ebook img

Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg PDF

109 Pages·2014·7.56 MB·Dutch
by  
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg

Relicta 11 (2014), 163-269 163 Archeologisch onderzoek aan de noordzijde castellum van het Romeinse van Oudenburg: nieuwe inzichten in de lay-out, het verdedigingssysteem en de bewoningsgeschiedenis van het fort Sofi e Vanhoutte1, Wouter Dhaeze2, Anton Ervynck3, An Lentacker4, Johan van Heesch5 & Fran Stroobants6 1 Inleiding hoogte van de noordoosthoek van het castellum is in 2003-2004 De sloop van drie naast elkaar gelegen rijhuizen voor de bouw archeologisch onderzocht naar aanleiding van de plannen voor van een appartementsblok in het stadscentrum van Oudenburg, een huisvestingsproject (fi g. 3). bood in het voorjaar van 2009 de kans om archeologisch onder- zoek uit te voeren op de noordzijde van het Romeinse castellum Het evaluerend onderzoek werd uitgevoerd op 19 januari 2009 (fi g. 1). Omwille van het archeologische belang van de site legde door de gemeente-archeoloog in samenwerking met het Vlaams de Stad Oudenburg aan de bouwheer, B & S Promotions Instituut voor het Onroerend Erfgoed (vanaf 01.07.2011 agent- (Bostoen), op om de slopingswerken door de gemeente-archeo- schap Onroerend Erfgoed). Het verkregen zuidprofi el en het loog te laten begeleiden. grondvlak onder de kelders toonden aan dat de onderliggende Romeinse stratigrafi e nog in situ bewaard was. Na het opschaven De hier besproken site ligt aan de noordoostelijke hoek van de van het niveau dat met de graafmachine was aangelegd, teken- Kapellestraat, ten noordoosten van het stadspark rond de den zich duidelijk Romeinse lagen af, alsook de zuidelijke rand O.L.V.-kerk (fi g. 2). De kelders van de drie woningen (oude toe- van de laat- tot postmiddeleeuwse gracht die ook op de aanpa- stand: Kapellestraat 6, 8 en 107) werden volledig ontmanteld; lende site Jacali was aangetroff en. Aangezien het architecten- enkel de muren langs de zuidzijde (de zijde palend aan de Kapel- bureau koos voor het toepassen van een net van palen voor het lestraat) bleven onaangeroerd. De graafmachine groef tot net funderen van het appartementsgebouw, dreigde een groot deel onder het niveau van de vloer van de kelders (tot een diepte van van dit waardevolle patrimonium vernietigd te worden. Om ca. 2,50 tot 2,25 m onder het niveau van het huidige voetpad: deze resten te documenteren, werd bijgevolg een archeologisch ca. 5,25 tot 5,00 m T.A.W.)8. vervolgonderzoek opgelegd10. Meteen was dit de ideale gelegenheid om de stratigrafi sche Bij de interpretatie van de sporen en structuren op de site Kapel- bevindingen van de opgravingen ter hoogte van de zuidwest- lestraat zijn de gegevens van de ernaast gelegen site Jacali11 en hoek van het castellum (2001-2005: site Oudenburg-Spegelaere) zoveel mogelijk data uit het archief van J. Mertens, meer bepaald te toetsen9. Bovendien paalt de site bijna aan de westelijke rand van zijn opgravingscampagne uit de jaren 1956-5712, meegeno- van het opgravingsterrein Oudenburg-Jacali. Deze site ter men. Dit artikel brengt alle gegevens samen om maximaal 1 Onderzoeker Archeologie, Onroerend Keizerslaan 4, 1000 Brussel. kon voltooid worden in 12 werkdagen (6, 8-9, 14-15, Erfgoed; sofi [email protected]; 6 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van 17, 20-21, 24, 27-30 april 2009). Om de diepere Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. België; studie munten; [email protected]; lagen en structuren te kunnen onderzoeken, werd 2 Gemeente-archeoloog, Stad Oudenburg; Keizerslaan 4, 1000 Brussel. in de loop van de opgravingscampagne bemaling [email protected]; Weststraat 24, 7 Kadastrale gegevens: Afdeling 1, sectie B, gestoken door bvba Johan Bostoen. 8460 Oudenburg. percelen 655h9, 655w8, 655r8. 11 De site kon niet verder uitgewerkt worden 3 Onderzoeker Natuurwetenschappen, 8 De begeleiding van deze afb raak- en graaf- door de toenmalige leidinggevende archeoloog Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; werken vond plaats op 24/11/2008, 28/11/2008 en E. Patrouille. Zij stelde haar opgravingsdossier ter [email protected]; 04/12/2008. De graafwerken gebeurden door beschikking en gaf toestemming de opgravings- Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. bvba Herman Hanssens. gegevens te verwerken en te publiceren. 