genaamd mens? Deze disciplines zijn specialismen met bovendien een groeiend aantal deeldisciplines. Beperken we het voorwerp van de antropologie niet beter ook tot een component van de mens, bijvoorbeeld cultuur? Het verschil met de sociologie, die samenleving en cultuur bestudeert, zou er dan in bestaan dat an- tropologen culturen vergelijken en uit de vastgestelde patronen van gelijkenissen en verschillen een aparte kennis opbouwen. Echter, noemen wij dit niet ‘culturele’ antropologie waarbij we een adjectief ter specificatie toevoegen? Het standpunt van dit boek is dat er wel degelijk zoiets overkoepelend bestaat als een antropolo- gie die de mens samenhoudt of samenstelt na splitsing; een antropologie – zonder adjectief – die zich bezighoudt met de hele mens. De culturele antropologie is een vergelijkende wetenschap die wel vaart bij uit- wisseling met de antropologie als algemene, synthetiserende tak. De uitgesproken