Van dezelfde auteur verschenen: De Scarlatti erfenis Het Osterman weekend Het Matlock document Het Rhinemann spel De Fontini strijders Het Hoover archief Het Holcroft pact Het Matarese mysterie Het Bourne bedrog Het Parsifal mozaïek Het Jason dubbelspel Robert Ludlum DE AQUTIAINE SAMENZWERING Roman van een wereldwijd komplot L Uitgeverij Luitingh - Utrecht Boek een Genève. Een stad van flonkerend zonlicht. Van bollende, witte zeilen op het meer tegen een achtergrond van solide, ongelijksoortige gebouwen op de oever die zich rimpelend spiegelen in het water eronder. Van een weelde aan bloemen rond blauwgroene fonteinbekkens, duetten in een explosie van kleuren. Van pittoreske bruggetjes die zich spannen boven hun spiegelbeeld op het rimpelloze oppervlak van aangelegde vijvers naar eilandjes met kunstmatige schuilhoeken voor minnende paartjes en vrienden, voor gedempte, vertrouwelijke gesprekken. Weerspiegelingen. Genève, waar oud en nieuw elkaar ontmoeten. Stad van hoge, middeleeuwse wallen en glanzend getint glas, van gewijde kathedralen en minder geheiligde instituten. Van terrasjes en concerten aan de oever, van miniatuur steigers en vrolijk gekleurde boten die puffend hun route varen langs de uitgestrekte boorden, terwijl gidsen de grootsheid bezingen - en de geschatte waarde opsommen - van de landhuizen aan de oever die duidelijk uit een ander tijdperk stammen, daarbij gretig aangegaapt door toeristen die helemaal van onze tijd zijn. Genève. Stad met een doel voor ogen, waar toewijding hoog in het vaandel staat, waar frivoliteit alleen maar wordt getolereerd wanneer ze op de agenda staat of tot de besprekingen behoort. Er wordt slechts onderdrukt, beheerst gelachen; blikken zijn welwillend voor wat binnen de perken blijft of keuren zwijgend uitspattingen af. Het kanton aan het meer weet wat het wil. Zijn schoonheid gaat samen met zijn nijverheid: het evenwicht wordt niet alleen als normaal gezien maar ook angstvallig bewaard. Genève. Een stad ook waar onverwachte dingen gebeuren, waar het voorspelbare in strijd is met wat onverwacht en ongewenst wordt prijsgegeven, waar het machtsvertoon van de geest vergezeld gaat van de felle flitsen van de daarbij behorende bliksemschichten. Donderslagen volgen; de lucht betrekt en de regen klettert neer. Een stortbui die onverwacht het woelige water geselt, het uitzicht belemmert en neerbeukt op de enorme fontein, het handelsmerk van Genève op het meer, de Jet d'eau, de geiser die door mensen werd ontworpen om mensen te overdonderen. Wanneer dat onverwachte gebeurt dan sterft de gigantische fontein. Alle fonteinen sterven en de bloemen verwelken zonder het zonlicht. De heldere schitteringen zijn verdwenen en de geest verkilt tot ijs. Genève. Een wispelturige stad. Joel Converse, van beroep advocaat, stapte vanuit het Richmond Hotel de flonkerende ochtend in langs de Jardin Brunswick. Met half-dichtgeknepen ogen sloeg hij linksaf en bracht zijn aktentas over naar zijn rechterhand. Hij was zich bewust van de waardevolle inhoud, maar zijn gedachten waren vooral bij de man die hij direct zou ontmoeten bij een kop koffie en croissants in Le Chat Botte, een café met terras aan de oever van het meer. Opnieuw zou ontmoeten was juister, dacht Converse, als de man hem tenminste niet had verward met iemand anders. A. Preston Halliday was Joëls Amerikaanse tegenspeler in de onderhandelingen waarmee hij bezig was, het afhandelen van de laatste details in een Zwitsers-Amerikaanse fusie-overeenkomst waarvoor beide mannen in Genève waren. Ofschoon er nog maar heel weinig werk te doen viel eigenlijk ging het om niet meer dan wat formaliteiten, want het stond al vast dat de afspraken voldeden aan de wetten van beide landen en aanvaardbaar waren voor het Internationale Hof in Den Haag - was het vreemd Halliday hier te treffen. Hij had niet behoord tot het Amerikaanse team van juristen dat door de Zwitsers was ingeschakeld als tegenwicht voor Joëls firma. Op zich was dat geen reden om hem erbuiten te houden - onbevooroordeeld observeren was vaak een voordeel - maar om hem de leiding te geven, hem aan te stellen als voornaamste zegsman, dat was op z'n zachtst gezegd heel ongewoon. Het was ook verontrustend. Halliday had de reputatie - volgens het weinige wat Converse van hem wist - een man te zijn voor lastige klussen, een wettelijke knutselaar uit San Francisco. Hij kon een loshangende draad vinden, die eruit rukken en zo iets dat op gang was gebracht tot stilstand brengen. Door zijn aanwezigheid waren onderhandelingen die maanden hadden geduurd en honderdduizenden dollars hadden gekost, afgebroken, dat herinnerde Converse zich nog wel over A. Preston Halliday. Maar verder ging zijn geheugen niet. Toch beweerde Halliday dat ze elkaar kenden. 'Met Press Halliday,' zo had de stem geklonken via de telefoon in het hotel. 'Ik vervang Rosen in de Comm TechBern fusie.' 'Wat is er gebeurd?' had Joel gevraagd, terwijl hij met een zacht zoemend elektrisch scheerapparaat in zijn linkerhand probeerde de naam te plaatsen, en precies op het moment dat Halliday antwoordde wist hij het. 'De arme kerel heeft een beroerte gehad, daarom hebben zijn partners mij erbij gehaald.' Even was het stil geweest. 'Je moet hem stevig hebben aangepakt, collega.' 'We hebben zelden met elkaar in de clinch gelegen, collega. Verrek, het spijt me, ik mocht Aaron wel. Hoe is het met hem?' 'Hij haalt het wel. Ze hebben hem in bed gestopt en voeren hem allerlei soorten kippesoep. Ik moest je zeggen dat hij het definitieve contract op onzichtbare inkt gaat nakijken.' 'Dat wil zeggen dat jij die zaak gaat controleren, want Aaron noch ik hebben ermee gewerkt. Dit is een huwelijk uit pure hebzucht, als je de stukken hebt bekeken weet jij dat net zo goed als ik.' 'Diefstal door middel van investeringsafschrijvingen,' stemde Halliday in, 'gecombineerd met een fiks brok van een technologische markt. Geen onzichtbare inkt. Maar omdat ik de nieuwe jongen in de klas ben heb ik een paar vragen. Zullen we samen ontbijten?' 'Ik wilde juist ontbijt op mijn kamer bestellen.' 'Het is prachtig weer, waarom niet buiten? Ik zit in de President, zullen we de afstand halveren? Ken je Ie Chat Botte?' 'Amerikaanse koffie en croissants. Quai du Mont Blanc.' 'Precies. Zullen we zeggen over twintig minuten?' 'Liever een half uurtje, goed?' 'Prima.' Halliday had weer gezwegen. 'Ik verheug me erop je weer een keertje te ontmoeten, Joel.' 'O? Weer?' 'Misschien weet je het niet meer. Er is veel gebeurd sinds die tijd... meer met jou dan met mij, ben ik bang.' 'Ik kan je niet meer volgen.' 'Nou ja, Vietnam bijvoorbeeld, waar jij een tijd gevangen hebt gezeten.' 'Dat bedoelde ik niet, dat was jaren terug. Waarvan kennen wij elkaar, welke zaak?' 'Geen zaak, niet van ons werk. We waren studiegenoten.' 'Duke? Dat is een rechtenfaculteit.' 'Verder terug. Misschien weet je het wanneer we elkaar zien. Als het niet zo is breng ik het je wel bij.' 'Je houdt zeker van spelletjes... Over een halfuur. Chat Botte.' Terwijl Converse naar de Quai du Mont Blanc wandelde, de drukke boulevard langs de oever, probeerde hij Halliday's naam in de tijd te plaatsen, de jaren te verbinden aan een studietijd, een vergeten gezicht dat moest passen bij een vergeten studiegenoot. Het lukte niet, maar Halliday was geen gewone naam en de afkorting Press nog minder... die was eigenlijk heel ongewoon. Als hij iemand had gekend die Press Halliday heette dan kon hij zich niet voorstellen dat hij die zou vergeten. Toch had er iets bekends, iets vertrouwds in de klank van de stem gelegen. Ik verheug me erop je weer te ontmoeten, Joel. De woorden hadden hartelijk geklonken, evenals de verwijzing zonder aanleiding naar Joëls krijgsgevangenschap. Maar zulke woorden sprak je eigenlijk altijd zacht; je impliceerde medeleven en drukte het soms openlijk uit. Converse begreep ook waarom Halliday onder de omstandigheden het onderwerp Vietnam moest aanroeren, al was het maar terloops. Niet-ingewijden namen altijd aan dat iedereen die voor enige tijd in Noordvietnamese kampen had gezeten alleen daarom al mentaal had geleden, dat een deel van hun geest door de ervaring v/as veranderd, dat bepaalde dingen in hun gedachten waren vervaagd. Tot op zekere hoogte was dat ook wel zo, maar het ging niet op voor je geheugen. Herinneringen werden versterkt omdat je er constant mee bezig was, uit noodzaak, vaak genadeloos. Zoals de meeste mannen die het grootste deel van hun gevangenschap geïsoleerd hadden doorgebracht, had Converse elke periode van zijn leven minutieus nageplozen, had hij geprobeerd het verband te zien, de samenhang te begrijpen... en er vrede mee te hebben. Er was veel dat hij niet begreep en waar hij geen vrede mee kon hebben, maar het resultaat van die intensieve naspeuringen was voor hem wel aanvaardbaar geweest. Als het moest kon hij rustig sterven; dat was de rust die hij voor zichzelf had moeten vinden. Zonder die rust was de angst ondraaglijk. En omdat dat zelfonderzoek nacht na nacht was doorgegaan, omdat er een discipline van nauwgezetheid voor vereist was, vond Converse het gemakkelijker dan de meeste anderen om hele stukken van zijn leven terug te roepen. Zoals een rondwentelende computerschijf die plotseling stopt, kon zijn geest een plaats, een persoon of een naam isoleren op grond van enkele summiere gegevens. Herhaling had dat proces versneld en vereenvoudigd, en dat zat hem dwars. Tenzij Halliday doelde op een tijd die zo ver terug lag dat het slechts een korte, vergeten jeugdherinnering was, had er in zijn verleden niemand van die naam bestaan. Ik verheug me erop je weer te ontmoeten, Joel. Vormden die woorden een list, een advocatentrucje? Converse sloeg de hoek om; de koperen leuning van Ie Chat Botte lag glinsterend voor hem en weerkaatste spettert j es zonlicht. De boulevard wemelde van glanzende kleine auto's en brandschone bussen; de trottoirs waren vlekkeloos schoon en de voorbijgangers zochten gehaast maar ordelijk hun weg. De ochtend in Genève was een tijd voor toegewijde energie. Zelfs de kranten boven de tafeltjes op de terrassen werden zorgvuldig opengeslagen, niet verfrommeld of verminkt tot gemakkelijk leesbare delen. Terwijl Joel door het koperen hek het terras van Le Chat Botte opliep, werd direct links van hem een krant zorgvuldig dichtgeslagen en vervolgens neergelegd, zodat