4 Onderzoeker Natuurwetenschappen, 9 Vanhoutte 2007a. 12 De opgravingsresultaten uit de jaren 1956-57 Onroerend Erfgoed; studie dierlijk bot; 10 B & S Promotions (Bostoen) werd bereid zijn, behalve enkele vermeldingen in gepubliceerde [email protected]; gevonden de fi nanciering voor een kleinschalig nota’s en artikels, nooit in detail gepubliceerd. Koning Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel. vervolgproject op zich te nemen dat in de loop van 5 Penningkabinet, Koninklijke Bibliotheek van april 2009 werd uitgevoerd. Dit terreinwerk door België; studie munten; [email protected]; de Stad in samenwerking met Onroerend Erfgoed 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 163 26/08/14 08:10 164 S. Vanhoutte, W. Dhaeze, A. Ervynck, A. Lentacker, J. van Heesch & F. Stroobants Fig. 1 Luchtfoto van het stadscentrum van Oudenburg met aanduiding van de zandrug in de midden- en laat-Romeinse periode (respectievelijk de onderbroken en volle witte lijn), de locatie van het stenen castellum en van de zuidelijke, midden-Romeinse en westelijke, laat-Romeinse grafvelden. Aan de noordzijde van het castellum bevindt zich de site Oudenburg-Kapellestraat (bron luchtfoto: Stad Oudenburg). Aerial photo of the city center of Oudenburg with localization of the sandy ridge in the middle and late Roman period (respectively the dashed and full white line), indication of the stone castellum and of the southern, mid-Roman and western, late-Roman cemeteries. Th e site Oudenburg-Kapellestraat is situated at the north side of the castellum (source aerial photo: city of Oudenburg). inzicht te krijgen in de noordzijde van het castellum en haar verdedigingssysteem. 2 Overzicht van het archeologisch onderzoek op het castellum Mertens kon in de jaren 1950 op basis van archeologisch onder- zoek aantonen wat al lange tijd door verschillende vorsers werd Kapellestraat vermoed13, namelijk de aanwezigheid van een Romeins castel- lum in het stadscentrum van Oudenburg. In 1956-1957 trok hij de eerste smalle sleuven waarmee hij de contouren van het stenen fDoer t nlookoardlieseliejkrdee t eonre dne vnaono rddew wesetsetleijlkijek he oteoketgoarneng sopnodoerrtz owcehrtd. Mariastraat in 1960 getraceerd. Deze sleuven leverden ook inzicht in de bouwhistoriek van de opeenvolgende verdedigingsgrachten14. 20m Kerkstraat Fig. 2 Situering van de site Kapellestraat op het kadasterplan. 13 Zie Bauwens-Lesenne 1963, 91-94. Localization of the Kapellestraat site on the land registry map. 14 Mertens 1962 en 1977. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 164 26/08/14 08:10 Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg 165 2003-04 Fig. 3 Overzicht van de opgravingscampagnes ter 2008-09 1956-57 hoogte van het Romeinse castellum van Oudenburg. Overview of the excavation Kapellestraat campaigns at the Roman 1956-57 castellum of Oudenburg. 1977 1970 1976 1956-57 Mariastraat 1960 Kerkstraat W eststraat 2001-05 1956-57 0 50m Aanvullend onderzoek vond plaats in 1970 met een paar dwars- verschillende fortperiodes telkens een andere ruimtelijke en sleuven op de westrand van het kamp. Toen in 1976–1977 het functionele invulling te hebben gekend. Tijdens de eerste kamp- gemeentelijk kerkhof rond de O.L.V.-kerk buiten gebruik werd periode in de late 2de eeuw was deze zone bezet door verschil- gesteld, grepen Mertens en zijn team de gelegenheid aan om, lende houten constructies, waarvan minstens één als een contu- nadat de graven waren verwijderd, op zoek te gaan naar resten bernium (onderdeel van een manschapsbarak waar in de regel van de bebouwing intra muros. Op basis van deze campagnes acht soldaten leefden) is herkend. In de tweede periode, in de kwam Mertens tot de conclusie dat Oudenburg een langdurige eerste helft van de 3de eeuw, werd deze hoek van het kamp gedo- militaire bezetting had gekend van het eind van de 2de tot het mineerd door een valetudinarium of militair hospitaal, opge- begin van de 5de eeuw na Chr.15. Hij legde een chronologie van richt in vakwerkbouw en uitgerust met wandschilderingen. Tij- drie opeenvolgende castella vast: twee hout- en aardekampen dens de derde fortperiode, die vermoedelijk rond het midden van (Holz-Erde-Kastell) en één stenen fort. de 3de eeuw te dateren is, werd dit terrein vooral ingepalmd door vrijstaande wooneenheden, terwijl in de buurt ook artisanale Het archeologisch onderzoek door het Instituut voor het activiteiten plaatsvonden. In de vierde fortperiode, rond 260- Archeologisch Patrimonium/Vlaams Instituut voor het Onroe- 280, was de zone een ambachtelijk kwartier met ateliers voor rend Erfgoed (nu agentschap Onroerend Erfgoed) van 2001 tot metaalbewerking. Uit dezelfde tijd dateert het stenen gebouw 2005 op de zuidwesthoek van het castellum (site Spegelaere) dat Mertens opgroef in de noordelijke sector van het fort. Vanaf bood een nieuwe kijk op het bodemarchief van het Oudenburgse het tweede kwart van de 4de eeuw kende het castellum van castellum en verfi jnde de fortchronologie naar een vijfdelige Oudenburg een nieuwe bezetting. Het fort was toen naar alle periodisering: drie hout- en aardekampen en twee stenen waarschijnlijkheid ingeschakeld in de Litus Saxonicum, een castella16. De zuidwestelijke zone van het castellum bleek in de grootschalig verdedigingssysteem langs de Britse en Gallische 15 Mertens 1978; Mertens 1979, 460-463. Zie ook 16 Zie Vanhoutte 2007a, 2007b; Vanhoutte et al. Mertens 1987a en b. 2009. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 165 26/08/14 08:11 166 S. Vanhoutte, W. Dhaeze, A. Ervynck, A. Lentacker, J. van Heesch & F. Stroobants kusten. Tijdens deze vijfde fortperiode domineerde een stenen Westprofiel badgebouw de zuidwestzone. Later in de 4de eeuw werd dit dieper niveau complex opgeheven en stonden hier paarden op stal17. WERKPUT III Oostprofiel Tijdens het onderzoek van de site Spegelaere voerde het instituut ook een noodonderzoek uit op de noordoosthoek van het castel- WERKPUT II lum (2003-2004: site Jacali)18. Op de site Jacali zijn de puin- waaier en het uitbraakspoor van de oostelijke en noordelijke muur getraceerd, alsook de uitgebroken restant van de noord- Westprofiel oostelijke hoektoren. Langs de binnenzijde van het noordelijke uitbraakspoor was de aarden wal nog over een breedte van ca. 2 m in situ bewaard. De rest van de aarden wal is weggesneden door een laat- tot postmiddeleeuwse gracht met een breedte van ca. 11 tot 11,5 m die een west-oost oriëntatie kent en parallel loopt met het uitbraakspoor van de Romeinse verdedigingsmuur. Van WERKPUT I de site Jacali is een selectie sporen en structuren verwerkt en Zuidprofiel geanalyseerd in functie van de hier gepresenteerde interpretatie 0 5m van de site Kapellestraat. Fig. 4 De drie werkputten van de site Oudenburg-Kapellestraat 3 Het onderzoek op de site Kapellestraat met situering van de profi elen. Th e three excavation trenches of the site Oudenburg-Kapellestraat 3.1 Onderzoek, opgravingsstrategie with localization of the trench profi les. en presentatie Het onderzoek gebeurde in drie werkputten (fi g. 4). De beperkte tijd en middelen voor de opgravingscampagne noopten tot een zeer gerichte aanpak. Dit was mogelijk door de inzichten die Romeinse castellum, een tweede werkput aangelegd (WP II). reeds waren verkregen op de site Jacali net ten oosten van de site Voor de positiebepaling van deze werkput vormde het verloop Kapellestraat. van dit uitbraakspoor op de aanpalende site Jacali de basis. Werkput II heeft een onregelmatige rechthoekige vorm met een Werkput I werd al deels aangelegd in functie van het evaluerende verbreed westelijk gedeelte. De lengte bedraagt 11,70 m; de onderzoek (fi g. 5) en werd tijdens het vervolgproject in oostelijke breedte langs de oostelijke zijde is 5,30 m en langs de westelijke richting uitgebreid (op een diepte van ca. 5,25 m T.A.W. of ca. 2 m zijde 9,80 m. Op het eerste grondplan (GP1) is de puinwaaier van onder het huidige voetpadniveau). Deze werkput had een onre- de Romeinse verdedigingsmuur vrijgelegd. Om meer inzicht te gelmatige trapeziumvorm, getrapt aan de noordzijde, met een krijgen in het uitbraakspoor werd de oostelijke helft van WPII lengte van 20,50 m, een breedte van 6,70 m aan de oostzijde en machinaal met ruim 20 cm verdiept. Op dit tweede grondvlak een breedte van 4,90 m aan de westzijde. Het eerste opgravings- kwam een U-vormige uitbraak tevoorschijn. Vervolgens is nog vlak lag aan de westzijde op hetzelfde niveau als het opgravings- een dieper, derde grondplan aangelegd om deze structuur en de vlak van het evaluerende onderzoek en loopt zo van ca. 4,75 tot onderliggende sporen verder te onderzoeken. Dit grondvlak ver- 5,25 m T.A.W in het oosten. In de noordoostelijke hoek diende toont heel wat niveauverschillen die het resultaat zijn van plaat- een beperkt tweede opgravingsvlak aangelegd om een Romeinse selijke uitgravingen en van verschillende coupes die werden haardplaats en zijn positie ten opzichte van de aarden wal te gezet om de onderlinge verbanden te onderzoeken. Door tijds- onderzoeken. Het in situ Romeinse pakket is verder onder de gebrek zijn noodgedwongen immers opeenvolgende opgravings- loep genomen op een dieper, derde opgravingsvlak met een technische handelingen tegelijkertijd uitgevoerd. beperkte oppervlakte. Diepere en grotere opgravingsvlakken leken niet opportuun om meer info te kunnen verzamelen dan Langs de westrand van WP II is over een lengte van 12,46 m een uit het zuidprofi el kon afgeleid worden, namelijk de positie en de 2 m brede derde werkput getrokken (WP III). Doel van deze samenstelling van de aarden wal. Langs dit zuidprofi el werd ver- sleuf was het aanleggen van een profi el dat inzicht gaf in de diept om de volledige stratigrafi e in kaart te brengen, en op twee stratigrafi e van het verdedigingssysteem van de opeenvolgende plaatsen zijn coupes haaks op het zuidprofi el getrokken. Op het castella. Het oorspronkelijke opzet bestond erin deze sleuf door einde van de opgravingscampagne is de kraan nogmaals ingezet te trekken tot aan de achterzijde van het terrein. Uit stabiliteits- om ten zuiden van de laat- tot postmiddeleeuwse gracht de overwegingen voor de gebouwen op de aanpalende percelen en Romeinse aarden wal af te graven op zoek naar oudere sporen. omwille van het inkalvingsgevaar werd beslist hiervan af te zien Dit leverde echter geen bijkomende structuren op. en te opteren voor het uitzetten van een raai van zes boringen. In het centrale deel van het onderzoeksgebied is, ter hoogte van De zone tussen WP I en WP II is niet onderzocht. Daar loopt de het vermoede tracé van het uitbraakspoor van de muur van het laat- tot postmiddeleeuwse gracht die eveneens op de aanpalende 17 Zie voor meer informatie: Vanhoutte 2007a; 18 Patrouille 2004. Vanhoutte et al. 2009. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 166 26/08/14 08:11 Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg 167 Fig. 5 Zicht op WP I tijdens het verkennend onderzoek van de site. View on trench I during the evaluation campaign. site Jacali is aangesneden. De noordelijke begrenzing ervan is Enkel structuur D leverde diagnostisch aardewerk op, namelijk vastgesteld in WP II, de zuidelijke in WP I. Het noordelijke enkele amfoorscherven Dressel 20 die deze structuur in de mid- derde van het onderzoeksgebied is niet vlakdekkend onderzocht den-Romeinse tijd plaatsen. Voor meer inzicht in de chronologie aangezien in dit deel de ondergrond niet verstoord zou worden zijn we aangewezen op de stratigrafi sche verbanden die een rela- (bovengrondse garages). tieve chronologie tussen de structuren onderling opleveren. Dit artikel behandelt eerst werkput III, daarna WP II om vervol- Het bovenste deel van het bodemarchief van de site Kapelle- gens te eindigen met WP I. De sporen en structuren extra muros straat bestaat uit een zgn. ‘zwarte laag’ die de volledige Romeinse komen eerst aan bod, om pas daarna naar de stratigrafi e site in het stadscentrum van Oudenburg afdekt20. Het is een vrij intra muros te kijken. Dit komt het begrip van de site en van de homogeen, erg donkergrijsbruin pakket van zand tot (licht) chronologische context ten goede. kleiig zand dat verder gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van brokjes bouwpuin (Doornikse kalksteenbrokjes, mortel, De legendes bij de gepresenteerde fi guren verklaren enkel de fragmentjes bouwceramiek). Het fenomeen ‘zwarte laag’ (‘terres belangrijkste sporen en structuren. Meer specifi eke beschrijvin- noires’ / ‘black earth’) wordt de laatste decennia op vele Romeinse gen en de interpretatie van de andere sporen en structuren zijn sites herkend21. Onderzoek op Engelse en Noord-Franse sites te vinden in het opgravingsrapport19. heeft aangetoond dat meerdere formatieprocessen en menselijke activiteiten aan de basis kunnen liggen van een zwarte laag22. 3.2 Werkput III: de verdediging van de noordzijde In Oudenburg zijn al meerdere ‘zwarte lagen’ gelokaliseerd. In van het Romeinse castellum de zuidwesthoek van het castellum werd al opgemerkt, mee door de vergelijking met de site Hoogstraat ten zuiden van het castel- 3.2.1 WP III, westprofiel: beschrijving structuren lum, dat de zwarte laag binnen de fortmuren een andere tafono- en sporen mie (ontstaansgeschiedenis) kent dan deze buiten het castellum. Het westprofi el van WP III, met een lengte van ca. 13 m, geeft De accumulatie van deze grond op de site Spegelaere bleek meer inzicht in het verdedigingssysteem aan de noordzijde van gefaseerd in een vroegmiddeleeuws pakket, ten laatste in de laat- het Romeinse castellum. Op het profi el kan van links naar rechts Karolingische tijd (9de–vroege 10de eeuw) afgesloten, en een een aantal structuren onderscheiden worden (fi g. 6-8). Ze verte- ophoging in de 12de-13de eeuw23. Deze laatste periode is ook genwoordigen verschillende momenten in de chronologie van de herkend in de ‘zwarte laag’ die is vastgesteld op de site Marktstraat verdediging van het castellum en het latere gebruik van deze zone. ten oosten van het castellum (1984)24, op de site Hoogstraat ten 19 Vanhoutte, Dhaeze et al. 2014. 22 Macphail & Linderholm 2004, 41; Cammas 24 Hillewaert & Hollevoet 1994, 280-281. 20 Zie ook Vanhoutte 2004 en 2007. 2004, 55. 21 Zie Verslype & Brulet (réd.) 2004. 23 Zie Vanhoutte 2007a, 226-227. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 167 26/08/14 08:11 168 S. Vanhoutte, W. Dhaeze, A. Ervynck, A. Lentacker, J. van Heesch & F. Stroobants Fig. 6 Werkput III: west- profi el: zicht vanuit het zuiden naar het noordwesten. Trench III: western profi le: view fr om the south to the northwest. Fig. 7 Werkput III: west- profi el: zicht vanuit het noor- den naar het zuiden. Trench III: western profi le: view fr om the north to the south. zuiden van het fort (2003)25 en op de site hoek Hoogstraat-Markt- heeft afgespeeld27. Op de site Hoog straat volgde nog een accumu- plein ten zuidoosten van het castellum (2009)26. Toch zijn deze latie grond vanaf de 15de eeuw. Deze is op de site Spegelaere enkel ‘zwarte lagen’ niet zomaar te vergelijken, aangezien in de Markt- herkend ter hoogte van het uitbraakspoor van de verdedigings- straat, de Hoogstraat en op de hoek van de Hoogstraat en het muur in westelijke richting, dus buiten het eigenlijke fortgebied. Marktplein de overvloed aan Romeinse vondsten ontbreekt die zo kenmerkend is voor de ‘zwarte laag’ op de fortsite. De aard en de Op het westprofi el van WP III reikt een donker pakket tot ruim hoeveelheid van de vondsten in de ‘zwarte laag’ op de fortsite doen 1 m onder de bovengrens van het profi el, die overeenkomt met vermoeden dat deze grond mogelijk afk omstig is van Romeinse het opgebroken huidige loopniveau. Deze ‘zwarte laag’ vult ook storten buiten het fort. In tegenstelling tot de sites binnen de cas- de laat- tot postmiddeleeuwse gracht verder op (laag 54), waar- tellummuren zijn op de vindplaatsen extra muros bovendien bijna van de noordrand is aangesneden aan de zuidkant van het profi el geen vroegmiddeleeuwse vondsten aangetroff en. Dit doet veron- en die verder afgelijnd kan worden langs de zuidrand van WP II derstellen dat tijdens de vroege middeleeuwen de bewoning zich (structuur A). Laag 57 is hier geïdentifi ceerd als de onderste vul- hoogstwaarschijnlijk vooral binnen de muren van het castellum ling van de laat- tot postmiddeleeuwse gracht. Zoals zal blijken 25 Vanhoutte 2004. sche periode (5de-8ste eeuw) misschien als machts- de muren en stenen constructies van het kamp 26 Dhaeze & Vanhoutte 2009; Dhaeze, Hantson, centrum van de lokale elite hebben gefungeerd. geslecht. De stenen ervan worden voornamelijk Kellner & Dewilde 2013. In de loop van de 9de eeuw verliest Oudenburg haar aangewend voor de grafelijke structuren te Brugge 27 Tot in de 8ste eeuw moeten de muren nog rol als hoofdplaats van de pagus Flandrensis ten en voor de bouw van de Oudenburgse Sint- grotendeels ongeschonden zijn gebleven. Volgens voordele van Brugge (Hollevoet 1995, 23-24). Pietersabdij in 1056-1070 (Aneca 1964, 1295-1296; Hollevoet kan Oudenburg tijdens de Merovingi- Van de 9de tot de 11de eeuw worden in tussenpozen Meijns & De Meulemeester 2002, 13). 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 168 26/08/14 08:11 Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg 169 W W W W W W A A A A A A T T T T T T m m m m m m 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 ,6 ,5 ,4 ,6 ,5 ,4 D D R 10 R e NOO 1 23 11 NOO I grot 6062 456 78912 rsie geeft de describes ve m 61 13 rste otto e b 14 nd he H gen; de o rsion at t 17 18 63 ctievelijke vullin tive fi llings; the ve 19 25 n respe r respec 20a 21 15 16 G n met hu with thei 23 2627 n spore eatures 20b 2224 28293534 3332b32a31 F E g toont de lagen e ws the layers and f n o 55 39 383736 ofi eltekeni at the top sh 56 30 40 49414542464344 D e bovenste pr ofi le drawing D r 50 48 47 C etatie. n. Th e p r o 51 nterp retati n i rp OU-KA-09 Westprofiel ZUID WAT m 00,6 WAT m 00,5 3954 52535758WAT m 00,4 59 ZUID WAT m 00,6 WAT m 00,5 A WAT m 00,4 B Fig. 8 Werkput III, westprofi el: stratigrafi e eonderdelen en vermoedelijke fasering aan.Trench III, western profi le: stratigraphy and intethe large structures and presumed phasing. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 169 26/08/14 08:11 170 S. Vanhoutte, W. Dhaeze, A. Ervynck, A. Lentacker, J. van Heesch & F. Stroobants uit de datering van de grachtvulling, is de accumulatie van grond gracht bedoeld was, onmiddellijk deels ingekalfd zijn (laag 31). ter hoogte van WP II en WP III die de middeleeuwse gracht De gracht is daarna gevuld met vrij steriele grond, met weinig dempt, ten vroegste in de 15de eeuw te situeren. Deze ‘zwarte ‘vervuiling’ of vermenging (laag 32 a en b), en is duidelijk proper laag’ is dus te onderscheiden van de ‘zwarte laag’ binnen de fort- en droog gehouden. Lagen 33 en 34 vormen samen een dik orga- muren, maar kan gelinkt worden aan de accumulatie op de site nisch pakket, waarbij laag 33 het einde van het gebruik van de Hoogstraat en op de site Spegelaere extra muros. Deze 15de- gracht vertegenwoordigt. Na de opgave kwam begroeiing tot eeuwse accumulatie is bijgevolg als een extra muros-fenomeen te ontwikkeling (laag 34). beschouwen. Laag 35, die deze gracht nivelleert, loopt door als vulling van Behalve grachtrand I bevinden alle andere structuren zich strati- structuur D. Deze gracht loopt eveneens rechtlijnig verder oost- grafi sch onder laag 39-40. Deze laag is te herkenen als het uit- waarts door. Laag 35/45 dekt beide grachten (gracht D en gracht braakrestant en de puinwaaier van de Romeinse verdedigings- E) af waarbij ze boven gracht D nog deels inzakt. Dit kan een muur. De verdedigingsmuur is aan de noordzijde van het fort indicatie zijn dat deze gracht eff ectief jonger is dan gracht E. Ook tijdens de middeleeuwse periode duidelijk zeer drastisch uitge- deze gracht was vermoedelijk een droge gracht, minder diep uit- broken om de stenen te hergebruiken. Dit grootschalig gebruik gegraven dan gracht E, maar raakte sterk vervuild (laag 42/46). van de Romeinse ruïnes als steengroeve is onder meer gekend uit Spoor 43/44 is waarschijnlijk als een zogenaamde ‘ankle breaker’ het Tractatus de Ecclesia Sancti Petri Aldenburgensis28, geschre- te interpreteren, die ontstond door het reinigen van de gracht33. ven tussen 1084 en 1087, waarin een geestelijke van de Sint-Pie- Aan de zuidkant van gracht D is spoor 48 als een paalkuil te her- tersabdij van Oudenburg beschrijft hoe de stenen van de ruïnes kennen, des te meer omdat 0,75 m oostwaarts, in het grondvlak werden aangewend voor de bouw van de Sint-Pieterskerk van de van WP III, een paalkuil met een diameter van ca. 0,6 m, met Oudenburgse abdij (1056-1070). Ook de graven van Vlaanderen dezelfde samenstelling en diepte is waargenomen. Mogelijk gaat organiseerden al vanaf het begin van de 11de eeuw steentranspor- het hier om de resten van een palissade of borstwering aan de ten naar Brugge voor de oprichting van verschillende gebouwen binnenzijde van de verdedigingsgracht. op de Burg29. Een Karolingische waterput in Roksem, met een mantel van hergebruikte Doornikse kalksteen, mortelbrokken Laag 52 kon op het terrein herkend worden als een laag plaggen, en veldsteenfragmenten30, levert daarenboven het bewijs dat de die meer oostwaarts in grondvlak is waargenomen (WP II – recuperatie van stenen van het castellum al in de vroegmiddel- GP2) en die deel moet hebben uitgemaakt van de basis van een eeuwse periode aanving en ook op kleine, lokale schaal gebeurde. aarden wal. Deze wal vormde een onderdeel van het oudste ver- dedigingssysteem aan deze kant van het castellum. Laag 51, die Op het westprofi el zijn de funderingssleuf en het oorspronkelijke het vervolg is van laag 45/35, die allebei de grachten afdekt, snijdt uitbraakspoor van de castellummuur niet zichtbaar. De locatie deze plaggenlaag. Minstens de nivellering of de demping van de van het eigenlijke muurtracé wordt duidelijk wanneer de gege- grachten D en E is zo jonger dan plaggenlaag 52. Gracht D is bij- vens van de site Jacali, net ten oosten van de site Kapellestraat, gevolg jonger dan de oudste wal en niet de oudste gracht, wat de en de gegevens uit het sleuvenonderzoek van Mertens worden voorgaande stelling bevestigt dat gracht D jonger is dan gracht gecombineerd31. Het verbinden van de noordwestelijke en E. Mogelijk is gracht E wel gelijktijdig aan de oudste wal. Later noordoostelijke hoektoren doet het muurtracé aan de zuidkant schoof de aarden wal meer zuidwaarts op. van WP II lopen, net ten zuiden van de puinwaaier. Daar heeft de noordrand van de laat- tot postmiddeleeuwse gracht het uit- De plaggenlaag 52 is eveneens afgesneden door structuur B. Van braakspoor weggesneden. Wat rest van de stenen muur op deze deze structuur is geen vervolg aangetroff en. Mogelijk loopt ze plaats is bijgevolg een puinwaaier bestaande uit een homogeen verder door net ten zuiden van WP II en is ze weggesneden door donkergrijs, vrij los pakket lichtkleiig zand, gekenmerkt door de laat- tot postmiddeleeuwse gracht A. Het is echter niet met veel bouwpuin (Doornikse kalksteen en mortel). Bovenop dit zekerheid vast te stellen of deze structuur een gracht was, wat wel uitbraakspoor ligt een opvallende laag (laag 30) bestaande uit de meest logische veronderstelling lijkt. Een kuil is hier, te mid- bijna uitsluitend schelpfragmenten en -gruis (vooral fragmenten den van het verdedigingssysteem, niet op zijn plaats. Betreft het van mossel- en kokkelschelpen32) en mortelbrokjes vermengd hier inderdaad een gracht, dan moet de bijhorende aarden wal met wat donkergrijsbruin (lichtkleiig) zand. zich bevonden hebben op de plaats waar de laat- tot postmiddel- eeuwse gracht alles heeft weggesneden. De geringere diepte van De structuren onder de puinwaaier, zijn duidelijk ouder dan de structuur B, die een mogelijke indicatie kan zijn voor de chrono- laatste castellummuur. Structuur E lijkt daarbij de oudste struc- logie, kan een extra aanwijzing zijn dat het hier gaat om een tuur te zijn. Tijdens het machinaal aanleggen van het profi el jonger spoor of een jongere gracht dan grachten E en D. bleek dat de structuur rechtlijnig verder oostwaarts liep, min of meer haaks op het profi el en parallel aan de noordzijde van het Ten noorden van gracht E bevindt zich de zuidrand of zuidelijke kamp, en zo als een verdedigingsgracht te herkennen is. Na uit- helft van een zeer brede gracht (H). De kleiige grachtvullingen graving moet deze gracht, die waarschijnlijk als V-vormige met onderaan fi jne lenzen geven aan dat het hier om een natte 28 Zie Meijns 1994 en 2008 voor een analyse van 31 Wel moet hier gewezen worden op het feit dat 33 Zie Johnson 1987, 62. De zgn. ankle breaker dit document. de sleuven uit 1957 niet met dezelfde precisie kon- wordt door Johnson als een reinigingsgreppel 29 Zie Gysseling 1950, 57; Meijns 1994, 45. den gelokaliseerd worden als met de huidige meet- geïnterpreteerd. 30 Hollevoet 1992, 56. De analyse van de mor- toestellen (zie ook infr a). telstalen bevestigt dit. 32 Schelpen niet ingezameld. 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 170 26/08/14 08:11 Archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Romeinse castellum van Oudenburg 171 Fig. 9 Zicht op de noordzijde van het westprofi el van werkput III. View on the north side of the western profi le of trench III. gracht gaat die vermoedelijk natuurlijk en geleidelijk aan is opge- draagt, en een scherf kruikwaar met gladdingsband. Meer vuld. De stratigrafi sche verhouding tot gracht E is niet te bepalen dan een datering in de midden-Romeinse tijd levert dit niet op. doordat structuur G de link tussen beide heeft weggesneden. Verder zijn uit deze laag nog twee tegula-vlakfragmenten inge- zameld, waarvan een stuk verbrand is. Na nivellering van de grachten E en D (lagen 35, 36, 37 en 38) is ter hoogte van gracht E een uitgraving gebeurd (laag 28) die iets 3.2.3 Boorcampagne in het noorden later is herhaald (laag 29) (samen structuur F). Dezelfde laag- textuur en -samenstelling is te herkennen in structuur G, even- In het verlengde van de lengte-as van WP III is in noordelijke eens een tweefasige uitgraving (laag 16 en laag 15). Deze struc- richting een raai van zes boringen uitgezet (fi g. 10). Het doel van tuur G tekende zich in vlak af als een dubbele standgreppel die deze boorcampagne was inzicht te krijgen in de opbouw van de rechtlijnig verder oostwaarts liep (fi g. 9). Structuren F en G bodem in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied en zo kennen eenzelfde diepte en zijn vermoedelijk als sporen van één het vervolg van het verdedigingssysteem aangesneden in WP III houten constructie te herkennen. Hierbij kan gedacht worden te traceren. Het was immers niet mogelijk het westprofi el van aan een borstwering of een kadeconstructie. Mogelijk hoort WP III verder door te trekken naar het noorden (zie supra). structuur B in dezelfde periode thuis. Deze structuren B, F en G lijken jonger te zijn dan gracht H. Er is geboord met een Edelmanboor (diameter: 7 cm) tot op de moederbodem (pleistoceen dekzand). In de eerste twee boringen Aan de noordrand van het westprofi el van WP III is nog net de is de moederbodem niet bereikt, door de compactheid van rand van een gracht (I) aangesneden die vanaf een hoger niveau is de onderste aangeboorde laag. De eerste boring is gezet op uitgegraven. De zandige vulling met kleiige gelaagdheid wijst er ca. 2,50 m ten NNW van de noordelijke korte rand van WP III. op dat het een natte gracht betrof die toegeslibd is. De grachtuit- De onderlinge afstand tussen de eerste vijf boringen varieert van graving lijkt de uitloper van het uitbraakspoor van de Romeinse 1,00 tot 1,62 m. De afstand tussen de voorlaatste en laatste boring muur te snijden en is in de middeleeuwse periode te dateren. bedroeg 4,72 m. In de tussenliggende zone werden geen borin- gen uitgezet omdat deze zone recent tot op een aanzienlijke De lagen die zich bevinden tussen het uitbraakspoor van de diepte was verstoord. Romeinse muur en de ‘zwarte laag’, zijn te interpreteren als verschillende nivellerings- en ophogingsfasen tijdens de middel- De boringen lieten toe de lagen aangesneden in het profi el van eeuwse periode. WP III verder te volgen. De ‘zwarte laag’ is over de hele lengte van de boorlijn vastgesteld. Dit pakket neemt trouwens gaande- weg in dikte toe. Waar de ‘zwarte laag’ op het einde van WP III 3.2.2 WP III, westprofiel: vondsten ca. 1,50 m dik is, is dat ter hoogte van het meest noordelijke boor- Wat het westprofi el van WP III betreft , leverde alleen laag 37, de punt ca. 2,10 m. Deze accumulatie is gelinkt aan de afnemende dempingslaag van gracht D, enkele vondsten op. Het betreft helling van het oorspronkelijke reliëf. De laag opgebouwd uit twee amfoorwandscherven van twee verschillende individuen donkergrijsbruin kleiig zand met vlekken grijsgroene klei (laag Dressel 20, waarvan het ene fragment de aanzet van een oor 19 in het westprofi el van WP III) is ook over de hele lengte van 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 171 26/08/14 08:11 172 S. Vanhoutte, W. Dhaeze, A. Ervynck, A. Lentacker, J. van Heesch & F. Stroobants W W W W n NOORD6AT m 00,6 a AT m 00,5 a AT m 00,4 bAT m 00,3d/e pretatie ‘zwarte laag’ postmiddeleeuwse ophogingslage opvulling middeleeuwse grachten getij-afzettingen opvulling Romeinse gracht drDvgghhdseteareeeerelestnt liab en n ëdm vtodefesiii.ugo daevelr wairereaealdrinaispvfisej e nnee( ems b lz g owtdioerrisp,tanuoa tv aaiccsornuftrphtn eg ultuthelnee uinne( nsnlrst t edo gt t,Ini roem)sdouo,ltz peaz eoceeng intlrenjfe und edd enum entnae ler v t iedkv javIhtkeoi) noeenhe.lpl gt medgOu tttoeeei eeptnm d mrevv ekibie anrndienandd ndedse de 2 ieeeao se ,b nlv pb2lsvoesa0vo da eonhuo unemr erlW wp lltsda i uttosngeaoPenoge lt vetrngI g.3nsuI r vDp,aIa.l1 aalrD5cweiont hn m eenl vtdga rn,ka d eg oweone e mnnalo anieda rjai deknddiernneer---- r andere, wellicht eveneens middeleeuwse gracht (structuur J). e ? nt Zoals structuur I is deze middeleeuwse waterrijke gracht te inter- I preteren als één van de vele afwateringsgrachten op de overgang 5 abbedm van het hogere naar het lagere deel van de historische kern van Oudenburg. J 4 Mogelijk zijn ook delen van de onderste vulling van de brede a a bchhld k Romeinse verdedigingsgracht (structuur H) aangetroff en in de ? 3 drie zuidelijke boorstalen. Het betreft telkens de onderste laag a aaa b jf in de boring. Qua kenmerken komen deze lagen overeen met de onderste vulling van structuur H aangesneden in WP III (lagen 7, 8, 9 en 10): zowel de onderste lagen van H als die van de borin- 2 a a bc egidf klei gen kenmerken zich door fi jne lenzen. Dit resulteert voor deze e I z Romeinse gracht H in een totale breedte van minstens 10 m rij g (gemeten tot voorbij boorpunt 3). 1 a b c gde n) ei ui r n (b Met uitzondering van het derde boorpunt zijn in alle boringen e lagen van bruine en grijze, vette klei aangetroff en. In de eerste k H d et vlek esnni tjdwte deed ge ebloenrisndge vlaogremne dni ze ew deell oicph été dne nela u laitamtsatke elana vga. nD dite p oankdkeert- IH g: bleek witgrijs (lichtkleiig) zan h: bleek grijs, lichtkleiig zand m i: bleek grijs zand j: grijsgroen zand k: lens mortelbrokjes l: bruingrijs, lichtkleiig zand m: grijsgroen, lichtkleiig zand sdbhcghtbaitmefeeooojezdtthoro ie veniojdgrtn-un iottaiedglekisfrltnee iz.tv dmn n g eaDmteeg tnoo tn zeivlg itbdaiz na ejvoeadndngla tire ee jk-ngikl Rgnnel rm eeed.ageo ielBceu omil5njahziwg kji eget seaga s ei Haldfteeanin fb jiras zkg etdrezke nrphe iitak tjkgaetdnciiiekd jainnh d ekevaggt k noee nae (ltrvp.n sle vmcas tDi hot aprneiounu.ena ede5ndczk 5deatd esbk nuect teeeeekm lu uhirtnvljret eokr d renutiIo oni l)t.idkaf et.e Zd o gg, dIa oiigoeeneannwenr nt mbsudb eengozloelri ee ioe ddprjdbleniradrineosnee aetng mot tadlle aesr6wlaortdeen eteocgnu.egn a re wdrswd.T li ar2inedeaejil0nkngeesrs noordzijde van Oudenburg liep, op zo’n 300 m ten noorden van G het castellum34. F ei kl E ne e o r g n e k D el ek C profi and met vl ZUID gen in boor s, lichtkleiig z n, kleiig zand Fniogo.r 1d0z iDjdee rveasnu hlteatt ewne svtapnr odfie eblo voarnc aWmPp aIIgIn.e, aansluitend op de WAT m WAT m AWAT mB WAT m schrijving la onker bruingrij onker grijsbrui rijs, kleiig zand ruine klei rijze klei elensd zand Thw eest reersnu pltrso ofif lteh oef b torerenhchol IeI rIe.search, connected to the north side of the 00,6 00,5 00,4 00,3 Be a: d b: d c: g d: b e: g f: g 34 Zie Th oen 1978, 130: B (8). 97387_Relicta 11_02_Oudenburg.indd 172 26/08/14 08:11

Description:
De zuidwestelijke zone van het castellum bleek in de Müller M. 2011: Schlüssel und Schloss im römischen Alltag – Ausgewählte Funde aus der
See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.