Ama’s in het nauw Een onderzoek naar: De Rechtspositie van Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen in het Nederlandse Vreemdelingenbeleid in het licht van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Afstudeerscriptie Staats- en bestuursrecht/ Internationaal Publiekrecht Auteur: Daan Beltman Studentnummer: 0991910 Begeleider: Dr. H.B. Winter Datum: 08/2005 Mme. Geraldine van Bueren: “D’abord l’enfant, et puis l’étranger”. Voorwoord Enkele berichten over het hardvochtige Nederlandse vreemdelingenbeleid hebben mij bewogen het onderliggende onderzoek tot stand te brengen. Ik vroeg mij namelijk het volgende af: ‘wanneer het beleid met betrekking tot volwassenen in sommige gevallen al schrijnend is, hoe uit dit beleid zich dan ten opzichte van kinderen, die over het algemeen een veel zwakkere positie bekleden in de maatschappij, met name wanneer het gaat om alleenstaande kinderen die geen ouders hebben die voor ze zorgen, beschermen en in rechte bijstaan’? ‘Vooral deze kwetsbare groep behoort toch te kunnen rekenen op extra waarborgen, extra maatregelen en extra bescherming van de autoriteiten’? Vanuit deze insteek heb ik geprobeerd de betekenis van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid en de Nederlandse rechtspraak in relatie tot de positie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in kaart te brengen. Tevens heb ik getracht de kritiek van verschillende organisaties, commissies en deskundigen die in de laatste jaren geuit is op het Nederlandse vreemdelingenbeleid, en welke in relatie staat tot de positie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, op een rij te zetten. Op basis van de bevindingen die daaruit zijn voortgevloeid, ben ik tot mijn conclusie gekomen. Het onderzoek geeft niet alleen inzicht in de tekortkomingen van het ama-beleid, maar laat ook een uitgebreide analyse van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zien en hun relatie met het vreemdelingenrecht. Het gevolg is een omvangrijk onderzoek, dat naar ik hoop, de advocatuur, de rechtswetenschap, het openbaar ministerie, kinderrechtenorganisaties, maar vooral de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zal inspireren om er gevolg aan te geven. Voor de totstandkoming van het onderzoek wil ik graag de volgende personen bedanken: de heer H.B. Winter voor de begeleiding en mevrouw G.C.A.M. Ruitenberg, de heer T.P. Spijkerboer, de heer R. Bruin en de heer S. Essakkili voor hun snelle reacties op enkele prangende vragen. Groningen, 17 augustus 2005 Daan Beltman I Inhoudsopgave VOORWOORD-------------------------------------------------------------------------------------------------------I INHOUDSOPGAVE-------------------------------------------------------------------------------------------------II 1. INLEIDING---------------------------------------------------------------------------------------------------------1 2. HET AMA-BELEID-----------------------------------------------------------------------------------------------3 § 2.1 INLEIDING ------------------------------------------------------------------------------------------------------3 § 2.2 DEFINITIE-------------------------------------------------------------------------------------------------------3 § 2.3 ASIELPROCEDURE ---------------------------------------------------------------------------------------------5 § 2.3.1 De Leeftijdsverificatie----------------------------------------------------------------------------------5 § 2.3.2 Het Herhaalde leeftijdsonderzoek--------------------------------------------------------------------7 § 2.4 AANVRAAGPROCEDURE VERBLIJFSVERGUNNING ASIEL VOOR BEPAALDE TIJD-------------------------8 § 2.4.1 De Beslistermijnen--------------------------------------------------------------------------------------8 § 2.4.2 De ‘eerste fase’------------------------------------------------------------------------------------------9 § 2.4.3 De ‘tweede fase’---------------------------------------------------------------------------------------11 § 2.4.4 De Voornemenprocedure AC------------------------------------------------------------------------12 § 2.4.5 De