Bij ons vrijwel onbekende joodse heilige geschriften hebben hier de Vlaams-Nederlandse schrijver en toneelregisseur (1965) geinspireerd tot een magistrale debuutroman die terecht ook in het buitenland grote erkenning kreeg. Hoofdpersoon is de jonge joodse student Chaim Vital in het Egypte van rond 1570. Hij wil de geheimen van de Kabbala ontsluieren en hoopt aan het joodse volk de definitieve bevrijding te kunnen geven. Hij wordt leerling van de beroemde en nog steeds vereerde Itschak Luria en legt diens gedachten in een boek neer, dat later weer de basis zal worden van diepgaande studie. Een eerste publicatie ervan vond pas in de 19e eeuw plaats. Zijn verheven bedoelingen worden echter doorkruist door zijn uitzinnige liefde voor de dochter van zijn leraar en de machinaties van jaloerse rabbi's. En passant krijgt de lezer een uitermate levendig beeld van het joodse dagelijks leven. Door de meeslepende schrijfstijl en het indringend taalgebruik leest men deze op reële personen en feiten berustende historische roman in een adem uit.