er een gezicht te voorschijn kwam dat Converse kende. Het was een... regelmatig gezicht, niet zoals dat van hem, met gelaatstrekken die elkaar aanvulden, alles op zijn plaats. Het sluike en donkere haar was in een keurige scheiding geborsteld; de neus was fijn-gesneden boven een scherp getekende mond. Hij kende dat gezicht van vroeger, dacht Joel, maar de naam die hij zich herinnerde hoorde er niet bij. De man die hem bekend voorkwam keek op, hun blikken ontmoetten elkaar en A. Preston Halliday ging staan. Zijn lichaam was kort, gedrongen en opvallend gespierd onder het dure kostuum. 'Joel, hoe is het met jou?' klonk de stem die hij nu herkende. Boven het tafeltje werd een hand uitgestoken. 'Hallo... Avery,' antwoordde Converse terwijl hij hem aanstaarde, aarzelend een paar stappen zette en zijn aktentas opnieuw verwisselde om de hand te kunnen grijpen: 'Jij bent toch Avery, nietwaar? Avery Fowler. Taft, begin zestig. Je kwam niet meer opdagen voor je laatste jaar en niemand wist waarom; er werd veel over gekletst. Je deed aan worstelen.' 'Twee keer in de New England-ploeg,' zei de jurist lachend, en hij gebaarde naar de stoel tegenover hem. 'Ga zitten, dan kunnen we wat bijpraten. Ik vermoed dat dit een verrassing voor je is. Daarom wilde ik je ontmoeten vóór de vergadering van deze morgen. Ik bedoel maar, het zou nogal vreemd zijn als jij opstond en schreeuwde: "Indringer!" wanneer ik binnenkwam, waar of niet?' 'Misschien doe ik toch wel zoiets, maar ik zal niet schreeuwen.' Converse ging zitten, hij zette de aktentas aan zijn voeten en nam zijn tegenspeler in rechtszaken op. 'Wat is dat voor een geintje met die Halliday? Waarom zei je er niets over aan de telefoon?' 'Kom nou, wat had ik moeten zeggen? Tussen haakjes, ouwe jongen, je kende me vroeger als Tinkerbell Jones? Dan was je nooit gekomen.' 'Zit de oude Fowler ergens in de bak?' 'Daar had hij gezeten als hij zich niet voor zijn kop had geschoten,' antwoordde Halliday zonder te lachen. 'Je zit vol verrassingen. Ben je soms een kloon?' 'Nee, de zoon.' Converse zweeg even. 'Ik zou me moeten verontschuldigen.' 'Niet nodig, je kon het ook niet weten. Daarom bleef ik weg voor mijn laatste jaar... en, verdomme, ik wilde die beker. Ik zou de enige worstelbink zijn geweest die hem drie jaar achter elkaar had gewonnen.' 'Het spijt me. Wat is er gebeurd... of kom ik daarmee op prive-terrein, collega? Wat is er gebeurd, Avery?' Een kelner naderde en verbrak even het contact. Beide mannen bestelden Amerikaanse koffie met croissants; ze sloten zich aan bij de plaatselijke gewoonten. De kelner vouwde twee servet j es tot hoedjes en zette die voor ieder van hen neer. 'Wat er is gebeurd?' zei Halliday retorisch en met zachte stem toen de kei-' ner weg was. 'Die fijne klootzak van een vader van mij drukte vierhonderdduizend achterover van de Chase Manhattan terwijl hij daar een vertrouwenspositie had; hij werd gesnapt en toen, pang! Wie had ook kunnen weten dat een gerespecteerde, zij het overgeplante forens uit Greenwich, Connecticut, er twee vrouwen in de stad op na hield, een aan de noordkant van East Side en de andere in Bank Street. Mooie meneer.' 'Hij had het druk. Maar ik begrijp nog steeds niets van die Halliday.' 'Toen het was gebeurd - de zelfmoord in de doofpot was gestopt - ging mijn moeder als de bliksem terug naar San Francisco. We kwamen uit Californië, zie je... maar dat kon je natuurlijk niet weten. Ze maakte nog meer haast om mijn stiefvader te trouwen, John Halliday, en in de daaropvolgende maanden werden alle sporen van Fowler zorgvuldig uitgewist.' 