OC-procedure--------------------------------------------------------------------------------------12 § 2.4.6 De Voornemenprocedure OC-----------------------------------------------------------------------13 § 2.4.7 De Beschikkingsgronden ----------------------------------------------------------------------------14 § 2.5 BEROEP EN HERHAALDE AANVRAAG----------------------------------------------------------------------16 § 2.6 VERBLIJF ALS ALLEENSTAANDE MINDERJARIGE VREEMDELING ---------------------------------------18 § 2.6.1 De Uitgangspunten -----------------------------------------------------------------------------------19 § 2.6.2 Het Onderzoek naar adequate opvang-------------------------------------------------------------19 § 2.6.3 Het gebruik van ambtsberichten--------------------------------------------------------------------20 § 2.6.4 Het Herhaalde onderzoek naar adequate opvang------------------------------------------------21 § 2.6.5 De Geldigheidsduur en verlenging-----------------------------------------------------------------21 § 2.6.6 De Kennisgeving van het voornemen en de beschikking ---------------------------------------21 § 2.7 VOORTGEZET VERBLIJF-------------------------------------------------------------------------------------22 § 2.8 VERBLIJFSVERGUNNING ONBEPAALDE TIJD--------------------------------------------------------------23 § 2.9 OPVANG IN NEDERLAND------------------------------------------------------------------------------------23 § 2.10 VERTREKPROCEDURE--------------------------------------------------------------------------------------24 § 2.11 SAMENVATTING--------------------------------------------------------------------------------------------24 3. HET IVRK EN ARTIKEL 3 EVRM-------------------------------------------------------------------------26 § 3.1 INLEIDING ----------------------------------------------------------------------------------------------------26 § 3.2 INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND--------------------------------------26 § 3.2.1 Het historisch perspectief----------------------------------------------------------------------------26 § 3.2.2 Het doel en de inhoud van het Verdrag------------------------------------------------------------27 § 3.2.3 Het IVRK en de Nederlandse wetgeving-----------------------------------------------------------28 § 3.2.4 De werkingssfeer--------------------------------------------------------------------------------------29 § 3.2.5 De implementatie--------------------------------------------------------------------------------------31 § 3.2.6 De betekenis van het IVRK voor het Vreemdelingenbeleid-------------------------------------32 § 3.2.7 De relevante bepalingen van het IVRK voor het Vreemdelingenbeleid ----------------------34 § 3.2.8 Het effect van het IVRK op alleenstaande minderjarige vreemdelingen---------------------37 § 3.2.9 De ‘General Comment’ over alleenstaande minderjarige vreemdelingen--------------------38 § 3.2.10 Het IVRK en de Nederlandse vreemdelingenrechtspraak-------------------------------------40 § 3.3 ARTIKEL 3 VAN HET EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS-----------------------41 § 3.3.1 Het historisch perspectief----------------------------------------------------------------------------42 § 3.3.2 De Nederlandse wetgeving en de werking van het EVRM--------------------------------------42 § 3.3.3 De implementatie van het EVRM-------------------------------------------------------------------44 II § 3.3.4 De inhoud van artikel 3 EVRM---------------------------------------------------------------------45 § 3.3.5 De positieve verplichtingen inzake artikel 3 EVRM---------------------------------------------46 § 3.3.6 De toetsing en het bewijs inzake artikel 3 EVRM------------------------------------------------47 § 3.3.7 Het (extra)territoriale effect van artikel 3 EVRM------------------------------------------------48 § 3.3.8 Het refoulementverbod-------------------------------------------------------------------------------49 § 3.3.9 Het refoulementverbod en artikel 3 EVRM-------------------------------------------------------50 § 3.3.10 Het Vilvarajah arrest--------------------------------------------------------------------------------51 § 3.3.11 De Nederlandse rechtspraak en artikel 3 EVRM-----------------------------------------------53 § 3.3.12 De alleenstaande minderjarige vreemdelingen en artikel 3 EVRM-------------------------54 § 3.3.13 De zaak Nsona vs. Nederland----------------------------------------------------------------------56 § 3.3.14 De overige jurisprudentie ten aanzien van Ama’s----------------------------------------------57 § 3.4 RELATIE IVRK EN EVRM----------------------------------------------------------------------------------58 § 3.5 SAMENVATTING----------------------------------------------------------------------------------------------59 4. HET AMA-BELEID VS. IVRK EN ARTIKEL 3 EVRM------------------------------------------------62 § 4.1 INLEIDING ----------------------------------------------------------------------------------------------------62 § 4.2 KRITIEKEN----------------------------------------------------------------------------------------------------63 § 4.2.1 Het rapport van Human Rights Watch inzake de AC-procedure------------------------------63 § 4.2.2 Het rapport van Human Rights Watch inzake de rechtspositie van kinderen---------------66 § 4.2.3 Het rapport van het Kinderrechtencollectief------------------------------------------------------69 § 4.2.4 Het NJCM-commentaar op het (periodieke) rapport van Nederland-------------------------75 § 4.2.5 Het UNHCR-commentaar op het Vreemdelingenbeleid----------------------------------------77 § 4.2.6 Het ACVZ-rapport inzake kinderen in de asielpraktijk-----------------------------------------78 § 4.2.7 Het NJCM-commentaar op de AC-procedure----------------------------------------------------82 § 4.2.8 Het NJCM-commentaar op de positie van kinderen in de AC-procedure--------------------86 § 4.2.9 Het rapport van het Comité voor de Rechten van het Kind-------------------------------------88 § 4.2.10 Het ACVZ-rapport inzake de AC-procedure----------------------------------------------------89 § 4.3 KRITIEKEN AMNESTY INTERNATIONAL EN HET CENTRUM VOOR MIGRATIERECHT------------------90 § 4.3.1 De bundel: ‘Wederzijds wantrouwen’--------------------------------------------------------------90 § 4.3.2 De bundel: ‘Binnen 48 uur?’-----------------------------------------------------------------------94 § 4.4 REACTIE VAN DE MINISTER --------------------------------------------------------------------------------96 § 4.5 VERANDERINGEN IN RELATIE TOT HET AMA-BELEID----------------------------------------------------98 § 4.6 SAMENVATTING----------------------------------------------------------------------------------------------99 5. CONCLUSIE-----------------------------------------------------------------------------------------------------107 § 5.1 INLEIDING ---------------------------------------------------------------------------------------------------107 § 5.2 ALGEMENE BEVINDINGEN---------------------------------------------------------------------------------107 § 5.3 RELATIVERING----------------------------------------------------------------------------------------------108 § 5.4 CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN HET IVRK -------------------------------------------------------------108 § 5.5 CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN ARTIKEL 3 EVRM-----------------------------------------------------109 § 5.6 CONCLUSIES MET BETREKKING TOT DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK -----------------------109 § 5.7 CONCLUSIES MET BETREKKING TOT ‘DADERLOZE’ SCHENDING VAN ARTIKEL 3 EVRM-----------110 § 5.8 ANTWOORDEN OP DE OPGEWORPEN VRAGEN------------------------------------------------------------112 § 5.9 EINDCONCLUSIE--------------------------------------------------------------------------------------------113 LIJSTEN VAN RAADPLEGING--------------------------------------------------------------------------------IV LITERATUUR, PUBLICATIES EN RAPPORTEN--------------------------------------------------------------------IV REGELGEVING EN BELEIDSSTUKKEN---------------------------------------------------------------------------XIII JURISPRUDENTIE --------------------------------------------------------------------------------------------------XV KRANTEN ---------------------------------------------------------------------------------------------------------XIX WEBSITES---------------------------------------------------------------------------------------------------------XIX III Ama’s in het nauw Inleiding 1. Inleiding De Democratische Republiek Congo: Negen VN-soldaten doodgeschoten, bijna vier miljoen doden door onlusten, dagelijks honderden brute kinderverkrachtingen, jatten, roven en bedriegen, kortom een wettenloze anarchistische samenleving geregeerd door het grondrecht: ‘Débrouillez-vouz’, oftewel zoek het maar uit.1 Het lijkt mij geen geschikte plek voor kinderen. De Nederlandse overheid is het kennelijk niet mij eens. Het ambtsbericht over Congo concludeert weliswaar dat de mensenrechtensituatie onveranderd slecht is, maar de Inlichtingen- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Verdonk stellen dat Congo veilig genoeg is. Dit brengt mee dat de rechters op basis van een controversiële conclusie, die aan het ambtsbericht is gegeven door de minister en de IND, moeten oordelen op de aanname dat Congo veilig is. Mieke Rang van informatiecentrum Docu Congo zegt het volgende: ‘Wie wordt uitgezet, wacht een onzeker lot. De Congolezen worden in het vliegtuig begeleid door escorts en geboeid aangeleverd. Het is niet zo vreemd dat ze in hun eigen land daardoor als criminelen worden gezien, en behandeld. Ze worden gemarteld, beroofd van hun bezittingen en gevangen gezet’.2 Is dit het lot dat Ngudi te wachten staat? Ngudi werd negen jaar geleden geboren in een asielzoekerscentrum. Haar Congolese moeder bleek niet in staat haar kind op te voeden en werd uit de ouderlijke macht ontheven.3 Ngudi valt, doordat ze ‘begeleid’ door haar moeder het land binnenkwam, in beginsel niet onder het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Vanwege het feit dat de moeder van Ngudi uit de ouderlijke macht werd ontheven, wordt Ngudi beschouwd als een alleenstaande minderjarige vreemdeling (zie hoofdstuk 2.2). Ngudi is volgens haar pleegvader op-en-top Hollands. Ze spreek de Nederlandse taal met Rotterdamse tongval. Ze houdt van barbies en tekenen. Bovendien horen Sinterklaas en Sesamstraat bij haar leven. Helaas voor Ngudi en tot afgrijzen van haar pleegouders kreeg zij een brief van de IND, dat ze niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, onder de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’(toev. D.B.). Kennelijk hebben de autoriteiten in het ‘veilige’ Congo familie van Ngudi getraceerd of adequate opvang geregeld (zie hoofdstuk 2.6). Ngudi moet dus ‘terug’ naar Congo, een land waar ze nog nooit is geweest.4 Nederland heeft zich gebonden aan verscheidene internationale verdragen die de rechten waarborgen van asielzoekers, kinderen en mensen die resulteren onder haar rechtsmacht. Het verhaal van Ngudi roept echter de vraag op of Nederland zich aan de bepalingen van de betreffende verdragen houdt. In dit onderzoek wil ik mij toeleggen op het Nederlandse vreemdelingenbeleid voor minderjarige vreemdelingen en me voor wat betreft de toetsing beperken tot het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en artikel 3 van het Europees 1 Kennedy, 2005, p. 5-6. 2 Kennedy, 2005, p. 5-6. 3 Kennedy, 2005, p. 5. 4 Kennedy, 2005, p. 5. 1 Ama’s in het nauw Inleiding Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook beperk ik me aangaande het beleid ten aanzien van minderjarigen tot enkele vreemdelingrechtelijk gerelateerde thema’s. Dit zijn: de AC-procedure, het leeftijdsonderzoek, het horen, de beoordeling van de asielaanvraag, de ambtsberichten, de terugkeer, de nova en de marginale toetsing. De onderzoeksvraag luidt: ‘In hoeverre riskeert Nederland schending van het IVRK en artikel 3 EVRM bij toepassing van haar vreemdelingenbeleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen’? Het onderzoek is onderverdeeld in drie kaders: het kader waarin het ama-beleid ter sprake komt, het juridische kader waarin het IVRK en artikel 3 EVRM uitgelicht worden en het kader waarin de