De effectiviteit van psychologische interventies voor angst en angststoornissen op latere leeftijd Simone Andringa Juni 2008 Een systematisch overzicht van de effectiviteit van psychologische interventies voor angst en angststoornissen op latere leeftijd Faculteit gedragswetenschappen Psychologie Track: Veiligheid & Gezondheid Begeleidsters Dr. C.H.C. Drossaert Dr. C. Bode 2 Inhoudsopgave Pagina Inleiding 4 Methoden 5 Inclusiecriteria 5 Zoekstrategie 5 Resultaten 7 Methodologische kwaliteit 7 Tabel met overzicht studies 8 Kenmerken studies 15 1. Deelnemers 15 2. Uitval 15 3. Stoornis 16 4. Exclusiecriteria 16 5. Behandelingen 20 6. Onderzoeksopzetten 20 Type meetinstrumenten 20 Effecten interventie 21 Discussie/aanbevelingen 23 Referenties 26 3 Inleiding Angst wordt gedefinieerd als een gevoel van bezorgdheid dat veroorzaakt wordt door een verwacht intern of extern gevaar. Het is een algemeen voorkomend symptoom bij oudere mensen en gaat vaak gepaard met onrustige overbezorgdheid. Oudere mensen zijn meer geneigd dan jongere mensen om te focussen op de medische of somatische symptomen van de angst en dit leidt bij de persoon zelf maar ook in de gezondheidszorg vaak tot het niet herkennen van de symptomen als angst zodanig (Sinoff, Ore, Zlotogorsky, & Tamir, 1999). Op deze manier is het moeilijk om een adequate behandeling toe te passen. Terwijl angst het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven significant beperken, denken veel oudere mensen dat angst bij het ouder worden hoort. In het onderzoek van Palmer, Jeste, & Sheikh (1997) als ook in het onderzoek van Stanley (1996) komt naar voren dat een angststoornis een significant mentaal gezondheidsprobleem is voor oudere mensen. Het leidt tot hoge gezondheidszorgkosten en verhoogt het risico op medische aandoeningen, zoals stress en hartproblemen. De studies met betrekking tot de psychopathologie op latere leeftijd hebben zich vooral geconcentreerd op depressie en dementie. Angststoornissen op latere leeftijd hebben op deze manier veel minder aandacht gekregen in onderzoek (Beekman et al., 1998), terwijl dit juist een zo veel voorkomend probleem is onder de oudere mens. De gegeneraliseerde angststoornis is de meest voorkomende angststoornis bij oudere mensen en ook het moeilijkste om te herkennen, omdat de symptomen vaak algemeen en wijd uiteenlopend zijn (Stanley, Beck, Novy, Averill, Swann, Diefenbach & Hopko, 2003). De studies die tot nu toe zijn uitgevoerd op het gebied van angststoornissen resulteren in wijd uiteenlopende prevalentie cijfers die lopen van 4.6 procent (Stanley et al., 1996) tot zeventien procent (Hopko et al., 2000). Er is nog geen eenduidig bewijs vanuit de literatuur hoe hoog de prevalentie nu precies is, maar wel kan op basis van deze cijfers met zekerheid gezegd worden dat er veel oudere mensen leven met een angststoornis. Er is behoefte aan meer onderzoek op dit gebied. Met betrekking tot de behandeling van angst(stoornissen) bij oudere mensen wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt van farmacologische therapieën. Benzodiazepinen en SSRIs zijn veel voorkomende geneesmiddelen die gebruikt worden door oudere mensen om de angst te onderdrukken. De literatuur op het gebied van angst bij ouderen heeft zich dan ook voornamelijk gericht op angstreductie door middel van farmacologische therapieën. Echter, de laatste paar jaren wordt steeds meer ingezien hoe verslavend de benzodiazepinen zijn, dat oudere mensen vaak veel gevoeliger zijn voor de bijwerkingen van een medicijn dan jongere mensen en dat de effecten van het medicijn enkel op de korte termijn merkbaar zijn (Palmer, Jeste, & Sheikh, 1997). Bij oudere mensen moet er rekening gehouden worden met factoren als het hulp zoeken op zich. Dat vinden oudere mensen vaak niet nodig of ze hebben er de energie of middelen niet voor. Ook moet er rekening gehouden worden met het wegvallen van het sociale netwerk, handicaps waardoor mensen hun huis niet meer uit kunnen en cognitieve achteruitgang. De therapieën die er nu zijn houden vaak geen rekening met dit soort factoren omdat bij jonge mensen deze factoren geen belangrijke rol spelen. Daarnaast is het ook zo dat bij oudere mensen angst vaak een heel andere inhoud en oorzaak heeft waar een therapie op aangepast zou moeten worden (Stanley et a. 1996). Een farmacologische behandeling negeert de psychologische factoren als specifieke coping eigenschappen, die belangrijk zijn voor het om kunnen gaan met en behandelen van angst. Het is daarom belangrijk om de aandacht meer te gaan richten op de psychologische interventies. Dit leidt tot de conclusie, dat meer kennis gewenst is over de effectiviteit van de beschikbare psychologische interventies met betrekking tot een angststoornis op latere leeftijd. Het wordt tijd dat er systematisch geïnventariseerd wordt hoeveel er bekend is op het gebied van behandelmethoden voor angst en angststoornissen op latere leeftijd. Het doel van deze studie is om een overzicht te bieden van de effectiviteit van de verschillende psychologische interventies die er op dit moment zijn voor angst en angststoornissen bij oudere mensen. De volgende vragen worden hierbij gesteld, namelijk - Verschillen de psychologische interventies met betrekking tot angst en angststoornissen bij ouderen van tenminste 55 jaar van elkaar in effectiviteit? - Welke factoren dragen bij aan een succesvolle psychologische interventie voor angst en angststoornissen bij ouderen van tenminste 55 jaar? Het overzicht in dit onderzoek probeert vanuit de literatuur een antwoord te geven op deze vragen en een zo goed mogelijk beeld te schetsen over de huidige stand van zaken. 4 Methoden De inclusiecriteria en de zoekstrategie worden zullen worden besproken. Inclusiecriteria De inclusiecriteria voor de verschillende studies zijn: De proefpersonen zijn volgens de DSM III (1980), DSM IV (2000) of DSM-IV-TR (2001) gediagnosticeerd met een angststoornis en dit is de primaire stoornis. Om niet meteen andere studies uit te sluiten worden er ook studies ingesloten waarbij ouderen leven met angstklachten die hun leven significant beperken, maar niet specifiek zijn gediagnosticeerd met een angststoornis. De proefpersonen zijn 55 jaar of ouder (geen bovengrens). Tenminste 5 proefpersonen (zonder uitval) zijn gebruikt in het onderzoek. De interventie is gericht op de angstklachten of –stoornis en het effect van de interventie moet onderzocht worden in het artikel door middel van een gerandomiseerde (gecontroleerde) trial. Het artikel dateert uit 1995 of later. Zoekstrategie In eerste instantie is er oriënterend gezocht. Met trefwoorden in verschillende combinaties (tabel 1) is er op zes februari 2008 gezocht naar bruikbare studies voor dit onderzoek. Er is gezocht in de databases Scopus en ter controle is er ook gezocht in de database PsycInfo. Er was veel overlap tussen de twee databases. Er zijn 1214 treffers gevonden en deze zijn op titel gescand. Er leken er 99 bruikbaar om verder te bestuderen. Van de 99 bruikbare artikelen is de abstract gelezen en daaruit bleek dat er 37 artikelen bruikbaar waren om in zijn geheel te lezen. Uiteindelijk bleven er na het lezen van de gehele teksten tien artikelen over om te gebruiken in het onderzoek. Na het selecteren van deze artikelen zijn de referenties ter controle nog eens nagekeken. De referenties die bruikbaar leken waren al gevonden met het zoeken in Scopus en PsycInfo. De verschillende redenen waarom de overige 27 artikelen zijn afgevallen zijn terug te vinden in figuur 1. Tabel 1 Zoektermen AND AND anxiety elderly treatment OR anxiety disorder late life intervention OR fear later