Behandelprotocol voor autonomie- versterkende interventie Marrie Bekker Mary Ann van Helsdingen Liesbeth Rutten Brenda Kouwenhoven Behandelprotocol voor autonomieversterkende interventie Marrie Bekker Mary Ann van Helsdingen Liesbeth Rutten Brenda Kouwenhoven Behandelprotocol voor autonomieversterkende interventie ISBN 978-90-368-1061-6 ISBN 978-90-368-1062-3 (eBook) DOI 10.1007/978-90-368-1062-3 © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. NUR 777 Basisontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Scientific Publishing Services (P) Ltd., Chennai, India Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl V Voorwoord Met groot plezier introduceren wij bij u het Behandelprotocol voor autonomieverster- kende interventies. Wij zijn dankbaar en trots dat we dit protocol wereldkundig mogen en kunnen maken! Autonomieversterkende interventies in de vorm van zogenaamde ‘autonomiegroepen’ kennen een lange traditie in ons land. Voortgekomen uit de vrouwenhulpverlening werd deze therapievorm al snel onderdeel van het reguliere aanbod van instellingen voor gees- telijke gezondheidszorg. Zowel therapeuten als cliënten waren erg enthousiast over de uitgangspunten, aanpak en effectiviteit. Er ontstond een grote evidencebased practice. Enkele decennia later werd de norm van evidencebased practice steeds belangrijker. De autonomiegroepen, waaraan inmiddels ook mannelijke cliënten deelnamen, waren echter tot dan toe nog geen onderwerp van wetenschappelijk onderzoek geweest. Met de conceptuele, theoretische en empirische onderbouwing van de relatie tussen autonomie(problemen), sekse, en psychopathologie en geestelijke gezondheid is een stevige basis verschaft aan de autonomiegerichte interventies. De ontwikkeling van het gender-sensitieve begrip autonomie-gehechtheid maakte het mogelijk om de autonomie van mannen en van vrouwen te begrijpen en te meten. Dit laatste gebeurt met het, even- eens gender-sensitieve, nu bij BSL uitgegeven meetinstrument AGS-30. Voor de AGS-30 zijn ook normscores ontwikkeld, die gedeeltelijk verschillen voor mannen en vrouwen. Met behulp van de AGS-30 zijn inmiddels in tal van studies relaties aangetoond tussen autonomieproblemen en zeer vele, verschillende vormen van psychopathologie alsook mildere vormen van onwelbevinden, zoals werkstress en werk-thuisinterferentie. De therapeutische aanpak in de autonomiegroepen is nu voor het eerst grondig gedo- cumenteerd. Uit de mond van tal van experts op het gebied van deze autonomiegerichte groepsinterventies tekenden twee masterstudentes klinische psychologie, Joska van Hou- ten en Janneke Vossen, de opzet en werkwijzen op. Tot dan toe was de aanpak alleen mondeling en via ontelbaar vaak gekopieerde blaadjes informatie uitgewisseld. De opzet en werkwijzen zoals uiteengezet door de diverse experts uit het land, bleken in verbazend grote mate overeen te stemmen! Op basis van het protocol werden vervolgens verschil- lende pilotstudies verricht naar de effectiviteit van autonomiegroepen, en recentelijk werd de eerste gerandomiseerde studie afgerond. Dankzij AGS-30 en het protocol kan nu het nodige vervolgonderzoek worden gedaan. Maar niet alleen onderzoek naar autonomie profiteert van de beschikbaarheid van het autonomieprotocol en de AGS-30. Met name ook de praktijk van de ggz en aan de ggz-ge- relateerde vormen van hulpverlening, zoals de bedrijfsgeneeskunde en de eerstelijnspsy- chologie, hebben baat bij de steun en handreikingen die het protocol biedt bij het opzetten en uitvoeren van autonomiegerichte interventies. Via RINO-cursussen kan men zich de VI Voorwoord laatste jaren verder scholen in de achtergronden en toepassing van deze interventies, en in de bijbehorende diagnostiek van autonomieproblemen alsook evaluatie van behandel- effecten met behulp van de AGS-30. Onze rol in dit geheel is als volgt. Brenda Kouwenhoven is een doorgewinterde expert-the- rapeute op het gebied van autonomiegerichte interventies. Zij heeft deze therapievorm gedurende haar lange loopbaan medeontwikkeld en uitgevoerd. Uiteraard behoorde zij tot de experts die zijn geïnterviewd ter ontwikkeling van het voorliggende protocol. De laatste jaren is zij daarnaast actief in de na- en bijscholing van ggz-professionals op dit gebied. Ook Mary Ann van Helsdingen heeft veel ervaring met autonomiegroepen, vooral met cultuurdiverse groepen in Amsterdam-West. Zij is als RINO-docent werkzaam geweest op het gebied van autonomiegerichte interventies. Beiden hebben meegeschreven aan, en meegedacht over het voorliggende protocol en hebben geparticipeerd in het onderzoek naar de effectiviteit van autonomiegroepen. Liesbeth Rutten heeft als voormalige junioronderzoeker ook meegewerkt aan verdere uitwerking van het protocol, en zij heeft de voornoemde eerste gerandomiseerde studie naar de effecten van autonomiegroepen bij angststoornissen in praktische zin uitgevoerd. Marrie Bekker heeft in haar universitaire werk, sinds 2007 als hoogleraar klinische psy- chologie aan de Universiteit van Tilburg, gewerkt aan de conceptuele, theoretische en onderzoeksmatige ontwikkeling van het begrip autonomie(-gehechtheid). Zij begon daarmee tijdens haar promotieonderzoek, dat zij in 1991 afrondde. Zij heeft vele studies verricht en gesuperviseerd op het gebied van autonomie(-gehechtheid), sekse en psycho- pathologie, dat nog steeds haar belangrijkste onderzoeksdomein is. Eveneens onder haar supervisie vond de voornoemde documentatie van het protocol voor autonomieverster- kende interventies plaats. Zij ontwikkelde ook de Autonomielijst, die zij samen met col- lega Marcel van Assen inkortte, vereenvoudigde en verder psychometrisch onderzocht. Verder is ook Marrie Bekker als RINO-docent actief in bij- en nascholing op het gebied van autonomiegerichte interventies. Met het voorgaande overzicht van de geschiedenis van de autonomiegerichte (groeps) interventies hebben wij hopelijk duidelijk gemaakt dat deze al decennia oud zijn. Daarin hebben behalve de vier auteurs van dit protocol, ook zeer vele anderen een prominente rol gespeeld. Ten eerste zijn dat de feministische hulpverleners die destijds de pioniers waren van de autonomiegroepen; zij hebben de belangrijke aanzet gegeven. Hiertoe beho- ren ook degenen die de autonomiegroepen verder hebben ontwikkeld en voortgezet. Tot deze grote groep gedreven therapeuten behoren Tofi Karim, Cora Versteeg, Ilonka Boomsma, Eveline Huiskens, Ireen Vrielink, Tine Rijlaarsdam en vele, vele anderen. Zij zijn daarbij impliciet en expliciet ondersteund door belangrijke theoretici en auteurs, zoals Baker-Miller, Chodorow enzovoort. VII Voorwoord Veel dank zijn wij verschuldigd aan de masterstudenten en promovendi die aan voor- noemd onderzoek naar autonomie-gehechtheid, autonomiegerichte interventie, psycho- pathologie en sekse hebben meegewerkt, zoals Janneke Vossen en Joska van Houten, Alma Roos, Ursula Belt, Nathan Bachrach, en zeer, zeer vele anderen. Ook willen wij de vele cliënten hartelijk bedanken die aan autonomiegroepen hebben deelgenomen, en ook hun ervaringen hebben gedeeld met degenen die de interventie verder ontwikkelden. Hun feedback alsook hun hartenkreten om het voortbestaan van autonomiegroepen zijn van grote betekenis geweest. Autonomiegroepen zijn een rijke, traditievolle, goed doordachte, respectvolle, veelomvat- tende, door groeiende evidentie ondersteunde vorm van therapie voor tal van stoornissen en problemen. Wij zijn erg blij aan de verdere ontwikkeling te hebben kunnen bijdragen door uitgave van het voorliggende protocol. Wij hopen dat u het met veel plezier en succes zult toepassen! Marrie Bekker Mary Ann van Helsdingen Liesbeth Rutten Brenda Kouwenhoven Inhoud 1 Inleiding ..............................................................................1 1.1 Autonomie en psychische klachten .....................................................2 1.2 Doel van de interventie ................................................................2 2 Autonomie-gehechtheid – theoretische achtergrond en empirische b evindingen ..........................................................................3 2.1 Autonomie-gehechtheid ...............................................................4 2.2 Relaties met andere begrippen .........................................................6 2.3 Relatie met de persoonlijkheid .........................................................7 2.4 Relatie met psychopathologie en (on)welbevinden .....................................8 2.5 Relatie met andere vormen van onderliggende problematiek ..........................8 3 Autonomiegroepen: achtergrond, (contra-)indicaties, opzet, benadering en inhoud per sessie ....................................................................9 3.1 Achtergrond ..........................................................................10 3.2 Autonomiegroepen: Voor wie? Indicatoren en contra-indicaties .......................11 3.3 Opzet autonomiegroepen .............................................................12 3.4 Het protocol in het algemeen .........................................................12 3.5 De bijeenkomsten .....................................................................13 3.6 Kennismakingsgesprek ...............................................................14 3.7 Gedetailleerd overzicht per bijeenkomst ..............................................16 3.8 Protocoluitwerking ....................................................................21 4 Bijeenkomst 1 .......................................................................23 5 Bijeenkomst 2 .......................................................................29 6 Bijeenkomst 3 .......................................................................33 7 Bijeenkomst 4 .......................................................................37 8 Bijeenkomst 5 .......................................................................41 9 Bijeenkomst 6 .......................................................................45 10 Bijeenkomst 7 .......................................................................49 11 Bijeenkomst 8 .......................................................................51 12 Bijeenkomst 9 .......................................................................55 IX Inhoud 13 Bijeenkomst 10 .....................................................................61 14 Bijeenkomst 11 .....................................................................65 15 Bijeenkomst 12 .....................................................................69 16 Bijeenkomst 13 .....................................................................73 17 Bijeenkomst 14 .....................................................................75 18 Bijeenkomst 15 .....................................................................77 Bijlagen ..............................................................................79 Bijlage 1 Dagboek voor het bijhouden van gedachten ....................................80 Bijlage 2 Terugvalpreventieprotocol .....................................................81 Bijlage 3 Roos van Leary ................................................................84 Literatuur ..............................................................................87 XI Over de auteurs Mevrouw Prof. Dr. Marrie Bekker is fulltime hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit van Tilburg (UvT). Zij is tevens werkzaam als gz-psycholoog, meer specifiek als behandelaar van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen bij GGZ inGeest te Amsterdam. Aan de UvT leidt zij het onderzoeksprogramma Hechting, Emotieregulatie en Psychopathologie. Mw. Bekker is tevens docent bij de RINO NH van de cursus Autonomiegerichte behandeling bij angst en depressie. Mevrouw Drs. Mary Ann van Helsdingen is gz-psycholoog en psychotherapeut, en supervisor gedrags- en schematherapie. Zij werkt bij GGZ inGeest polikliniek Amsterdam bij de academische zorglijn angst en dwang, waar zij zowel individuele als groepstherapie geeft bij angstklachten en persoonlijkheidsproblematiek. Zij heeft vele jaren ervaring in het geven van autonomiegroepen bij een ambulant wijkteam in Amsterdam-West, met speciale aandacht voor cultuurdiverse groepen. Ook participeerde zij in onderzoek naar de effectiviteit van autonomiegroepen volgens het protocol dat in dit boek beschreven staat. Mevrouw Drs. Brenda Kouwenhoven is werkzaam als klinisch psycholoog-psychotherapeut bij het Gezondheidscentrum Wantveld in Noordwijk en in een eigen praktijk. Kouwenhoven is docent bij de RINO NH van de cursus Autonomiegericht behandeling bij angst en depressie. Voorheen werkte Kouwenhoven onder meer bij GGZ inGeest te Haarlem, waar zij zich specialiseerde in de behandeling van posttraumatische stressstoornis en eetstoornissen. Autonomiegerichte interventies zijn steeds leidend (geweest) bij haar behandelingen. Mevrouw Drs. Liesbeth Rutten is momenteel werkzaam als gz-psycholoog in opleiding op de polikliniek van Scelta, expertisecentrum voor persoonlijkheidsproblematiek, onderdeel van GGNet. Ze was hiervoor als junior onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Tilburg (UvT). Hier heeft zij binnen het onderzoeksprogramma Hechting, Emotieregulatie en Psychopathologie onderzoek gedaan naar autonomie(groepen).