Reeds wekenlang staat commissaris Achterberg voor een raadsel, dat hij, ondanks al zijn pogingen, niet kan oplossen.
Het gaat om een vermoeden van opiumsmokkel in de Rotterdamse haven, maar die "Chineesjes” zijn hem weer veel te glad af.
Eddy van Nus en zijn boezemvriend Bram, die vroeger de commissaris goed hebben geholpen en nog een traktatie ter ere van hun geslaagde overgang tegoed hebben, treffen het dus niet, als ze op zijn bureau komen, maar anderzijds toch wel want de commissaris vertelt de jongens het een en ander, wat hij achteraf nooit had mogen doen.
De jongens besluiten nog eens op Katendrecht te gaan vissen, want de laatste keer dat ze in die buurt de visjes probeerden te verschalken was hun het vreemde gedrag van een dikke Chinees met een nog vreemder hond opgevallen.
Wanneer zij zich nu maar met hun eigen zaken hadden bemoeid, was ook hun ouders veel angst bespaard gebleven en had commissaris Achterberg over hen geen slapeloze nachten gekregen...