in life evidence-based treatment OR late life anxiety older adults relaxation OR generalized elderly patients cognitive-behavioral anxiety disorder therapy OR agoraphobia geriatric life review OR immediate stress geriatric psychosocial disorder patients treatment OR obsessive psychosocial compulsive intervention disorder OR late life GAD nonpharmacological treatment OR geriatric anxiety psychotherapy disorder 5 Figuur 1 Schematische weergave van zoekproces 6 Resultaten In tabel 3 staan voor de verschillende studies de verschillende aspecten en de resultaten kenmerkend voor de betreffende studie. Methodologische kwaliteit Bij het bepalen van de methodologische kwaliteit van de verschillende studies wordt gekeken naar de uitkomstmaten per studie. Er wordt gelet op significante verschillen van voor- naar nameting tussen de verschillende behandelgroepen per meetinstrument. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de significante verschillen van voormeting naar de verschillende follow-up studies per uitkomstmaat per studie. De behandelingsrespons status wordt ook besproken. De behandelingsrespons status staat per studie aangegeven onder aan de tabel op elke bladzijde. Op deze manier geven de verschillende studies aan of de behandeling uiteindelijk effectief is of niet. 7 Tabel 3 Studies die de effectiviteit van psychologische interventies voor angst(stoornissen) onder ouderen (55+) meten Studie Interventie Onderzoeksopzet Resultaten Schuurmans Leeftijd gemiddeld 69.1 jaar RCT Nameting Nameting Follow-up Follow-up Behandelingsrespons et al., 2006 (3 maand) (3 maand) status8 Geslacht v 62, m 22 Deelname Angst en zorgen Depressie Angst en zorgen Depressie nameting n = 84 BAI3 CES-D5 BAI3 CES-D5 Behandeling Sertraline >6 CGT1 Sertraline > CGT1 Sertraline > CGT1 Sertraline > CGT1 CGT1 44% (9) CGT1 vs. Sertraline vs. C2 Gerandomiseerd Sertraline > C2 Sertraline > C2 Sertraline 57% (10) - 15 individuele sessies CGT1 = 42 CGT1 > C2 CGT1 > C2 HARS4 WDQ7 C2 11% (1) CGT1 Uitval 29% (12/42) Sertraline > CGT1 Sertraline > CGT1 - 8 individuele sessies HARS4 WDQ7 Significant Sertraline Sertraline = 29 Sertraline > CGT1 Sertraline > C2 Sertraline > C2 Uitval 38% (11/29) Sertraline > C2 Sertraline > CGT1 Stoornis CGT1 > C2 Paniekstoornis 45.2% C2 = 13 Gegeneraliseerde angststoornis Uitval 31% (4/13) 34.5% Sociale fobie 10.7% Agorafobie 9.5% 1 CGT: cognitieve gedragstherapie, 2 C: controlegroep, 3 BAI: Beck anxiety inventory, 4 HARS: Hamilton anxiety rating scale, 5 CES-D: center for epidemiological studies – depression, 6 >: therapie (A) geeft een significant grotere verbetering in score op het betreffende meetinstrument dan therapie (B), 7 WDQ: worry domain questionnaire, 8 Behandelingsrespons status (Schuurmans et al., 2006): 20% (of meer) verbetering op de twee meetinstrumenten van de angst uitkomstmaten (Beck anxiety inventory en de Hamilton anxiety rating scale). Studie Interventie Onderzoeksopzet Resultaten Stanley et Leeftijd gemiddeld 70.6 jaar. RCT Nameting Nameting Nameting Follow-up Behandelingsrespons al., 2003 status16 Geslacht v 10, m 2 Deelname Angst en zorgen Depressie Kwaliteit van Geen nameting n = 12 GAS ernst11 BDI14 leven Behandeling CGTE9 > GZ10 CGTE9 > GZ10 QOLI15 CGTE9 100% (5) CGTE9 vs. GZ10 Gerandomiseerd GZ10 > CGTE9 GZ10 25% (1) - 8 individuele sessies CGTE9 = 6 SF-3612 CGTE9 Uitval 17% (1/6) CGTE9 > GZ10 Significant - 8 individuele sessies CGTE9 > GZ10 GZ10 GZ10 = 6 PSWQ13 Uitval 33% (2/6) CGTE9 > GZ10 Stoornis Gegeneraliseerde angststoornis BAI3 100% niet significant Stanley et Leeftijd gemiddeld 66.2 jaar. RCT Nameting Nameting Nameting Follow-up Behandelings Behandelings al., 2003 (3/6/12 maand) respons respons Geslacht v 64, m 21 Geselecteerd Angst en Depressie Kwaliteit enkel CGT status26 status26 n = 85 zorgen BDI 14 van leven 6-maand 12-maand Behandeling PSWQ 13 FQ-Ag20 CGT1 > LSI-Z 25 Alle significante CGT1 vs. C2 Deelname CGT1 > C2 Niet C2 CGT1 > C2 resultaten vanuit de CGT1 50% (14) CGT1 63% (17) - 15 groepssessies CGT1 n = 80 significant nameting werden WS17 GDS23 QOLI15 behouden bij de SG1 0teo0go%ernn iesr aliseerde angststoornis GCU CUGii2ett vvr=Taaa 14nll d211= o60 3 m%% 9 i s (( 14e /0e 4 /r 31d 9) ) C GC GGASTT 11e >>rn CCst221 1 FNs FiQQigen--t S iBfi2cI22a 1 n t CC HCGAG2 MTT11D >>24 C GT1 > C2 cgdoeeg dfnroailtlgioeswvthe-ue pra mpieet itnijgdeenn.s SCTGATI1-T >r aCit21 8 Nsiigent ificant C 2 HAMA19 CGT1> C2 1 CGT: cognitieve gedragstherapie, 2 C: controlegroep, 3 BAI: Beck anxiety inventory, 9 CGTE: cognitieve gedragstherapie in de eerstelijns gezondheidszorg, 10 GZ: gebruikelijke zorg, 11 GAS ernst: meting voor de ernst van de gegeneraliseerde angststoornis, 12 SF-36: short form – 36, 13 PSWQ: Penn state worry questionnaire, 14 BDI: Beck depression inventory, 15 QOLI: Quality of life inventory, 16 Behandelingsrespons status (Stanley et al., 2003): 20%(of meer) verbetering in de scores op twee van de drie meetinstrumenten van angst en zorgen (GAS ernst, PSWQ, BAI), 18 STAI-Trait: State trait anxiety inventory trait scale, 19 HAMA: Hamilton rating scale for anxiety, 20 FQ-Ag: Fear questionnaire – agorafobia, 21 FQ-BI: Fear questionnaire – blood/injury, 22 FQ-S: Fear questionnaire – social fear, 23 GDS: geriatric depression scale, 24 HAMD: Hamilton depression scale, 25 LSI-Z: Life satisfaction index – Z, 26 Behandelingsrespons status (Stanley et al, 2003): 20%(of meer) verbetering van de scores van voormeting naar nameting bij op zijn minst twee van de drie van de volgende meetinstrumenten (van voormeting naar nameting): GAS ernst, HAMA, PSWQ en STAI-Trait. 9 Studie Interventie Onderzoeksopzet Resultaten Wetherell et al., Leeftijd gemiddeld 67.1 jaar. RCT Nameting Nameting Nameting Follow-up Follow-up Follow-up Behandelin Behandelin 2003 (6 maand) (6 maand) (6 maand) gs gs Geslacht v 60, m 15 Deelname Angst en zorgen Depressie Kwaliteit van Angst en Depressie Kwaliteit van respons respons n = 75 GAS ernst 11 HDRS28 leven zorgen BDI 14 leven status29 status29 BCeGhTa1n dvse.l inDgG 27 vs. C2 Gerandomiseerd CCGGTT11 >> CD2G 27 CCGGTT11 >> DCG2 27 SRFo-l f3u6n1c2t ioneren GCGAST 1e >rn DstG112 7 D G27 > CGT1 SRFo-l 3612 (nameting) (6 maand) - 12 groepssessies CGT1 = 26 DG27 > C2 DG27 > C2 CGT1 > DG27 HDRS28 functioneren CGT1 33% CGT1 50% CGT1 Uitval 46% (12/26) CGT1 > C2 PSWQ13 CGT1 > DG27 CGT1 > (6) (9) - 1D2G g2r7o epssessies DG27 = 26 PDSGW27Q >1 3C GT1 BCDGIT141 > DG27 D G27 > C2 C GT1 > DG27 D G27 D(6G) 27 33% D(1G0)2 7 53% Uitval 42% (11/26) DG27 > C2 CGT1 > C2 SF-3612 HARS4 SF-3612 C 5% (1) Stoornis 2 CGT1 > C2 DG27 > C2 Sociaal CGT1 > DG27 Sociaal Significant Ga1 n0eg0gs%etns teoroarlnisiese rde CU it v=a 2l 93% (2/23) HCAGRTS11 4> DG227 fCCDuGGGncTT2t711i o >>>n CeDCr2eG2 n2 7 BC AGIT3 1 > DG27 fCD uGGncT2t71i o >n eren SCC iG2g nTi/fDicGan2t7 > O nbekend CGT > C 12 DG27 > C2 SF-3612 SEFne-3rg6ie/ BAI3 1 27 ECnGeTrg1 i>e /DviGta2li7te it vCitGaTlit1e i>t CGT1 > DG2 CGT1 > C2 DG27 CGT > C 27 2 27 2 DG > C DG > C 1 CGT: cognitieve gedragstherapie, 2 C: controlegroep, 3 BAI: Beck anxiety inventory, 4 HARS: Hamilton anxiety rating scale, 11 GAS ernst: meting voor de ernst van de gegeneraliseerde angststoornis,12 SF-36: Short-Form 36, 13 PSWQ: Penn state worry questionnaire, 14 BDI: Beck depression inventory, 27 DG: discussion group, 28 HDRS: Hamilton depression rating scale, 29 Behandeling respons status (Wetherell et al., 2003): 20% (of meer) verbetering in de scores van op zijn minst drie van de vier angst en zorgen uitkomstmaten in de studie: GAS ernst, Penn state worry questionnaire, Hamilton anxiety rating scale, Beck anxiety inventory. 10
Description: