Alicja Anna Gęścińska 2de Licentie Moraalwetenschappen DE VEROVERING VAN DE VRIJHEID Een moraalfilosofisch pleidooi voor positieve vrijheid als wapen tegen het oblomovisme Promotor: Prof. Dr. Ronald M. Commers Commissarissen: Prof. Dr. Tom Claes en Dr. Eric Metz Academiejaar 2006-2007 “La liberté n’est pas un droit, mais une obligation.” (Nikolaj Berdjajev, Le sens de la création, 1955, blz. 210.) 2 Inhoud Dankwoord blz. 6 Voorwoord: bij wijze van inleiding blz. 8 Deel 1 Hoofdstuk I: Rusland in het Westen blz. 12 1. Dialoog met Rusland blz. 12 a) Kentering in het schrijven b) Kentering in het denken 2. Het razen van de beweegloosheid blz. 16 a) Much ado about nothing? b) De interpretaties voorbij Hoofdstuk II: Het specifieke blz. 21 1. Historische en filosofische situering blz. 21 a) Het jaar van Oblomov b) De eerste gedachte 2. De historiosofie als filosofisch zwaartepunt blz. 24 a) De bom van Tsjaadajev b) Slavofielen en westersgezinden c) De plaats van Oblomov binnen het historiosofische debat Hoofdstuk III: Het universele blz. 32 1. Positieve boodschap van een negatieve held blz. 32 a) De verveling en de filosofie b) Het primaat van de zelfverwerkelijking c) De overbodige mensen en de dood 2. Gouden kooien, vergulde tranen blz. 42 a) Het wezen van de vrijheid b) Verschillende visies Deel 2 Hoofdstuk IV: De geknevelde vrijheid blz. 47 1. De vloek van de negatieve vrijheid blz. 47 a) Over de negatieve vrijheid en Berlin b) Andere denkers over de distinctie c) Critici van de negatieve vrijheid d) Fundamentele kritiek op de negatieve vrijheid 2. Vrijheid zonder grenzen blz. 58 a) Het probleem van de niet-limitatie b) De wrede volstrekte vrijheid 3 Hoofdstuk V: De vrijheid die knevelt blz. 64 1. Concrete voorbeelden blz. 64 a) De seksuele bevrijding b) De vrijheid van de snoek c) Wat met het fascisme? 2. Inmenging en restrictie blz. 68 a) Over de onderwijsfilosofie b) Vrijheid, autoriteit en onderwijs Deel 3 Hoofdstuk VI: Vrijheid en het goede blz. 74 1. Algemeen blz. 74 a) Ruggesteun b) Een weerbare positieve vrijheid 2. De complexe vrijheidsnotie van Kant blz. 76 a) Vrijheid en het staatsapparaat b) Vrijheid en de morele actor 3. Persoon en daad blz. 81 a) Kern en invloeden b) De dynamiek van de zelfverwerkelijking c) Wojtyła en de vrijheid Hoofdstuk VII: De autonomie en de fundering van het goede blz. 88 1. De autonomie en de vrijheid blz. 88 a) Wat is autonomie? b) De positieve vrijheid en de autonomie 2. De autonomie en het goede blz. 91 a) Kant b) De verlichting en de autonomie c) Vladimir Solovjov en de autonomie d) Nikolaj Berdjajev en de autonomie Hoofdstuk VIII: De gerechtvaardigde inmenging blz. 101 1. Waarom inmenging niet tot totalitarisme leidt... blz. 101 a) Schets van de kritiek b) Weerlegging c) Afweging 2. Soorten inmenging blz. 106 a) Arbitrair en niet-willekeurig b) Middelen tot inmenging 4 Slot Hoofdstuk IX: De verovering van de vrijheid blz. 110 1. Een venster op de toekomst blz. 110 a) Terminologische en inhoudelijke verscherping b) De eeuwige beweging van het denken 2. De rode draad: bij wijze van uitleiding blz. 112 a) De boodschap van Oblomov b) Het verdriet van de vrijheid c) De verovering van de vrijheid Addendum blz. 118 Bibliografie blz. 120 Personenregister blz. 125 5 Dankwoord In november 2003 woonde ik mijn allereerste les op de universiteit van Gent bij. Het betrof een hoorcollege van Prof. Dr. Ronald Commers waarin onder andere Gilgamesj en Job behandeld werden. Ik twijfelde nog of ik me al dan niet zou inschrijven en wilde een beeld krijgen van wat me te wachten zou staan, indien ik moraalwetenschappen zou gaan studeren. Ik vroeg hiervoor aan een jongen in de aula of het een moeilijk hoorcollege zou worden. De jongen antwoordde overtuigd dat het een gemakkelijk college beloofde te worden. Hier was echter niets van aan. Het hoorcollege was ontzettend confronterend: ik begreep wel alle woorden afzonderlijk, maar ik voelde dat de betekenissen boven mij uitzweefden. Ik begreep er zo goed als niets van. Op het einde van het hoorcollege moedigde professor Commers ons aan om een of ander colloquium bij te wonen, waarbij hij vertelde dat hij als jonge student ook colloquia bijwoonde waarvan hij niet alles