Zo verminkt is de jongen die tussen de kademuur en het fregat is gevallen, dat ze hem voor Adriaan Vroklage aanzien. Maar Adriaan is die dag met de veerboot overgestoken naar het eiland Rozenburg, waar hij zijn eerste liefde ontmoet. De dode is Jan Ruygveen. Adriaan houdt er een schuldgevoel aan over. Hij raakt bevriend met Jans familie en ziet hoe de zwaarkerkelijke vader zijn vrouw en kinderen op de proef stelt.
Maarten 't Hart is in De jacobsladder terug in het Maassluis van zijn jeugd. Met ironie en warmte beschrijft hij de bijzondere wereld van kerkscheurders en havenwerkers.
'Telkens opnieuw weet hij aan zijn verhalen een draai te geven die verrast en ontroert.' - Iwan Sitniakowsky in DE TELEGRAAF.
'Deze combinatie van monterheid en calvinisme is in de Nederlandse literatuur alleen bij 't Hart te vinden.' - Carel Peeters in VRIJ NEDERLAND
Recensie(s)
NBD|Biblion recensieDe roman is vnl. gesitueerd in Maassluis e.o. Adriaan Volklage zoekt, 11 j. oud, ter boetedoening voor de dood van een jongen die in zijn plaats lijkt verongelukt, de vriendschap van diens Oudgereformeerde familie. Hier heerst een karakteristieke, maar bizarre godsdienstige sfeer. Pas na 10 jaar hoort Adriaan dat het zelfmoord was en voelt hij zich bevrijd. De schrijver schildert de rechterflank van het calvinisme uit zijn jeugd, waarvan hij alle denominaties aan ons voorstelt. De gelovigen zijn 'prinzipienreiter'. Ruziënd over futi- en formaliteiten, scheuringen veroorzakend en de 'tale Kanaäns' sprekend, die zo via hun eigen jacobsladder de weg tot God zoeken. Dit beeld is niet onjuist, maar selectief en betreft de buitenkant: hoe orthodoxer de lezer, hoe minder humor hij zal vinden. Dat de schrijver dit type calvinisme toch ook waardeert, blijkt eigenlijk pas uit de laatste pagina's. Het slot is romantisch: 't komt in orde tussen Adriaan en 't meisje met de krullebol. Hoewel nogal eens geconstrueerd aandoend is het een boeiend boek.
(Biblion recensie, J. Kleisen.)