ebook img

De Geschiedenis van het Sultanaat Aceh in Vogelvlucht PDF

20 Pages·3.09 MB·English
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview De Geschiedenis van het Sultanaat Aceh in Vogelvlucht

i 2770 DE GESCHIEDENIS VAN HET SULTANAAT ACEH IN VOGELVLUCHT drs J.R. Verbeek DE GESCHIEDENIS VAN HET SULTANAAT ACEH IN VOGELVLUCHT drs J.R. Verbeek Aceh Tot 1511 vormden Aceh en Daya twee provincies van het machtige rijk Pedir en werden in naam van de sultan bestuurd door twee vrijgemaakte slaven, die elk een nicht van de sultan gehuwd hadden en de functie van stadhouder bekleedden. De stadhouder van Aceh had twee zoons, waarvan de oudste, Raja Ibrahim, de grondlegger werd van het onafhankelijke Acehse rijk. Raja Ibrahim viel het gebied van Daya binnen om een belediging te wreken en zegde zijn gehoorzaamheid aan de Sultan van Pedir op, toen deze in de strijd tussenbeide trachtte te komen. Nadat de hoofdstad Aceh in zijn handen was, belegerde Raja Ibrahim Pasai, waar de Portugezen zich gevestigd hadden. De Portugezen werden na een zware strijd verslagen en trokken zich terug op Malakka en met hen werd de Sultan van Pedir verdreven. Raja Ibrahim regeerde vervolgens onder de naam Calah ad-Din, doch werd vermoedelijk door een van zijn vrou wen, een zuster van de vernederde raja van Daya, vergiftigd. Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn broer 'Alau ad-Din Ri'ayat al-Qahhar ("de Geweldige"), die met zijn wetgeving de grondslag legde voor de latere grootheid van Aceh. Sultan 'Alau ad-Din sloot met de sultan van Turkije een militair verbond tegen de Portugezen en verwierf militaire steun, ondermeer in de vorm van geschuttechnologie. In 1537 en 1547 viel hij tot drie maal toe met hun steun tevergeefs de Portu gezen op Malakka aan. Vervolgens werd steun gezocht bij de Javaanse vorsten van Japara om de Portugezen uit de archipel te verdrijven. Zijn opvolger Sultan Ali Ri'ayat Syah werd na een regeerperiode van 8 jaar opgevolgd door Muda bin Husain Syah, een kind van vier maanden oud, dat na zeven maanden stierf. De Raja van Priaman (de broer van Ali Ri'ayat Syah), die opvolgde onder de naam Mughal Sri 'Alam Periaman Syah werd, na slechts enkele weken te hebben geregeerd, vermoord. Hij werd op zijn beurt opgevolgd door zijn neef, de in de geschiedenis als "bloeddorstig" bekend staande Sultan Zain al- 'Abidin, zoon van de Raja van Aru. Deze sultan kwam na slechts enkele maanden aan het bewind geweest te zijn zelf eveneens op gewelddadige wijze om het leven en werd opgevolgd door Sultan Ala ad-Din Peirak, meer bekend onder de naam Mansur Syah. Deze vorst trad toe tot een verbond van enkele Hindustaanse vor sten om de Portugezen te verdrijven en voerde in dit kader een aanval uit op Malakka. Met een vloot werd de belegering uitgevoerd, waarbij Turkse hulptroepen krachtens het bondge nootschap aan de zijde van Aceh streden. De Portugezen hielden echter stand, zelfs de hulp van de vorstin van Japara mocht niet meer baten: de vloot van de verbondenen werd door de Portugezen vernietigend verslagen. Herhaalde aanvallen werden vruchteloos uitgevoerd, waarbij Sultan Mansur Syah sneuvelde. Hij werd kortstondig opgevolgd door de jonge Sultan Ali Ri- ayat Syah, een zoon van de Sultan van Johore bij de enige dochter van Sultan Mansur Syah. Na een regeringsperiode van slechts drie jaar onder voogdij werd de jeugde sultan vermoord door zijn voogd en opvolger Sultan Ala ad-Din Ri-ayat Syah IV. Deze sultan voerde geen oorlog met de Portugezen en was aan vankelijk ook de Nederlanders vriendelijk gezind, toen in 1599 Aceh voor het eerst door twee Zeeuwse koopvaardijschepen onder bevel van Frederik de Houtman bezocht werd. Doch toen De Houtman aarzelde om de sultan bij te staan in de oorlog tegen Johore sloeg de vriendschap om in vijandschap, die door de Portugezen werd aangewakkerd. De beide schepen werden onver hoeds aangevallen, waarbij een deel van de bemanning, inclu sief De Houtman, in gijzeling werd genomen. De sultan eiste in ruil voor hun vrijlating het grootste schip op. Maar ruim twee jaar later keerde het t ij toen opnieuw twee Zeeuwse schepen arriveerden met geschenken voor de sultan en een schrijven van Prins Maurits. De Nederlanders kregen nu vergunning een han delsfactorij op te richten en de sultan zond een gezantschap naar Prins Maurits, bestaande uit Abdul-Zamet, die kort na aankomst in Middelburg overleed, en Sri Mohammed. Gezant Sri Mohammed werd door de Prins met veel egards en machtsvertoon ontvangen tijdens zijn belegering van Grave. In dit tijdvak manifesteerde de Engels-Nederlandse handelsri valiteit zich ook in Aceh, waar in 1602 de Engelse vlootvoogd James Lancaster door de sultan werd ontvangen. Bij een van de latere contacten is door de Engelsen een prachtig uitgevoerd bronzen pronkkanon met het vorstelijk monogram aan de sultan ten geschenke gegeven. Inmiddels was in Aceh de 94 jarige sultan door zijn zoon Ali Ri-ayat Syah gevangen gezet en daarop spoedig overleden. Het eerste jaar van de nieuwe regering werd door een grote droogte geteisterd, waardoor er voedselgebrek ontstond en er een grote sterfte onder de bevolking plaatsvond. Ali Ri-ayat Syah was weinig bekwaam en was verstrikt in een bloedige oorlog met Pedir, toen in 1606 een Portugese oorlogsvloot, die was uitge zonden om Malakka te ontzetten, Aceh aanviel. De sultan riep de hulp in van zijn door hem gevangen gehouden neef Maharaja Derma Wangsa om de Portugese aanval het hoofd te bieden. Deze slaagde erin de Portugezen te verdrijven en verwierf hiermee zoveel invloed, dat hij de sultan kon opvolgen onder de naam Iskandar Muda, toen deze in 1607 onverwacht overleed. De welwillende houding tegenover de Nederlanders sloeg tijdens zijn regering om in een wantrouwen, dat in 1616 resulteerde in de gedwongen opheffing van het VOC handelskantoor in Aceh. De strijd tegen de Portugezen zette hij echter onverminderd door, waartoe hij een vloot van 300 oorlogsvaartuigen uitrustte om de Portugezen uit Malakka te verdijven. De vloot van Iskandar Muda werd verslagen, waarbij de komst van een Nederlands eskader de totale vernietiging van de Acehse vloot voorkwam. Een tweede poging in 1628 faalde eveneens; het waren uiteinde lijk de Nederlanders die in 1641 de Portugezen uit Malakka verdreven. De oorlogsinspanning vormde een zware belasting voor het Acehse rijk, dat ontvolkt raakte en verarmde. Op haar hoogtepunt tijdens de regeringsperiode van Sultan Iskandar Muda (Marhun Meukuta Alam), welke duurde van 1607 tot 1636, strekte het rijk Aceh zich uit tot Deli, Aru en Siak op de Oostkust, over enige stranddistricten langs de Westkust tot Benkulen en omvatte een aanzienlijk deel van Malakka (Pahang, Perak en Kedah). Het kreeg daardoor een tijdlang de gehele peperhandel in de regio onder controle. De rijkdommen die de sultan hiermee vergaarde waren van fabelachtige omvang en maakten een grote indruk op Westerse bezoekers van het hof. De bloei zette zich nog voort tijdens de kortstondige en vreedzame regering van Sultan Moghal of Iskandar Thani (1636- 1641), doch daarna trad het verval in, waarbij de onzorgvuldig geregelde troonsopvolging een rol speelde. Daar Sultan Iskan dar Thani geen erfgenamen achterliet, werd het bestuur in 1641 in handen gelegd van zijn echtgenote, die regeerde onder de naam van Sultane Safiyatuddin Taj al-Alam bint Iskandar Muda. De keuze van de vorstin, de dochter van Iskandar Muda, vormde een tegenzet van de rijksgroten versus de vorsten van Johore, die op basis van hun nauwe huwelijksverwantschap met het Acehse vorstenhuis de troon claimden. Bij wijze van compensa tie werd toen een nieuw tractaat met Johore gesloten, waarbi] Aceh stilzwijgend afzag van de aan haar verschuldigde hulde blijken. Het rijk brokkelde af: in 1669 onttrok Deli zich aan het oppergezag van Aceh en na 1675 beperkte het gezag van Aceh zich tot Noord-Sumatra. Sultane safiyatuddin Taj al-Alam werd op haar beurt tot 1701 uitsluitend door sultanes opgevolgd. Ondanks hun zwakte bleven de sultanes verzet bieden tegen de uitbreiding van de invloed van de VOC. Sultane Sri Ratu Syah Zakiat ad-Din Inayat Syah zocht hiertoe tevergeefs het bondge nootschap met de regionale grootmacht Siam. Een deel van de rijksgroten toonde een toenemend bezwaar tegen de benoeming van vrouwen in het sultansambt en in 1699 produceerden zij hiertoe een brief van een Kadi in Mekka, waarin de uitoefening van het sultansgezag door een vrouw in strijd werd verklaard met de wetten van de Islam. Hierop werd de regerende Sultane Sri Ratu Kamalat Syah afgezet en vervangen door Sultan Badr al-'Alam Syarif Hasyim Jamalullil, waarna nimmer meer een vrouw tot het sultansambt werd verheven. Het ingetreden verval kon hiermee in de 18e eeuw niet meer worden gekeerd, ook toen er weer uitsluitend sultans werden gekozen. Deze waren veelal van Arabische afkomst, soms een Buginees. Door burger- en successie-oorlogen verzwakte het rijk, waarbij de sultan alle werkelijke macht verloor en Aceh een veelheid van staatjes werd. Het ging echter op het eind van de 18e eeuw de Compagnie evenmin voor de wind. In een aantal opeenvolgende oorlogen ging het Nederlandse gezag op Suraatra geheel verloren. De voormalige Nederlandse handelskantoren en posten werden door de Engelsen overgenomen. Gedurende een periode van bijna 20 jaar waren de Engelsen de enige Europese mogendheid die enige invloed uitoefende op de gang van zaken in Aceh. Na een roeri ge periode van interne strijd rond de Acehse troon kwam het Britse bestuur in 1817 tot de slotsom, dat de handelsbelan gen het herstel van de vrede in Aceh vorderden. Na beëindiging van de Napoleontische oorlogen werd een begin gemaakt met het herstel van de Nederlandse souvereiniteit, waarbij ook het gezag in de koloniën zou worden hersteld. De lokale Engelse koloniale autoriteiten bleven zich echter met hand en tand verzetten tegen de uitbreiding van het Nederlandse gezag, waarbij met name de vrije doorvaart van Engelse schepen in de Straat van Malakka veilig gesteld diende te worden. De Engel sen stichtten hiertoe een nederzetting in Singa Pura en ver wierven het recht in Aceh een kantoor en een resident te vestigen, met uitsluiting