begreep, maar dat het juist dit was dat hem motiveerde om zijn studie verder te zetten en zijn kennis te vergroten. Iets gelijkaardigs gebeurde er ook met mij die bewuste herfstdag: gedreven door een wil om te begrijpen, had ik besloten mij niet te laten afschrikken door mijn eigen onwetendheid en aldus besloot ik koppig en volhardend naar de colleges te zullen blijven gaan tot ik zou begrijpen wat er bedoeld werd. Ik denk dat ik daar min of meer in geslaagd ben en met de volharding kwam ook met mondjesmate wat meer begrip. De jongen die ik tijdens mijn eerste les had aangesproken, heb ik in verdere jaren niet meer gezien... Mijn dank gaat dan ook in de eerste plaats uit naar Prof. Dr. Ronald Commers, omdat hij de passie voor filosofie in mij heeft aangewakkerd. Hij heeft mij de vrijheid gegeven om mijn licentieverhandeling in te vullen naar eigen goeddunken. Ik ben hem voor dat vertrouwen heel dankbaar, alsook voor de waardevolle gesprekken en de bedenkingen die hij formuleerde. Daarbij was het bijzonder aanmoedigend om bij hem een grote interesse in en kennis van de Oost-Europese literatuur en filosofie te ontwaren. Ik voel me bevoorrecht dat ik op het moeilijke pad van de filosofie door zo een leermeester ben begeleid, niet enkel tijdens mijn licentieverhandeling, maar gedurende mijn hele studie. Bijzondere dank gaat ook uit naar mijn beide commisarissen. In de eerste plaats wil ik Dr. Metz bedanken, omdat hij van in het begin grote interesse heeft getoond in mijn onderzoeksproject. Ik heb altijd een beroep mogen doen op zijn uitgebreide kennis van de Russische literatuur en cultuur alsook op zijn taalgevoeligheid waar ik oprecht dankbaar voor ben. Daarnaast dank ik ook Prof. Dr. Claes die meteen instemde om de thesis mee te beoordelen en die veelvuldig zijn bereidwilligheid heeft getoond om te adviseren waar mogelijk. Ook wil ik hem nog bedanken voor alle aangename colleges van de afgelopen jaren. Tevens ben ik veel dank verschuldigd aan mijn ouders voor hun vertrouwen in mijn capaciteiten. Ik ben ze dankbaar dat ze zovele jaren geleden niet geluisterd hebben naar het toenmalige PMS, want anders had ik nu een diploma haartooi op zak en had ik nooit de mogelijkheid gehad om me in de wondere wereld van de filosofie te verdiepen. Uiteraard dank ik hen ook voor de vele jaren voelbare liefde. 6 Last but not least, wil ik mijn vriend Steven bedanken voor alle kleine en grote dingen, waarvan het juist bleek hoe die kleine dingen zo ontzettend groot waren. Het is onvoorstelbaar hoe hij uren actief heeft zitten luisteren naar mijn nog rudimentaire gedachten die in het spreken tot ontwikkeling kwamen. Zijn geduld is van onschatbare waarde voor dit werk. Alicja Anna Gęścińska Lente 2007 7 Voorwoord: bij wijze van inleiding Aan de grondslag van dit werk ligt één van de grootste Russische romans uit de 19de eeuw, Oblomov van Ivan A. Gontsjarov. De roman roept een erg eenvoudige vraag op: is Oblomov een vrij man of niet. Toen ik mij die vraag ongeveer twee jaar geleden stelde – kort voordat ik me in de filosofie van de vrijheid verdiepte en aan deze licentieverhandeling begon te werken – merkte ik dat ik hierop niet makkelijk een antwoord kon geven. Zowat alles in mij fluisterde mij in dat Oblomov niet vrij was, maar ik slaagde er niet in om daar een bevredigende verklaring voor te geven. Dit was voor mij een aanzet om mij te buigen over de filosofische reflectie omtrent vrijheid, als ook over het 19de-eeuwse Rusland. Al gauw bleek dat mijn vermogen om een oordeel over Oblomov te onderbouwen, toenam naarmate ik een beter zicht kreeg op Rusland en de vrijheid. Het resultaat van deze zoektocht naar een filosofische onderbouwing van dit oordeel vindt u in onderhavig werk en is uiteindelijk een overtuigd pleidooi voor de positieve vrijheid geworden. Het werk bestaat uit drie grote delen en verschillende stellingen zullen naar voren geschoven worden: zowel in de drie grote delen afzonderlijk als in het werk over de drie delen heen. Het eerste deel is volledig gewijd aan Oblomov en de Russen. In dat deel ga ik in tegen de onder letterkundigen toch wel wijdverbreide opvatting dat een sociaal-kritische, filosofische interpretatie van Oblomov “not done” is. Daardoor ga ik zeer voorzichtig te werk in het eerste deel en probeer ik een samenhangende argumentatie op te bouwen ter verdediging van de opvatting dat er heel wat lessen uit Oblomov te trekken zijn op sociaal-politiek en moraalfilosofisch vlak. Deze voorzichtigheid en zorgvuldigheid meet ik me niet enkel aan om vooraanstaande interpretatoren van Oblomov niet tegen het hoofd te stoten, maar ook omdat ik de goedhartige Oblomov als een case study beschouw inzake de definiëring van de vrijheid én als dusdanig als een argument tegen een negatieve vrijheidsvisie. Een derde en laatste reden waarom ik in het eerste deel de nodige ruimte neem om mijn analyse uiteen te zetten, is dat dit de mogelijkheid biedt de lezer kennis te laten maken met de diepgang van het Russische denken. Voor diegenen die vertrouwd zijn met het Russische denken is het besef van deze diepgang waarschijnlijk een vanzelfsprekendheid, maar in de filosofie is dit besef algemeen nog onvoldoende doorgedrongen. Het is dan ook verheugend dat bijvoorbeeld het werk van Vladimir Solovjov de laatste jaren door Ton Jansen sterk onder de aandacht is gebracht, maar de weg is nog lang en de te leveren inspanning nog groot opdat het erfgoed van het Russische denken de plaats toebedeeld krijgt die het toebehoort. Aan Oblomov koppel ik de thematiek van de vrijheid en op deze manier ook de thematiek van de verveling aan de vrijheid, hetgeen in de filosofie bij mijn weten nog maar weinig is gebeurd. Uit Oblomov leid ik af dat een positieve vrijheidsvisie de voorkeur geniet boven een negatieve vrijheidsvisie. Deze laatste laat immers slechts tot op beperkte hoogte toe om iemand onvrij te noemen, waardoor subtiele verknechtingsmechanismen en –factoren over het hoofd worden gezien. Door dit beperkte gezichtsvermogen van de negatieve vrijheid zou men tot de verkeerde overtuiging kunnen komen dat Oblomov een vrij man is, terwijl de hele tragiek van Oblomov er net om draait dat Oblomov niet in het minst bekwaam is om zich zelfstandig uit zijn eigen, eeuwige lighouding te helpen, laat staan dat hij in staat is om zijn eigen leven in handen te nemen en te sturen. Hij heeft een goed verstand, een zuivere ziel, is 8 rechtschapen en zachtmoedig (zoals Oblomov door zijn vriend mooi omschreven wordt), maar helaas komt er niets van hem terecht door zijn oeverloze oblomovisme. In de delen 2 en 3 van dit werk probeer ik uitgebreid te analyseren waarom de positieve vrijheid prevaleert boven de negatieve. Ik neem eerst, in deel 2, de grootste tekortkomingen van de negatieve vrijheid onder de loep: de morele onverschilligheid die van een negatief, formeel, neutraal vrijheidsbegrip uitgaat, de onmacht die deze onverschilligheid teweegbrengt, de onmogelijkheid om de zelfverwerkelijking als waarde uit te dragen, terwijl deze waarde net zo belangrijk is in onze tijden; kortom de zwakte van een negatief vrijheidsbegrip om de mensen naar het zedelijke te bewegen. Daarna analyseer ik in deel 3 de krachtpunten (de pijlers) van de positieve vrijheid en tracht ik het belangrijkste argument tegen de positieve vrijheid te ontkrachten: de idee dat positieve vrijheid de dienstmaagd van het totalitarisme is. Zowel uit de morele oriëntatie van diverse grote pleitbezorgers van de positieve vrijheid als uit de intrinsieke waarde van de positieve vrijheid zelf kan ik niet anders dan concluderen dat de associatie tussen totalitarisme en positieve vrijheid volstrekt ongegrond is. Aan het einde van de rit hoop ik dat ik de lezer zal kunnen overtuigen van de prevalentie van de positieve vrijheid boven de negatieve vrijheid. Dit is de gedurfde hoop die ik koester: de hoop dat de lezer zich zal kunnen vinden in de manier waarop de vrijheid in dit werk opgevat en verdedigd wordt en dat de lezer het met me eens is dat een krachtig positief vrijheidsbegrip aan minstens drie voorwaarden moet voldoen: het opvatten van vrijheid als een vermogen tot moreel handelen, het waarderen van de autonomie en het uitgaan van de mogelijkheid van een gerechtvaardigde, vrijheidsvergrotende, externe inmenging. Deze drie pijlers vormen de kern van het vrijheidsbegrip dat ik in dit werk verdedig. Een ideologische ondersteuning voor elk van deze pijlers ontleen ik aan uiteenlopende filosofen die niet alleen door hun denken, maar ook door hun humaniteit een grote aantrekkingskracht op ons blijven uitoefenen. Verschillende filosofen (of opvattingen van deze filosofen) komen doorheen dit werk dan ook veelvuldig terug. Al deze filosofen hebben een duidelijke morele stellingname in hun denken niet geschuwd vanuit een geloof in de noodzaak van de affirmatie van het leven en vanuit een overtuiging van de noodzaak van de realisatie van het goede. Het zijn dit geloof en deze overtuiging die ik met deze denkers deel en die ook de drijvende motor achter dit werk vormen. Het is mijn bedoeling niet om een exhaustief overzicht te geven van 2000 jaar denken over vrijheid. Mijn intentie bestaat eruit dat ik een pleidooi wil voeren voor positieve vrijheid waarbij ik steun op denkers zoals Berdjajev, Solovjov, Jankélévitch, Kant en Wojtyła voor wier menselijkheid en gedachtegoed ik vaak een grote genegenheid voel. Via het denken van deze filosofen ben ik tot de vaststelling gekomen dat vrijheid, verveling, daad, het goede en de zelfverwerkelijking nauw met elkaar verbonden zijn. Niet toevallig zijn dit net centrale thema’s die in het werk van deze filosofen duidelijk naar voren komen. Dit verklaart ook waarom ik deze filosofen bespreek en andere filosofen achterwege laat. De literatuur omtrent de vrijheid is zo omvangrijk dat het onmogelijk is om alle filosen hun zegje te laten doen. Ongetwijfeld zijn er talloze filosofen wier naam en gedachten in dit werk niet hadden misstaan, maar door gebrek aan tijd en ruimte heb ik mijn bronnen moeten afbakenen. Ik hoop 9 dat ik hier op zulk een wijze in geslaagd ben dat het pleidooi dat ik wil voeren hier niet onder lijdt. Hoewel dit werk zeker geen buitenissig aantal bladzijden bestrijkt, is de inhoud ervan niet zomaar in een handvol woorden te vatten. Dat komt doordat er gebruik is gemaakt van een erg “condenserende” wijze van schrijven, waarbij beroep is gedaan op zeer veel uiteenlopende bronnen waaruit dan steeds de essentie of het bruikbare gepuurd is. Hierdoor heeft dit werk misschien wel een ietwat eclectisch karakter en het volgen van de gedachtekronkels van dit werk vergt daardoor ongetwijfeld een grote inspanning van de lezer. De lezer wordt geen samenvatting geboden, geen rustige inleiding op een thema of denker, maar hij wordt meteen mee in het diepe genomen naar de ware kracht van de gedachten. Tot slot koester ik ook een misschien wel minder ambitieuze hoop: de hoop dat de lezer dit werk met interesse en met graagte zal doornemen en een besef krijgt van de complexiteit van de vrijheid; de hoop dat de lezer de noodzaak van filosofische reflectie over vrijheid ten volle zal inzien waardoor de relevantie van dit werk voor de lezer sterk zal blijken. Ik besef dat ik een risico neem door in dit werk een erg persoonlijke visie uiteen te zetten en ik kan niet van de lezer verwachten dat hij het zomaar met mij eens zal zijn. De hartslag van de filosofie bestaat echter niet louter uit het synthetiseren en hernemen van wat reeds gedacht is, maar uit het zelfstandig innemen van duidelijke stellingen, geïnspireerd op wat reeds gedacht is. Los van het feit of men het eens is met de centrale stellingen van dit werk, is het toch moeilijk om te ontkennen dat de thema’s die hier aangesneden worden erg actueel en belangrijk zijn. Recente publicaties over vrijheid (maar ook over verveling en zingeving) illustreren dit. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het boek Freedom: A philosophical Anthology dat nog maar net uit is en een bundeling biedt van vele eeuwen denkwerk over vrijheid vanuit verschillende optieken. Ook valt het op hoe de vrijheid al in volle voorbereiding van de parlementsverkiezingen van juni 2007 in de kiesstrijd geworpen is; onder andere via het boek De mythe van het vrije ik van CD&V-huisideoloog Wouter Beke. Het gebruik van “vrijheid” als middel in de politieke en ideologische strijd, noopt tot een duidelijk vrijheidsbegrip én een besef van de complexiteit van dit begrip. Ik koester de bescheiden hoop dat dit besef bij de lezer in meer of mindere mate reeds bestaat of aangewakkerd zal worden na lezing van dit werk. 10
Description: