ebook img

Brieven aan Doornroosje PDF

381 Pages·2003·1 MB·Dutch
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Brieven aan Doornroosje

Toon Tellegen Brieven aan Doornroosje Em. Querido’s Uitgeverij BV Amsterdam 2011 Eerste druk, 2002; tweede druk, 2003; derde druk, 2004; vierde druk, 2009; vijfde druk, 2011 Copyright © 2002 Toon Tellegen Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Monique Gelissen Omslagbeeld © Susan Fox, Trevillion Images ISBN 978 90 214 4051 4 www.querido.nl Deze digitale editie is gemaakt naar de vijfde druk, 2011 1 januari Doornroosje, Je kent me niet. Ik ben een prins – de prins – die jou wakker zal kussen. Ik kom naar je toe. Je slaapt negenennegentig jaar. Je moet, volgens het sprookje waarin je slaapt, nog één jaar slapen. (Maar je sprookje kan het heel goed mis hebben.) Ik weet niet waar je woont en ik weet helemaal niet waarom ik je wil wakker kussen. Als je wakker bent zal ik, volgens de wetten van sprookjes en legendes, met je moeten trouwen, en wil ik dat wel, wil jij dat wel? Ik vermoed dat ik je wakker móét kussen. Mijn wil staat daarbuiten. (Ik weet trouwens van niets zo weinig als van mijn wil.) Je slaapt, dus je kunt deze brief niet lezen. Ik schrijf alsof je hem wel kunt lezen. Ik ga vandaag op weg, zonder iemand te zeggen dat ik vertrek. Het is nog maar de vraag of iemand mij zal missen. Het is winter. Het stormt en het regent. Ik neem me voor kou te lijden, zonnesteken op te lopen, op gezette tijden bijna dood te gaan, mijzelf dagelijks te verwensen en zo nodig jammerlijk te falen. Mensen die mij tegenkomen moeten me ontmoedigen. Ik houd van ontmoedigen. (Moedigen ze me aan: ik maak onmiddellijk rechtsomkeert, al slaap je duizend jaar.) Ik ben niet sterk, dat zeg ik er wel bij. P. 2 januari Doornroosje, Ik ga je dus elke dag schrijven. Tot ik je heb wakker gekust. Al worden het tienduizend brieven, of maar twee: mijn brief van gisteren en deze, wanneer ik straks een hoek om sla, je kasteel zie en de trap naar je zolderkamer op loop. Wil ik dat het liefst? Je nú wakker kussen? Of wil ik je eigenlijk alleen maar schrijven? Misschien is het wakker kussen niet meer dan een excuus om je te kunnen schrijven. Of misschien schrijf ik je om het wakker kussen zolang mogelijk uit te stellen. Nu denk ik voortdurend aan je en ben dag en nacht dichtbij je. Straks, als ik je heb wakker gekust, zitten we op tronen naast elkaar, drinken uit gouden bekers, kijken naar de wereld aan onze voeten en zien elkaar niet meer. Hofdignitarissen lezen ons sprookjes voor, die ons doen geeuwen. Er was eens een oude vrouw die op een vernuftige manier een meisje honderd jaar liet slapen, zodat een prins haar brieven kon schrijven over zijn voornemen haar wakker te kussen. Er was eens een oude vrouw die schamper lachte. Er was eens een hemel die dichttrok, een gure wind die opstak, een prins die bevroor en in de lente gevonden werd, een pen onloswrikbaar in zijn hand. P. 3 januari Doornroosje, Ik loop langs een lange rechte weg en denk aan je. Honderd jaar slapen. Dat is zo ongeveer een eeuwigheid! Mijn overgrootvader was een jongen van zestien toen jij in slaap viel. Ik ken hem uit verhalen. ‘Het is zó langgeleden dat het paard nog niet was uitgevonden,’ zegt mijn vader, koning van mijn koninkrijk, over gebeurtenissen van veertig, vijftig jaar geleden. Er zijn verhalen over een heks, een verongelijkte oude vrouw, een boze fee en een vergiftigde naald. Anderen zeggen dat het je eigen schuld was: je ongeduld achter het spinnewiel, je overspannen verwachtingen, je pronkzucht en je verregaande onvoorzichtigheid. Ik hoor het wel als je wakker bent. Of niet. Wil je trouwens wel wakker gekust worden? Wil je niet liever gewoon op je schouder worden getikt, of desnoods zachtjes door elkaar worden geschud? Of alleen maar worden geroepen, van onderaan de trap, door een lakei: ‘Doornroosje! Honderd jaar! Wakker worden!’ ‘Wat?’ ‘Wakker worden! Honderd jaar!’ ‘Maar ik zou toch...?’ ‘Gekust? Wil je dat zeggen? Flauwekul. Gewoon opstaan. Je hebt lang genoeg geslapen.’ ‘O.’ Je staat op en ik, nog maar halverwege, ga terug naar huis. Onverrichterzake. Desalniettemin. Alleen. P. 4 januari Doornroosje, Je lakeien in hun tot op de naad versleten blauwe jassen om mij heen. Hun oude gezichten. Dit bedenk ik vandaag. ‘Waarom,’ vragen ze, ‘wilt u haar kussen?’ ‘Om haar wakker te maken,’ zeg ik. ‘Waarom wilt u haar wakker maken?’ ‘Ze heeft lang genoeg geslapen.’ ‘Waarom denkt u dat?’ ‘Honderd jaar...’ zeg ik. ‘Denkt u dat zij gelukkiger zal zijn als zij wakker is? En u ook? En wij?’ Ik zeg dat ik dat niet weet. ‘Waarom laat u haar niet slapen? Wij zorgen voor haar, het ontbreekt haar aan niets, wij snoeien de rozen, dweilen de gangen, nemen al het stof van de wereld af en schudden haar kussen op telkens als het opgeschud moet worden. Terwijl zij slaapt. Weet u wat vrede is?’ Ik geef geen antwoord. Natuurlijk weet ik wat vrede is. ‘Dit is vrede. Dit is de vrede die u komt verstoren. Elke vrede moet blijkbaar worden verstoord. Alsof dat een wet is! Honderd jaar geleden heeft een oude vrouw hier de vorige vrede verstoord. Het was verschrikkelijk. Wij hebben ons met zijn allen tot het uiterste ingespannen om een nieuwe vrede tot stand te brengen. Die vrede is er. Een vrede van rust en stilte en het ontbreken van verdriet.’ Ik laat mijn hoofd zakken. ‘Wat wilt u?’ vraag ik. ‘Dat u weggaat. Dat u niet gelooft in sprookjes en er niet aan meedoet.’ ‘En Doornroosje dan?’ ‘Die slaapt en zal blijven slapen.’ Oude verweerde lakeien. Hoe kan ik hun ongelijk bewijzen? P. 5 januari Doornroosje, Een oude vrouw kwam vandaag naast me zitten. Het was aan de rand van een weiland. Ze vertelde over vroeger, langgeleden, toen zij nog een meisje was. Het was stil in de wereld, toen. Maar er heerste wel een vreemd soort boosheid. Ze herinnerde zich dat goed. Ze vertelde dat er overal meisjes door kwaadaardige oude vrouwen werden vergiftigd en omkwamen. Sommige meisjes sliepen nog een dag en stierven dan. Andere een maand of een jaar. Maar ze gingen allemaal dood. De oude vrouwen zagen er vriendelijk uit. Soms waren ze vermomd als ezels of kikkers. Angst woekerde als onkruid dat niet kan vergaan. De moeder van de oude vrouw die me dit vertelde had haar dochter in een kast gestopt, telkens als ze vreemde voetstappen hoorde of als ze hoorde balken of kwaken, en liet haar nooit naar buiten gaan. ‘Ik heb geen dochter...’ had haar moeder gezegd en ze had vurig gewenst dat ze de waarheid sprak. Heel langzaam was de boosheid uit de wereld verdwenen. Toen haar moeder stierf (haar vader had ze nooit gekend) was de dochter voor het eerst buitenshuis gekomen. Ze had een oude man ontmoet. Ze was te oud geweest om nog kinderen te krijgen. Ze zuchtte. ‘Misschien,’ zei ze, ‘slaapt er ergens nog een van ons, uit die tijd. Ik weet het niet.’ Ze legde haar handen in haar schoot. Ik zweeg over jou. P.

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.