van alle andere Europese mogendhe den. In de loop der tijd gingen steeds meer onderhorigheden verloren, ondermeer doordat deze de suzereiniteit erkenden van de vorst van Siak. Dit deden Asahan, Batu Bara, Serdang, Deli, Balu Cina en Langkat, zodat in het begin van de 19e eeuw de Tamiang-nvier de grens vormde tussen Siak en Aceh. De opkomst van de onafhankelijke rijken Trumon, Singkel en Bulu Samak vormde eveneens een gevoelige slag voor Aceh. Bij het Londons Traktaat van 1824 werd de ongemakkelijke verhouding tussen Nederland en Engeland in het Maleise gebiedsdeel geregeld waarbij Nederland zijn bezittingen op Malakka opgaf en af'zaa van het protest tegen de bezetting van Singa Pura in ruil voor de Engelse bezittingen en claims op Sumatra. Tevens zegde Nederland toe de veiligheid van het handels- en scheepvaart verkeer te bevorderen, zonder daarbij de souvereiniteit van Aceh aan te tasten. De Padri-oorlog vereiste echter voorlopig alle aandacht van het Nederlands-Indische Gouvernement zodat er slechts beperkt gewaakt kon worden tegen zeeroof en slaver nij. Uit deze bepaling vloeide een aantal malen netelige kwesties voort, ondermeer het gebeuren rond de civiele schoe ner Dolfijn, die na een muiterij van het inheemse deel van de bemanning met f 30.000,- aan goud in handen gevallen was van de sultan van Aceh. Imiddels werd de Nederlandse invloed uitgebreid tot de "afvallige" onderhorigheden, hetgeen in de Nederlandse visie kon geschieden zonder de afgegeven garantie omtrent de souvereiniteit van Aceh te schenden. Het vorstendom Trumon fungeerde als buffer tegen het Acehse rijk. De eerder genoemde Acehse zeeroverspraktijken brachten echter ook inter nationale problemen met zich mee, aangezien Amerikaanse, Engelse en Napolitaanse schepen er het slachtoffer van werden Dit betekende het einde voor de Nederlandse onthoudingspoli tiek ten opzichte van Aceh, dat in 1852 al contact had gezocht met Keizer Napoleon III van Frankrijk. Uiteindelijk werd door de Gouverneur van Sumatra's Westkust, Generaal van Swieten, in 1857 een vriendschapsverdrag gesloten met Sultan Ibrahin Mansur Syah. De sultan verbond zich in dit contract mee te helpen aan de beteugeling van de zee- en strandroof, alsmede een einde te maken aan de Acehse slaventochten op het eiland Nias. Nieuwe zeeroofkwesties, de uitbreiding van het Neder landse gezag in Siak, de veranderde verhouding met Engeland op Sumatra, als gevolg van het optreden van de Engelse avonturier Wilson in Siak en de Indian Mutiny tot 1859, en de toenemende betrokkenheid van derde mogendheden maakten een einde aan de broze goede verstandhouding tussen Nederland en Aceh. Het daadwerkelijk uitbreken van de vijandelijkheden was, vooral na het Sumatra-tractaat van 1871, dat de Nederlanders de vrije hand gaf in Sumatra, nog slechts een kwestie van tijd. Nadat de Acehers daadwerkelijk geprobeerd hadden buitenlandse mo gendheden in de kwestie te betrekken, zond de Indische Rege ring Nieuwenhuijzen als Commissaris naar Aceh, die de betrek kingen met Nederland eenduidig moest regelen. Daar men een weigerachtige houding van Aceh verwachtte en de tijd drong werd hem een militaire expeditie, onder bevel van Generaal J.H.B. Kohier, nagezonden. Men hoopte met dit militaire machtsvertoon de Acehers tot andere gedachten te brengen of anders een volkenrechtelijke staat van oorlog te creeeren, die het ingrijpen van derde mogendheden in bijvoorbeeld een pro- tectoraatsvorm zou verhinderen. Ook de oorlog tegen het Neder landse Gouvernement, verklaard op 26 maart 1873 bracht geen herstel van de centrale sultansmacht. In het binnenland werd het daadwerkelijke gezag uitgeoefend door de plaatselijke bestuurders, de Oëleëbalangs en was het gezag van de sultan nominaal. De Nederlands-Indische Regering verzuimde in dit staatkundig verbrokkelde geheel verzoeningsgezinde krachten een kans te gunnen en bleef de sultan als vertegenwoordiger van de centrale macht aanspreken. De "oorlogspartij" won aanzienlijk in kracht toen de eerste expeditie, na het sneuve len van de opperbevelhebber, onverrichter zake terugweek. Bij de tweede Aceh-expeditie in 1874 werd de kraton veroverd, nadat deze was verlaten. Sultan Mahmud III Shah stierf in hetzelfde jaar. Het sultanaat werd in 1874 opgeheven en Aceh onder militair gezag geplaatst. Hiermee was de oorlog echter geenszins beëindigd, er ontstond een langdurige en kostbare oorlog, die van Nederlandse zijde met wisselend succes met wisselende methoden werd gevoerd. In 1904 onderwierp 'Ala 'ad- Din Muhammad Daud Syah, de pretendent sultan van Aceh, zich aan het Nederlandse gezag. Hij werd met zijn zoon en troonsop- volger Teungku Ibrahim naar Java verbannen, waar hij op 7 februari 1939, na 32 jaar ballingschap overleed te Meester Cornelis. Hoewel de overgave van de pretendent-sultan werd beschouwd als het einde van de oorlog, bleef de pacificatie van het gewest bijzondere aandacht vragen. De Oëlebalangs bleven onder Nederlands gezag als zelfbestuurders fungeren. Het aantal zelfbesturende landschappen in Aceh bedroeg niet minder dan 102, waarvan de meeste van zeer kleine omvang. Merkwaardig is, dat naast de titel van Teuku soms ook die van Maharaja voorkomt, hetgeen wijst op Indiase invloeden. Belangrijke landschappen in Aceh zijn: Pidië, Keumangan, Keumala, Geumpang, Lho Seumawe (waarvan de zelfbestuurder de titel Maharadja draagt), Samalanga, Peusangan, Keureutoë, Peureula, Langsa, Tungkob en Trumon. In januari 1946 brak een hevige opstand uit, waarin de PUSA (Persatuan Ulama Ulama Seluruh Aceh), een beweging met een fanatiek godsdienstig karakter een grote rol speelde. Talrijke Oëleëbalangs met hun gezinnen werden in die tijd vermoord. In 1953 werd Aceh een Daerah Istimewa en leden van de talrijke zelfbestuursgeslachten bekleden thans nog steeds belangrijke posities in het provinciale bestuur. De Kraton Aceh De Aceh-rivier maakt op ongeveer 5 kilometer landinwaarts een sterke kromming, waarbij haar loop van een westelijke in een noordelijke richting overgaat. Nabij deze kromming op ongeveer 200 meter van de linkeroever lag de kraton van Groot Aceh in een vrij dicht bevolkte vlakte. Behalve de kraton Darud Dunia bouwde Sultan Ala ad-Din Johan Mahmud Syah I van het konink- ' rijk Darussalam (1267-1309) hier in 1292 de Meuseugit Raya Jami Baitur Rahman ("verblijf van de Barmhartige") welke later door de Sultans Iskandar Muda en Iskandar Thani aanzien lijk werd vergroot. Sultan Ala ad-Din Syamsu Syah (1497-1511) bouwde een nieuwe kraton, Kuta Alam genaamd, alsmede de meu seugit Baitur Rahim ("verblijf van de Erbarmer"). Dezelfde naam werd later ook gegeven aan de door Sultan Iskandar Muda m de kraton Darud Dunia gebouwde meuseugit. Tijdens de rege ringsperiode van Sulthane Nural-'alam Nagiat ad-Din syah werden deze meuseugit en de kraton door brand verwoest, doch later in meer bescheiden vorm herbouwd. Met het afnemen van de sultansmacht en het voortdurende geldgebrek van de vorst verviel de kraton in de loop der tijd steeds meer, zodat van de vroegere grandeur weinig meer overbleef. Veth omschreef in zijn boek "Atchin en zijne betrekkingen tot Nederland" (1873) de toestand van het complex als een "smerigen, half ingeval len, gedeeltelijk zelfs van atappen ontblooten kraton". Van de vroegere kraton waren slechts enkele resten over gebleven, waaronder de Pinto Khob, een even buiten de kratonmuur gelegen stenen poortje, dat wellicht ooit diende als uitgang van de kraton naar de Taman. In deze Taman, een in steen opgetrokken lustoord in de vorm van een gestyleerde lotusbloem, gelegen in de omgeving van de kraton bij Kota Gunungan, is de cultuurinvloed merkbaar van de Indiase Groot- Mogols. Bij Kota Gunongan, ook wel Kota Pecut genoemd, bevond zich voorts een ommuurde begraafplaats, waarbinnen zich de graven bevonden van enkele ratu's. Het kratoncomplex zelf was langwerpig van vorm en omgeven door een 4 a 5 meter hoge buitenmuur, waarbinnen nog een tweede en derde muur waren opgericht, die enceintes vormden, waaronder die van de eigenlijke dalam. De afmetingen van de buitenomtrek bedroegen ongeveer 800 bij 1500 meter, zodat het complex een oppervlak besloeg van ongeveer 16^ hectaren. Aan de zuid- en oostzijde stroomde binnen de kratonmuren de Kroeëng Daroe, die even daarbuiten in de Aceh-rivier uitstroomde. De voornaamste gebouwen waren het woonhuis en het "kantoor" van de sultan, de eetzaal van de oude sultan, het huis van Pucut Pidi en haar volgelingen, de balè rom, het huis van de oude syabander, de eerdergenoemde Meuseugit Baitur Rahim, en het kruithuis. Daar naast waren er verschillende goed onderhouden vorstelijke begraafplaatsen, waaronder die van Sultan Ibrahim Mansur Syah en zijn beide kinderen. De noord- en westfacen van de kraton waren in geduchte staat van tegenweer gebracht; de overige waren minder uitgebouwd, doch werden beschermd door een ondoordringbare wildernis van bambu-duri, die het geheel een grote stormvrijheid gaven. De wallen van de kraton waren vrijwel op Europese wijze gebouwd en van traversen voorzien. De noordface leek enigszins op de gebastionneerde vorm van de Italiaanse bevestigingsmanier en bestond uit een linie van twee gebastionneerde fronten, met kleine bastions en een zeer lange courtine. De westface was over de gehele lengte op drie punten gebroken, zodat ge schikte opstellingsplaatsen voor geschut ter bestrijking van de gracht werden verkregen. Het zuidfront had de vorm van een rechte lijn, waarvan het middelste gedeelte ongeveer 20 meter vooruitstak voor de grachtsverdediging; de oostface, ten slotte, had een uitspringende hoek ter bestrijking van het noordelijke gedeelte. De omwalling bestond slechts voor een kleion gedeelte uit stenen muren, namelijk 10 meter rechts en 24 meter links van de hoofdpoort in de noordface; voor het overige was deze geheel van aarde. Na de mislukte eerste expeditie van 1873 was de omwalling aanzienlijk versterkt en werd het profiel van de borstwering van het noord- en west front hersteld met blokzoden en, als zandzakken gebruikte, gevulde aardmandjes van gevlochten klapperbladen. De meuseu- PLATTE GROND VAN DEN KRATON

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.