ebook img

Arie Roos Als Reserve PDF

176 Pages·2010·0.65 MB·German
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Arie Roos Als Reserve

ARIE ROSE ALS RESERVE-ACTEUR BOB EVERS door PETER DE ZWAAN Omslag Bert Zeijlstra 1e druk De Eekhoorn Copyright © 2000 bij Uitgeverij De Eekhoorn B.V., OudBeijerland CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Zwaan, Peter de Arie Rose als reserve-acteur / Peter de Zwaan Bob Evers-serie; BE 47 Internet: www.eekhoorn.com Vormgeving: Bureau Maes & Zeijlstra, Oosterbeek ISBN 90 6056 641 6 / NUGI 220 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Een filmklus voor Arie Roos ‘Snap je dat nou?’ vroeg Bob Evers en hij wees naar de menigte die door Bourbon Street slenterde. ‘Snap je die uil van een Jan nou? Hebben we een hotel aan de rand van het French Quarter, de beroemdste wijk van New Orleans, en dan blijft hij in zijn kamer zitten priegelen op een geleende computer.’ Arie Roos schurkte een schouder tegen de muur van een van de tientallen cafés die Bourbon Street rijk is en streek langs zijn voorhoofd. ‘Hij heeft het in elk geval koeler dan wij. Hoe warm is het hier? Graad of dertig?’ Bob keek automatisch op zijn horloge. ‘Over een paar uur koelt het wel af. Niet veel waarschijnlijk, echt koud wordt het in dit oord blijkbaar niet, maar hopelijk genoeg om het uit te houden. Kom nou mee, dan lopen we deze straat af tot we weten waar de beste bands spelen.’ Arie keek naar de honderden toeristen die door de nauwe straat schuifelden. ‘Gaan die allemaal naar een dixielandband?’ ‘Of een bluesband, of een jazzrockband, of een winkel waar ze T-shirts verkopen en kopjes met het opschrift Nawlins. Wat kan het je schelen waar ze naartoe gaan? Ik wil muziek.’ Arie gaf een ruk met zijn hoofd. ‘Uit elk gat in elke muur komt muziek. Nawlins, wat is Nawlins?’ Bob grinnikte. ‘Zo spreken ze hier de naam New Orleans uit, dikke. Zeg, heb jij ook zo’n dorst?’ Arie loosde een zucht die een wervelstorm van miniformaat veroorzaakte. ‘Nou zeg,’ zei een vrouw, ‘waar komt die wind ineens vandaan?’ ‘Van een knoflookfabriek,’ zei een man met een zuur gezicht. ‘Loop maar gauw door. Ik zei toch dat het zou stinken in die smalle straten?’ ‘Dorst,’ zei Arie die het stel nakeek, ‘is niet het woord dat van toepassing is. Het ‘Dorst,’ zei Arie die het stel nakeek, ‘is niet het woord dat van toepassing is. Het is iets meer dan dat. Honger heb ik ook, maar de dorst wint het met een straatlengte. Houd me vast als ik in de buurt van cola kom, want ik sta niet voor de gevolgen in.’ Bob wees naar een soortement uitsparing in een muur die vol zat met gaten in plaats van ramen. Aan de linkerkant van de uitsparing klonk cajunmuziek, aan de rechter iets wat op bluegrass leek. ‘Je treft het. Volgens mij is daar een loket waar je drinken kunt bestellen.’ Arie gaf een knor en roeide zich door de stroom toeristen. ‘Cola,’ zei hij. ‘Veel cola. Liters.’ De man achter het loket keek hem onbewogen aan, hief een hand en maakte een beweging met de duim. ‘Moetje daar zijn,’ zei hij, met de duim naar links wijzend. ‘Of daar.’ De duim zwiepte naar rechts. ‘Hier kun je alleen hurricanes krijgen.’ De duim maakte een snelle beweging en het topje wees nu naar de borst van de man die sprak zonder dat zijn gezicht leek te bewegen. ‘Lenige duim,’ zei Arie. ‘Ik weet niet wat hurricanes zijn, maar ik wil er drie. Een voor mijn vriendje Bob en twee voor mezelf. Dat is om de ergste dorst te lessen. Waarschijnlijk kom ik met een nabestelling van een liter of vier.’ De man keek Arie strak aan, haalde bijna onmerkbaar zijn schouders op en pakte een metalen beker van een paar decimeter lengte. Arie keek toe hoe de man er iets oranjeroods ingooide en het stroperige spul aanlengde met limonade en iets onbestemds uit een fles waarvan het etiket ontbrak. Naast hem maakte Bob sputtergeluiden. ‘Loop je over Bobbie?’ vroeg Arie die elke beweging van de man volgde. ‘Weet jij watje hebt besteld, nijlpaard?’ ‘Iets lekkers,’ zei Arie. ‘Iets sterks,’ zei Bob. ‘Een hurricane is het drankje van New Orleans. De plaatselijke specialiteit, zogezegd. Vooral aanbevolen bij toeristen, zegt je dat iets?’ ‘Het zegt me dat het maar goed is dat we Jan niet bij ons hebben, want het zal wel duur zijn.’ ‘En sterk,’ zei Bob. ‘Vooral sterk. Drink er iets te veel van en je maakt een radslag zonder je handen te gebruiken, zeker als je er niet grondig voor zorgt dat radslag zonder je handen te gebruiken, zeker als je er niet grondig voor zorgt dat er eerst een solide voedselbodem in je maag ligt.’ Arie keek naar de drie bekers die voor hem neer werden gezet en legde een biljet van twintig dollar op de smalle toonbank. ‘Zolang ik hier nog wat van terugkrijg valt het met de prijs wel mee. Ik heb dorst genoeg om salpeterzuur te drinken, gegarneerd met een toefje peterselie. Voor voedsel zorg ik zodra we op een plaats komen waar ze iets eetbaars verstrekken. In Bourbon Street zijn ze daar niet zo goed in, krijg ik de indruk.’ Hij veegde de munten die de man naast de bekers legde met een achteloos gebaar bij elkaar, haalde het rietje uit de meest rechtse beker en dronk de hurricane op zonder tussentijds zelfs maar adem te halen. De man bewoog nog steeds geen spier te veel, maar kreeg wel iets van bewondering in zijn ogen. ‘Doet hij dat vaker?’ vroeg hij. ‘Niet met hurricanes,’ zei Bob. ‘Hou hem dan maar goed in de gaten,’ zei de man. ‘Er zijn nogal wat zakkenrollers in deze buurt.’ Bob pakte de twee volle bekers en gaf Arie een zet. ‘Wegwezen, jij. Straks drinken we iets dat vrij is van alcohol. Ik weet precies hoe het gaat met dit soort drankjes. Eerst denk je: wat lekker. Daarna: ik lust er nog wel drie. Maar als je een slok te veel neemt dan gaan je oogballen draaien en zakt je maag naar je bekkenbodem, zeker als het warm is.’ ‘Lijkt me stug,’ zei Arie. Hij stak een hand uit, viste een beker uit Bobs hand en slurpte een slok door het rietje. Bob maakte een grijperige beweging, haalde zijn schouders op en gromde iets dat leek op ‘eigenwijze rolronde zeekoe’. ‘Zelf weten,’ zei hij vervolgens hardop. ‘Heus wel, mij gebeurt niets,’ zei Arie. ‘Wat zijn ze daarginds aan het doen? Filmen?’ Dat waren ze inderdaad en als Arie het effect van twee hurricanes op een vrijwel lege maag niet had onderschat, dan zou de rest van de dag ietwat minder bizar zijn verlopen dan ze nu deed. En de dagen die volgden eveneens. Arie verkeerde echter in een prettige onwetendheid en zuigend door het rietje Arie verkeerde echter in een prettige onwetendheid en zuigend door het rietje wandelde hij op zijn gemak naar de opstopping die werd veroorzaakt door een filmploeg. Elke stap die hij zette bracht hem dichter bij verwikkelingen die lange tijd volkomen onoverzienbaar zouden blijken. De filmploeg was een stuk minder indrukwekkend dan ze van een afstand had geleken, zag Bob al snel. In feite was het een filmploegje waaromheen zich tientallen toeristen verdrongen die reikhalzend uitzagen naar actie. Die actie beperkte zich voorlopig tot een meisje dat boven het geluid van een dixielandorkest probeerde uit te schreeuwen en af en toe boos naar een balkon keek waarop zich een man met een camera bevond en iemand die met zijn handen om zijn mond gevouwen iets leek terug te brullen. ‘Heb jij enig idee wat ze duidelijk wil maken?’ vroeg Arie die zijn aandacht verdeelde tussen het meisje en zijn beker waar nog een halve centimeter hurricane in zat. Bob hield zijn hoofd scheef en luisterde naar de dixielandgeluiden die door de straat vloeiden. Een zesmans orkest stond tegen de achterwand van een café dat geen voorpui bezat en de stenen achtermuur kaatste de geluiden licht vervormd in de richting van Bourbon Street. ‘Muskrat Ramble,’ zei hij. ‘Slobber niet zo.’ Arie onttrok de laatste pruttelgeluiden aan zijn beker. ‘Wat?’ ‘Ik zei: pruttel niet zo. Daarbinnen spelen ze Muskrat Ramble, dat is niet het beste stuk muziek om bovenuit te schreeuwen. Zo te zien is dat meisje bezig aan een verloren strijd.’ ‘Je bedoelt dat niemand luistert.’ ‘Die vent op dat balkon daar luistert wel degelijk, maar niemand zonder een vijfenvijftigvoudig versterkte misthoorn ziet kans om boven de helse geluiden in deze straat uit te komen. Ze kan beter signalen met vlaggen geven, zoals ze dat vroeger op schepen deden.’ ‘Wat doen die kerels met die malle hoeden in haar buurt?’ Bob keek naar een groep mannen die witgeverfde strohoeden droegen die waren afgezet met een rood lint. Ze stonden in een halve cirkel achter het meisje en keken beurtelings naar haar en naar het balkon. Bob trok Arie een paar meter naar achteren en boog zich naar een van zijn oren. ‘Ik gok erop dat ze een soort scriptgirl is, of een assistente, zoiets. Ze probeert een gesprek te voeren met de cameraman op het balkon of met de vent die ernaast staat, maar dat lukt natuurlijk nooit.’ ‘Niet als zij beneden blijft en de andere twee op dat balkon. Mooi balkon ‘Niet als zij beneden blijft en de andere twee op dat balkon. Mooi balkon overigens, net zoals je ze in Frankrijk ziet.’ Bob keek Arie onderzoekend aan. ‘Waarom denk je dat het hier het French Quarter heet, de Franse wijk? Omdat de huizen in deze buurt lijken op de woningen in Beloedjistan? Heel New Orleans was vroeger Frans, denk je daar even aan.’ ‘O,’ zei Arie dul. ‘Juist, ja, dat verklaart iets.’ ‘Het verklaart dat jij te veel hurricanes op hebt,’ zei Bob droog. ‘In je gewone doen ben je zo traag niet. Ho wacht, op het balkon is een nieuwe serie gebaren losgebarsten.’ Arie keek omhoog en voelde zich rood worden. ‘Wijst die vent naar ons, of verbeeld ik me dat?’ Bob keek snel om zich heen. ‘Naar jou, lijkt me.’ Arie keek verbijsterd naar het balkon waar de man die naast de cameraman had gestaan wilde bewegingen maakte. Hij hing over de ijzeren balustrade en wees van het meisje naar Arie. ‘Wat moet die vent van mij?’ ‘Een handtekening? Een sproet? Een bos van je peenhaar?’ Arie zag de gezichten van de mannen met de strohoeden een voor een in zijn richting draaien. ‘Zonder dollen, Bob. Heb ik iets over me waarvan ik de draagwijdte niet overzie?’ ‘We zullen het snel weten,’ zei Bob. ‘Daar komt het meisje al.’ Het meisje leek elke meter die ze dichterbij kwam een jaar ouder te worden en toen ze op een pas afstand bleef staan schatte Arie haar op een jaar of dertig. Ze verspilde geen tijd met formaliteiten en uitweidingen. ‘Ik ben Jane,’ zei ze. Jane Nash. Ik ben scriptgirl en we zijn bezig met filmopnamen. Hoe het komt leg ik later wel uit, maar we hebben iemand nodig met rood haar, iemand die een beetje gezet is.’ Ze priemde met een vinger naar Arie. ‘Jij hebt precies het goede postuur, wil je figureren in onze film?’ Arie deed zijn mond open, maar voor hij iets kon zeggen greep de vrouw hem bij zijn arm. ‘Het duurt niet lang. Kom maar mee, dan zoek ik een hoed voor je.’ Nog maanden later beweerde Bob dat hij Arie nimmer zo dom had zien kijken als op dat ogenblik en dat het absoluut de eerste keer was dat Arie niet in staat als op dat ogenblik en dat het absoluut de eerste keer was dat Arie niet in staat bleek om ook maar één zinnig woord uit te brengen. ‘Hij ging gewoon mee,’ aldus Bob. ‘Hij sjokte achter die dame Nash aan als een aangelijnde schoothond en voor hij besefte wat er gebeurde stond hij midden in Bourbon Street met een strohoed op zijn kop. Het bezopene was dat hij was uitgekozen omdat hij rood haar had, maar dat door de hoed geen millimeter van dat haar te zien was. Van zijn sproeten evenmin, want de camera stond op het balkon en filmde de bovenkant van de hoed, het rode lint en hooguit een stuk Roos-buik of Roos-achterwerk. Nou bezit Arie natuurlijk een formidabel achterwerk, eentje waar veel aan te filmen valt, maar een daverend filmdebuut kun je er moeilijk aan ontlenen.’ De jongeheer Roos gaf later - veel later - een enkele keer toe dat mogelijk het te snel nuttigen van twee hurricanes een gering rolletje had gespeeld bij het accepteren van zijn filmaandeel, maar hij beweerde nog veel vaker dat scriptgirl Jane Nash gewoon een geniaal oog had getoond voor mensen met acteurskwaliteiten. Voor zijn eerste schreden in het filmvak had Arie overigens niet heel veel kwaliteiten nodig. Alles wat hij te doen had was door Bourbon Street lopen met de stoet gestrohoede mannen achter zich aan. Hij liep prachtig, dat wel. Heel rechtop, en secuur rechtuit, zonder ook maar een keer te slingeren. Om onduidelijke redenen moest hij zeven keer langs hetzelfde blok huizen lopen voordat er vanaf het balkon het teken kwam dat de opname was gelukt. ‘Wat heb ik nu precies lopen doen?’ vroeg Arie aan Jane Nash toen de groep mannen uiteen viel en hij met de scriptgirl achterbleef onder het balkon waarop de cameraman bezig was zijn materiaal in te pakken. ‘Je hebt ons geweldig uit de brand geholpen,’ zei Jane. ‘We wilden een soort optocht door deze straat onder leiding van een acteur met een dikke buik. De acteur is niet komen opdagen. Daarom stonden we een half uur geleden ook zo druk te doen. Dankzij jou konden we verder.’ ‘Fijn,’ zei Arie. ‘Mag ik vragen waaraan ik precies heb meegewerkt?’ ‘Aan een film over raderboten en toerisme.’ ‘Raderboten?’ Jane keek ongeduldig om zich heen. ‘Waar blijft Millard nou? Millard Fillmore bedoel ik. Hij is de regisseur... Raderboten, ja. Die ken je toch wel?’ Ze deed een bedoel ik. Hij is de regisseur... Raderboten, ja. Die ken je toch wel?’ Ze deed een stap achteruit en keek Arie onderzoekend aan. ‘Jij bent niet van hier. Uit welke staat kom je?’ ‘Uit de staat der Nederlanden,’ zei Arie. ‘Natuurlijk weet ik wat raderboten zijn. Ik heb zelfs ooit een avontuur beleefd op een raderboot. Wat moet je in Bourbon Street als je raderboten wilt filmen? Ik zou erop gokken dat je dan bij de Mississippi moet zijn.’ Jane keek ongeduldig. ‘Waar blijft-ie nou toch? Millard zal het je uitleggen. Blijf even wachten. Loop alsjeblieft niet weg.’ ‘Lierelarelore,’ mompelde Arie, terwijl hij met zorg aan zijn massieve gebilte krabbelde. ‘Ik vraag me af waarom ik een vaag gevoel van onheil over me heb gekregen. Het lijkt me sterk dat het komt omdat er een glorierijke toekomst als acteur aan zit te komen. Als ik verstandig ben ga ik nu en meteen naar een plaats waar ze lekkere muziek hebben en veel cola. Maar ben ik verstandig, dat is de grote vraag.’ Hij keek rond of hij Bob zag, maar kon niet eens de overkant van de straat zien, zoveel mensen liepen er in het late middaguur door Bourbon Street te flaneren. Hij had zich net afgeduwd van de muur waar hij tegen had staan leunen toen Jane terugkwam. In haar kielzog voerde ze een man mee. Het duurde even voor Arie de man zag, want hij was verbazend klein. En mager bovendien. Toen ze tegenover elkaar stonden zag Arie beelden voor zich van het befaamde filmduo Oliver en Hardy, de Dikke en de Dunne, behalve dan dat de Dunne aanzienlijk langer was dan de tengere man tegenover hem. Bovendien was er iets vreemds aan de man, vond Arie, er klopte iets niet met zijn verhoudingen. Zijn hoofd, dat voorzien van was appelwangen en een wit baardje, leek te kloppen met zijn bovenlijf, maar zijn benen waren veel te lang. Arie boog zich een paar decimeter opzij en bekeek de man van hoofd tot schoenen. Veel schoen, zag hij. Opzienbarend veel schoen. Hij boog zich iets verder en zag dat de man hakken droeg van bijna twee decimeter, waardoor zijn totale lengte boven de anderhalve meter uitkwam. ‘Gezien?’ snauwde de man opeens. Arie kreeg een kleur. ‘Ik eh, ikke...’ Jane duwde de man een paar centimeter achteruit en stelde zich schuin voor hem op. ‘Regisseur Millard Fillmore,’ zei ze. ‘Hoe heet jij ook weer?’

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.