'Tot aan jouw voornaam toe?' 'Nee, in San Francisco had ik altijd "Press" geheten. In Californië houden we nu eenmaal van opvallende namen. Tab, Troy, Crotch... Het syndroom van Beverly Hills in de jaren vijftig... Op Taft stond op mijn studentenkaart Avery Preston Fowler, zodat jullie me allemaal Avery gingen noemen, of dat afschuwelijke "Ave". Omdat ik van een andere universiteit kwam heb ik het zo maar gelaten. Als je in Connecticut bent doe je alles volgens het evangelie van Holden Caulfield.' 'Dat is allemaal goed en wel,' zei Converse, 'maar wat als je zo iemand als mij tegenkomt? Dat moet een keer gebeuren.' 'Je zou versteld staan hoe zelden. Het is tenslotte lang geleden, en de mensen die ik van vroeger in Californië kende begrepen het. Kinderen laten daar hun namen veranderen als hun moeders dat leuk vinden, en ik was maar een paar jaar in het Oosten, net lang genoeg voor de vierde en vijfde klas op school. Ik kende in Greenwich niemand speciaal en de vaste club op Taft zei me eigenlijk niks.' 'Je had daar vrienden. Wij waren ook vrienden.' 'Ik had er niet zoveel. Zeg nou eerlijk, ik was een buitenstaander en jou kon het niet veel schelen. Ik hield me nogal op de vlakte.' 'Op de matten anders niet.' Halliday lachte. 'Er zijn niet veel worstelaars die advocaat worden. Ze zeggen dat je van de mat schaafwonden op je hersens krijgt... Hoe dan ook, om je vraag te beantwoorden, het is misschien vijf of zes keer in de afgelopen tien jaar gebeurd dat iemand tegen me zei: "Hé, jij bent toch die-en-die en niet wie je net zei dat je was?" Als dat gebeurt dan vertel ik de waarheid. Dat mijn moeder hertrouwde toen ik zestien was, en dan houdt het vanzelf op.' De koffie en de croissants werden gebracht. Joel brak de zijne in tweeën. 'En jij dacht dat ik die vraag op het verkeerde moment zou stellen, met name wanneer ik je op de vergadering zag. Is dat het?' 'Beroepsmatige beleefdheid. Ik wilde niet dat jij zou gaan piekeren over mij of over die naam, terwijl je je gedachten bij de cliënt moest houden.' 'Je hebt dus je studentenkloffie verwisseld voor het oranje shirt en de gouden medailles?' 'Helemaal. Eerst Berkeley, daarna aan de overkant van de straat naar Stanford.' 'Goeie school... Hoe ben je in het internationale recht verzeild geraakt?' 'Ik hield van reizen en ik dacht dat dit de beste manier was om het voor niks te doen. Zo is het eigenlijk begonnen... En hoe zit het met jou? Ik dacht dat jij onderhand je buik wel vol had van reizen.' 'Vroeger droomde ik over de diplomatieke dienst, als rechtskundig adviseur. Zo is het allemaal begonnen... in feite.' 'Na al dat reizen dat je achter de rug had?' Converse richtte zijn lichte blauwe ogen op Halliday, en hij was zich bewust van zijn kille blik. Je kon er niet omheen, al had niemand er iets mee te maken, maar zo ging het meestal. 'Ja, na al dat reizen. Er werd te veel gelogen en daar heeft niemand ons iets van verteld, tot het te laat was. We zijn belazerd en dat had niet mogen gebeuren.' Halliday leunde voorover met zijn ellebogen op het tafeltje, zijn handen ineengevouwen, zijn blik op Joel gericht. 'Ik begreep het niet,' begon hij zacht. 'Het was een rotervaring toen ik jouw naam in de krant las en je later in die rij zag lopen op de televisie. Ik kende je eigenlijk niet zo goed, maar ik mocht je wél.' 'Het was een natuurlijke reactie. Ik zou hetzelfde hebben gevoeld als jij het was geweest.' 'Dat weet ik nog niet zo zeker. Zie je, ik was een van die stoere jongens van de protestbeweging.' 'Jij verbrandde je oproepkaart voor de dienst,' zei Converse zacht, en zijn ogen stonden niet langer kil. 'Zo flink was ik niet.' 'Dat was ik ook niet. Het was een bibliotheekkaart uit een andere staat.' 'Ik ben teleurgesteld.' 'Dat was ik ook... in mezelf. Maar ik viel tenminste op.' Halliday ging recht zitten en pakte zijn koffiekop. 'Hoe kwam het dat jij zo opviel, Joel? Ik vond jou daar geen type voor.' 'Dat was ik ook niet. Ik werd gedwongen.' 'Ik dacht dat je zei belazerd.' 'Dat kwam pas later.' Converse bracht zijn kop naar zijn mond en nam een slok zwarte koffie. Hij voelde zich ongemakkelijk bij de wending van het gesprek. Hij sprak niet graag over die jaren, en hij moest het maar al te vaak doen. Ze hadden van hem iemand gemaakt die hij niet was. 'Ik was tweedejaars op Amherst en niet zo'n beste student... Niet zo'n beste, verrek, ik kwam nauwelijks met mijn hakken over de sloot, en het uitstel voor dienst dat ik nog had was zowat opgebruikt. Maar ik had al gevlogen vanaf mijn veertiende jaar.' 'Dat wist ik niet,' viel Halliday hem in de rede. 'Mijn vader was dan misschien niet zo'n uitschieter en hij kon zich niet verheugen over twee maïtresses, maar hij was wel verkeerspiloot en later had hij een hoge baan bij Pan Am. In ons gezin was het normaal dat je kon vliegen voordat je je rijbewijs haalde.' 'Broers en zusters?' 10 'Een jongere zus. Ze vloog eerder solo dan ik en dat heeft ze me altijd ingepeperd.' 'Dat weet ik nog. Ze is op de televisie geweest.' 'Maar twee keer,' interrumpeerde Joel glimlachend. 'Ginny zat in hetzelfde schuitje als jij en het kon haar geen barst schelen of iemand dat wist. De haviken in het Witte Huis gaven opdracht haar met rust te laten. Haal de zaak niet door het slijk, maar controleer wel even haar post.' 'Daarom herinner ik me haar,' zei Halliday. 'Dus een slechte student gaf zijn studie op en de marine kreeg er een enthousiast piloot bij.' 'Niet zo enthousiast, dat waren we geen van allen. Maar er was niet zoveel om fel tegen te zijn. Meestal waren we bitter.' 'Toch moet je de pest hebben gehad aan lui in Amerika, zoals ik. Maar niet aan je zus natuurlijk.' 'Aan haar ook,' verbeterde Converse. 'Ik haatte haar, vond het walgelijk, verachtte haar... woedend was ik. Maar alleen wanneer er iemand was gesneuveld of gek werd in de kampen. Niet om wat jullie zeiden we kenden Saigon allemaal - maar omdat jullie het zeiden zonder echt angst te kennen. Jullie zaten veilig en wij kregen het gevoel stomme zakkenwassers te zijn. Stomme, bange zakkenwassers.' 'Dat kan ik begrijpen.' 'Heel aardig van je.' 'Het spijt me, het klonk misschien anders dan ik het bedoelde.' 'Hoe klonk het dan, collega?' Halliday fronste de wenkbrauwen. 'Neerbuigend, geloof ik.' 'Niks te geloven,' zei Joel. 'Precies raak.' 'Je bent nog steeds kwaad.' 'Niet op jou, alleen op wat er naar boven wordt gehaald. Ik heb de pest aan het onderwerp en het komt steeds maar weer terug.' 'Dat is de schuld van de FR-jongens van het Pentagon. Een tijdje was jij een echte held, elke avond op het nieuws. Wat was het ook alweer, drie ontsnappingen? Bij de eerste twee werd je gepakt en gefolterd, maar bij de laatste zag je kans helemaal alleen weg te komen, nietwaar? Je kroop door een