Gemeentefinanciën : Verlenging belastingreglement op onbebouwde bouwpercelen Openbare zitting De Raad, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; Gelet op het Gemeenteraadsbesluit dd.07/11/97 houdende verlenging en aanpassing belastingreglement op de niet-bebouwde percelen in een niet-vervallen verkaveling; Gelet op het gemeenteraadsbesluit dd. 28/01/1998 houdende aanpassing van dit reglement; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 27/08/1999 houdende aanpassing van dit reglement; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 21/12/2000 houdende aanpassing en verlenging van dit reglement; Gelet op de gemeenteraadsbesluiten van 27/04/2001 en 29/11/2001 houdende aanpassing van dit reglement; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 28/11/2006 houdende aanpassing en verlenging van dit reglement; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 22/12/2011 houdende aanpassing en verlenging van het belastingreglement op de niet-bebouwde percelen gelegen in een goedgekeurde niet vervallen verkaveling; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 24/01/2013 houdende vaststelling belastingreglement op onbebouwde bouwpercelen; Overwegende dat het wenselijk is dat de voor bebouwing bestemde kavels en bouwgronden in de gemeente op de markt worden gebracht om zodoende aan de woonbehoefte binnen de gemeente te voldoen; Overwegende dat het wenselijk is de eigenaars van onbebouwde percelen ongeacht of het gaat om onbebouwde bouwgronden of onbebouwde kavels binnen een verkaveling op gelijke voet te belasten; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op Omzendbrief BB 2008/07 van 18 juli 2008 met betrekking tot het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op het gemeentedecreet en het decreet lokaal bestuur; Gelet op de artikelen 7 tot 9 van de Programmawet van 20 juli 2006; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat het gelet op het financieel meerjarenplan noodzakelijk is de belasting op onbebouwde bouwpercelen te behouden om het budget ook voor de volgende jaren in evenwicht te houden; Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen; Besluit: Het belastingreglement op onbebouwde bouwpercelen zoals vastgesteld bij besluit van 24/01/2013 te verlengen als volgt : Art.2 : Voor een termijn te rekenen vanaf 01/01/2019 tot en met 31/12/2025 wordt een belasting geheven op onbebouwde bouwpercelen. Art.3 : Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1e Bouwgronden : gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg in de zin van artikel 4.3.5, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en gelegen zijn in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt blijkens een principiële beslissing of op grond van artikel 5.6.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 2e Kavels : de in een verkavelingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen 3e Bouwpercelen : bouwgronden en kavels zoals gedefinieerd in 1e en 2e van dit artikel 4e Onbebouwd : beantwoordend aan de criteria voor opname in het register van onbebouwde percelen, gesteld bij en krachtens artikel 5.6.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 5e Oppervlakte van het bouwperceel : de oppervlakte van de kavel zoals vermeld in de verkavelingsvergunning of de oppervlakte van de bouwgrond zoals kadastraal bekend 6e Voorts gelden voor toepassing van dit reglement de definities opgenomen in artikel 1.2. van het Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid van 27/03/2009 Art.4 : Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 0,35 euro per vierkante meter oppervlakte van het bouwperceel, evenwel met een minimale aanslag van 350 euro per bouwperceel. Art.5 : De belasting bezwaart het eigendom. De belasting verschuldigd hetzij door de eigenaar op 01 januari van het aanslagjaar, hetzij door de erfpachter of opstalhouder en subsidiair door de eigenaar. Art.6 : Van de belasting zijn vrijgesteld : 1° De natuurlijke en rechtspersonen die eigenaar zijn van één enkel onbebouwd bouwperceel bij uitsluiting van enig ander onroerend goed gelegen in België of in het buitenland. Deze vrijstelling geldt slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. 2° De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen erkende sociale huisvestingsmaatschappijen. 3° De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning geen werken omvat, gedurende één jaar volgend op het jaar waarin de verkavelingsvergunning werd toegekend. 4° De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning werken omvat, gedurende één jaar volgend op het jaar van uitgifte van het attest vermeld in artikel 4.2.16 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Wanneer de verwezenlijking van de verkaveling in fasen wordt vergund, zijn de bepalingen van dit artikel mutatis mutandis op de delen van elke fase van toepassing. 5° De ouders met kinderen die al dan niet ten laste zijn, beperkt tot één onbebouwd bouwperceel per kind. Deze vrijstelling wordt toegekend op voorwaarde dat het kind op 1 januari van het heffingsjaar voldoet aan alle hiernavolgende voorwaarden : 1) Het heeft de leeftijd van dertig jaar nog niet bereikt; 2) Het heeft nog geen onbebouwd bouwperceel of woning in volle eigendom, alleen of met de persoon met wie het gehuwd is of wettelijk of feitelijk samenwoont. 3) Er werd voor het kind nog geen belastingvrijstelling toegekend voor een ander bouwperceel Deze vrijstelling geldt slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het bouwperceel. 6° De eigenaars met betrekking tot de bouwpercelen die in het aanslagjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd : a) Ingevolge hun inrichting als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden; b) ingevolge een bouwverbod of enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt; 7° De eigenaars-bewoners van een hoofdverblijfplaats die één of meerdere aanpalende bouwpercelen aan deze woning onbebouwd laten liggen. Als aanpalend bouwperceel wordt beschouwd, het bouwperceel dat minstens met één zijde aan het bebouwde eigendom grenst. De vrijstelling is beperkt tot het grootste aanpalend bouwperceel. 8° De eigenaars van onbebouwde bouwpercelen die een stedenbouwkundige vergunning hebben bekomen gedurende de laatste zes maanden van het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Deze vrijstelling geldt voor één jaar volgend op het jaar waarin de stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd. Deze vrijstelling kan door een eigenaar van een bouwperceel slechts één maal ingeroepen worden. 9° De eigenaars met betrekking tot de onbebouwde bouwpercelen waarvan ze pas in de loop van het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar eigenaar zijn geworden Art.7 : De bouwpercelen waarop, ingevolge een stedenbouwkundige vergunning, de oprichting van een voor woning bestemd gebouw is aangevat vóór 1 januari van het aanslagjaar en waarvan de afwerking een normaal verloop kent, worden als bebouwde bouwpercelen beschouwd. Art.8 : De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Art.9 : Het belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het College van Burgemeester en Schepenen. Art.10 : De belasting is eisbaar na ontvangst door de financieel directeur van het uitvoerbaar kohier. Zij is betaalbaar binnen de twee maand volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Art.11 : De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen de aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen van Waasmunster. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend , ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden dient dit uitdrukkelijk in zijn bezwaarschrift te vragen. Art.12 : Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen vermeld in artikel 9,§5 van het decreet kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent. Artikelen 1385 decies en 1385 undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing . De vormen, de termijnen en de rechtspleging voor de bevoegde rechtbanken en hoven worden geregeld zoals inzake rijksinkomstenbelastingen en gelden voor alle betrokken partijen. Art.13 : De bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4 en 6 tot en met 9 bis, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek zijn van toepassing op deze belasting, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art.14 : Verwijl- en moratoriumintresten zijn toepasselijk zoals inzake directe rijksbelastingen. Art.15 : In het kader van het algemeen administratief toezicht zal een afschrift van dit besluit worden overgemaakt aan de heer Gouverneur en zal een beknopte omschrijving van dit besluit worden opgenomen in de meldingslijst aan dhr. Gouverneur.