praktijk getoetst wordt aan de relevante bepalingen uit het IVRK en artikel 3 EVRM. In hoofdstuk twee bespreek ik het Nederlandse vreemdelingenbeleid ten aanzien van ama’s. De vraag is: ‘Welk vreemdelingenbeleid hanteert de Nederlandse overheid ten aanzien van ama’s’? Vervolgens behandel ik in hoofdstuk drie het IVRK en artikel 3 EVRM. De vraag is: ‘In hoeverre zijn het IVRK en artikel 3 EVRM van toepassing op het Nederlandse vreemdelingenbeleid’? Ten slotte staat hoofdstuk vier in het teken van de toetsing van de praktijk ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen aan de relevante bepalingen uit het IVRK en artikel 3 EVRM, aan de hand van een aantal rapporten, commentaren en twee bundels. De bepalingen uit het IVRK die van belang zijn voor dit onderzoek zijn: artikel 2, 3, 12, 20, 22 en 37 onder a IVRK. Dit sluit overigens niet uit dat ook een aantal andere bepalingen uit het IVRK in het onderzoek de revue passeren. De vragen die van belang zijn bij de toetsing van de praktijk zijn: - ‘In hoeverre is er sprake van schending van artikel 3 IVRK in samenhang met artikel 12 IVRK’? - ‘In hoeverre is er sprake van schending van artikel 3 IVRK in samenhang met artikel 20 IVRK’? - ‘In hoeverre is er sprake van schending van artikel 3 IVRK in samenhang met artikel 22 IVRK’? - ‘In hoeverre is er sprake van schending van artikel 3 IVRK in samenhang met artikel 37 onder a IVRK’? - ‘In hoeverre speelt artikel 2 IVRK (als assessoir recht) daarbij een rol’? - ‘In hoeverre is er sprake van een risico op schending van artikel 3 EVRM’? Uiteindelijk geef ik in hoofdstuk vijf (conclusie) mijn eigen mening weer en formuleer ik een antwoord op de onderzoeksvraag. 2 Ama’s in het nauw Het Ama-beleid 2. Het Ama-beleid § 2.1 Inleiding Vele duizenden kinderen zijn jaarlijks op weg naar een veilig en beter bestaan elders in de wereld. Voor velen is West Europa een veilige bestemming.5 Nederland krijgt een groot aantal aanvragen tot toelating van asielzoekers alhoewel dat aantal de laatste jaren sterk is gedaald. Zo waren er in het jaar 2000 6.705 alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zich hebben aangemeld. In 2004 waren dat er slechts 594.6 Het asielbeleid ten aanzien van alleenstaande minderjarigen volgt het algemeen asielbeleid maar houdt, volgens de minister, daarbinnen rekening met de minderjarigheid van de asielaanvrager. Vanwege het aspect minderjarigheid rust op de overheid een extra verantwoordelijkheid om bescherming te bieden waar dat nodig is. Om deze verantwoordelijkheid kracht bij te zetten heeft Nederland het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties ondertekend. Daarnaast worden de richtlijnen van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) voor beleid en procedures met betrekking tot alleenstaande minderjarige asielzoekers gevolgd. De beleidsnota stelt verder dat Nederland een terughoudend toelatingsbeleid voert. Voor de vluchtelingen die toegelaten worden wil Nederland echter een gastvrij land zijn. Om een dergelijk beleid te kunnen blijven uitvoeren gelden er strikte regels voor toelating.7 Een asielzoeker wordt in Nederland als vluchteling erkend op grond van het Vluchtelingenverdrag van Genève uit 1951. Een vluchteling is daarmee iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging op grond van zijn ras, godsdienst, politieke overtuiging, nationaliteit of het behoren tot een sociale groep. Deze bepaling is in de Nederlandse Vreemdelingenwet opgenomen. Een asielzoeker kan ook in Nederland toegelaten worden op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).8 Dit komt later in dit onderzoek aan de orde. In dit hoofdstuk zet ik uiteen welk beleid de Nederlandse overheid hanteert ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers. Daarbij behandel ik de asielprocedure in hoofdlijnen en ga ik uitgebreid in op het beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers. Voor deze uiteenzetting maak ik overwegend gebruik van het handboek Vluchtelingenrecht (2005) van Spijkerboer en Vermeulen en in iets mindere mate van het handboek Nederlands Vreemdelingenrecht (2002) van Kuijer en Steenbergen, alsmede de Vreemdelingencirculaire 2000 en de Beleidsnota Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen.9 § 2.2 Definitie Volgens de richtlijnen van de UNHCR wordt onder een alleenstaand kind verstaan: ‘Een persoon onder de 18 jaar, tenzij op basis van de op het kind van toepassing zijnde 5 Beleidsnota alleenstaande minderjarige asielzoekers, 2000, p. 3. 6 Rapportage vreemdelingenketen over de periode september t/m december 2004 tevens jaarrapportage 2004, 2005, p. 29. 7 Beleidsnota alleenstaande minderjarige asielzoekers, 2000, p. 6-7. Ten tijde van het opstellen van de Nota was er overigens nog geen Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie. Het vreemdelingenbeleid was toentertijd nog de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie. In dit onderzoek gebruik ik echter gemakshalve de term ‘Minister’ i.p.v. ‘Staatssecretaris’. 8 Beleidsnota alleenstaande minderjarige asielzoekers, 2000, p. 7. 9 Inmiddels is er een vernieuwd handboek (2005) van Kuijer en Steenbergen beschikbaar. 3 Ama’s in het nauw Het Ama-beleid wet de meerderjarigheid eerder bereikt wordt, die gescheiden is van beide ouders en die niet wordt verzorgd door een volwassene, die daarvoor op grond van wet of gewoonte de verantwoordelijkheid heeft.10 De Nederlandse overheid hanteert in haar beleid een vergelijkbare omschrijving. De vreemdelingencirculaire over alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen definieert het begrip als volgt in paragraaf 1.3: ‘Een minderjarige asielzoeker of vreemdeling wordt in het kader van het bijzondere beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen als alleenstaand beschouwd als hij niet wordt begeleid door zijn meerderjarige ouder(s) of een reeds in het buitenland toegewezen voogd’.11,12 Een minderjarige asielzoeker of vreemdeling die enkel wordt begeleid door een minderjarige ouder valt ook onder dit beleid.13 Dit is ook het geval als de minderjarige wordt begeleid door een ouder of voogd en wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de ouder(s) of voogd niet (meer) in staat is (zijn) het kind te verzorgen. De minderjarige moet dan (alsnog) als alleenstaand worden aangemerkt.14 De minderjarigheid wordt beoordeeld naar Nederlands recht. Artikel 1:233 Burgerlijk Wetboek (BW) luidt: ‘Minderjarigen zijn zij, die de ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd of geregistreerd zijn dan wel gehuwd of geregistreerd zijn geweest of met toepassing van artikel 253ha BW meerderjarig zijn verklaard’.15 Ter verduidelijking: in dit onderzoek worden verschillende termen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen gebruikt vanwege het feit dat ook in de gebruikte literatuur, publicaties, kamerstukken en rapporten geen duidelijke lijn te vinden is in de wijze van het benoemen van deze groep. Nota bene, strikt genomen kan sinds de Vreemdelingenwet 2000 niet meer gesproken worden van ‘ama’s’ maar alleen van ‘alleenstaande minderjarige vreemdelingen’.16 De term ‘ama’s’ is echter dusdanig ingeburgerd dat ze ook in dit onderzoek wordt gebruikt. 10 Guidelines on Policies and Procedures in dealing with Unaccompanied Children seeking Asylum 1997, p. 1. 11 C2/7.1.3 Vc 2000 en zie ook: Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 1 april 2005, nr. 63, p. 18. 12 Rapportage vreemdelingenketen over de periode september t/m december 2004 tevens jaarrapportage 2004, 2005, p. 21: ‘Op 20 juli 2004 is het bijzondere beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen beëindigd. Vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen, is op dezelfde datum aangegeven dat zij een nieuwe aanvraag kunnen indienen. Tot op heden hebben zich geen vreemdelingen gemeld voor een nieuwe aanvraag. Het voornemen is om deze gelegenheid, om een nieuwe aanvraag te doen, in stand te houden tot april 2005. Hiertoe zullen nog afspraken worden gemaakt met de IND’. Zie ook: Kamerstukken II 2003/04, 19637, nr. 844. 13 Wijziging vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 1 april 2005, nr. 63, p. 18 en zie C2/7.1.3 Vc 2000. 14 C5/24.3.1 Vc 2000 (oud) jo. C2/7.10.1 Vc 2000 (oud) en vgl. ook artikel 20 IVRK waarin wordt gesteld dat de autoriteiten bijzondere bescherming en bijstand moeten verlenen, wanneer een kind tijdelijk of blijvend niet kan leven in het gezin waartoe het behoort (zie hoofdstuk 3.2.7). N.B. in de meest recente versie van de Vreemdelingencirculaire, na de wijziging vreemdelingencirculaire 2000 van april 2005 in relatie tot het afschaffen van het bama-beleid, is deze regeling niet opgenomen. Ik ben naar aanleiding van emailcorrespondentie met mr. S. Essakkili van de Vrije Universiteit Amsterdam met hem eens dat er waarschijnlijk niet over deze situatie is nagedacht en het beleid alsnog zal worden aangepast. 15 C2/7.1.2 Vc 2000. 16 Vgl. Winter 2000, p. 393: de auteur is van mening dat de term ‘alleenstaande minderjarige vreemdeling’ een betere is dan ‘alleenstaande minderjarige asielzoeker’, omdat met de laatste vreemdelingen met uiteenlopende achtergronden wordt aangeduid, waarbij lang niet altijd deze achtergronden tot asielmotieven kunnen worden herleid. 4 Ama’s in het nauw Het Ama-beleid § 2.3 Asielprocedure Alleenstaande minderjarige vreemdelingen kunnen in Nederland asiel aanvragen.17 Sinds september 1992 geldt voor alleenstaande minderjarige asielzoekers een apart beleid in Nederland.18 In maart 2000 verscheen de Beleidsnota ‘alleenstaande minderjarige asielzoekers’. Naar aanleiding van deze nota is in overleg met de Tweede Kamer een nieuw beleidskader voor de toelating van alleenstaande minderjarige asielzoekers vastgesteld.19 Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel willen indienen, geldt grotendeels dezelfde regelgeving als voor andere asielzoekers.20 Een belangrijke rol in de asielprocedure voor de alleenstaande minderjarige asielzoeker speelt een eventueel leeftijdsonderzoek. Om vast te stellen of de gestelde minderjarige ook daadwerkelijk onder de regelgeving met betrekking tot alleenstaande minderjarige asielzoekers valt, wordt er reeds bij de eerste aanmelding van de vreemdeling bezien of er sprake is van twijfel aan de opgegeven leeftijd van de betrokkene.21 Deze redenering geldt ook voor de in hoofdstuk 2.6 besproken bijzondere procedure met betrekking tot alleenstaande minderjarige asielzoekers. Het uitgangspunt is namelijk dat aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen geen verstrekkingen worden onthouden. Op grond van de ‘Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005’ wordt aan alleenstaande minderjarige asielzoekers, wier asielaanvraag binnen 48 procesuren is afgewezen, in afwijking van de hoofdregel, opvang geboden.22 In die zin is het voor de toepassing van het bijzondere beleid van belang de leeftijd (de minderjarigheid dan wel de meerderjarigheid) van de betrokkene vast te stellen. § 2.3.1 De Leeftijdsverificatie Gedurende of na de aanmeldprocedure kan een leeftijdsonderzoek worden uitgevoerd.23 Het leeftijdsonderzoek houdt in dat de onderzoeker de leeftijd van de betrokkene bepaalt aan de hand van röntgenfoto’s van het sleutelbeen en/of van de hand/pols. Het is langs deze weg mogelijk te bepalen of iemand zestien jaar of ouder is en of iemand de één en twintig jarige leeftijd heeft bereikt. Het onderzoek gaat derhalve niet alleen om de vraag of de betrokken vreemdeling minderjarig of ruimschoots meerderjarig is, maar ook over de vraag of betrokkene vijftien jaar of ouder is, dan wel de opgegeven leeftijd juist is.24 Het laatste is van belang ten aanzien van het bijzondere beleid voor ama’s, waarin kinderen die jonger zijn dan vijftien jaar uitzicht hebben op een permanent verblijf in Nederland en in die zin op een andere wijze worden opgevangen, dan kinderen die ouder zijn dan vijftien jaar (zie hoofdstuk 2.6).25 In elk geval staat vast dat bij een volledig uitgerijpt sleutelbeen een minimumleeftijd van twintig jaar wordt gehanteerd.26 17 C2/7.2 Vc 2000. 18 Olde Monnikhof en Van den Tillaart 2003, p. 19. 19 Olde Monnikhof en Van den Tillaart 2003, p.25-26. 20 Kuijer en Steenbergen 2002, p. 265-266. 21 C5/24.3.2 Vc 2000. 22 Art. 3 lid 3 onder b Rva 2005 en zie ook: C5/24.9.1 Vc 2000. 23 C5/24.3.2 Vc 2000. 24 Beleidsnota alleenstaande minderjarige asielzoekers, 2000, p. 16. 25 Spijkerboer en Vermeulen 2005, p. 144. 26 C5/24.5.3 Vc 2000, zie ook: Aanhangsel Handelingen II 2000/01, nr. 844. 5
Description: