Voor de meeste mensen in de wereld van de jeugdige Adara is de IJsdraak een wezen om bang voor te zijn - als de IJsdraak overvliegt, laat hij een spoor van sneeuw en gruwelijke vrieskou achter. Niemand heeft de IJsdraak ooit kunnen vangen, laat staan temmen. Behalve Adara. Ze kan zich niet eens herinneren wanneer ze de IJsdraak voor het eerst zag. Wel weet ze dat ze pas vier was toen ze hem voor het eerst aanraakte. Toen ze net vijf was, vloog ze voor het eerst mee op zijn brede rug, en inmiddels zijn Adara en de IJsdraak goede vrienden. Want Adara is een echt winterkind, geboren tijdens de koudste winter sinds mensenheugenis, voor niets en niemand bang. En dat is maar goed ook. Als Adara zeven jaar is, vliegen er op een mooie zomerdag vanuit het noorden opeens vuurdraken over de boerderij waar zij met haar ouders woont. En deze verschrikkelijke vuurwezens hebben niet veel goeds in de zin...