UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 - 2015 LOCOREGIONALE ANESTHESIE VOOR CHIRURGIE AAN DE KOP BIJ DE HOND door Angelica MATHEEUWSEN Promotor: Dr. Tim Bosmans Literatuurstudie in het kader van het Copromotor: Prof. Dr. Ingeborgh Polis tweede deel van de Masterproef Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 - 2015 LOCOREGIONALE ANESTHESIE VOOR CHIRURGIE AAN DE KOP BIJ DE HOND door Angelica MATHEEUWSEN Promotor: Dr. Tim Bosmans Literatuurstudie in het kader van het Copromotor: Prof. Dr. Ingeborgh Polis tweede deel van de Masterproef VOORWOORD Bij deze wil ik graag iedereen bedanken die mij geholpen heeft bij het schrijven van deze masterproef. Als eerste wil ik mijn promotor Dr. Tim Bosmans en medepromotor Professor Ingeborgh Polis bedanken voor hun goede begeleiding. Daarnaast wil ik graag mijn ouders en mijn vriendin bedanken voor alles wat ze voor mij hebben gedaan en voor het feit dat ze altijd achter mij staan. INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING .................................................................................................................................... 1 INLEIDING ............................................................................................................................................... 2 ANESTHESIE VAN HET OOG ................................................................................................................ 5 Inleiding ................................................................................................................................................ 5 Auriculopalpebral nerve block .............................................................................................................. 6 Zygomatic and lacrimal nerve block .................................................................................................... 7 Retrobulbar block ................................................................................................................................. 8 Peribulbar block ................................................................................................................................... 9 ANESTHESIE VAN DE MONDHOLTE ................................................................................................. 11 Inleiding .............................................................................................................................................. 11 Maxillary nerve block (proximale block van de nervus maxillaris) ..................................................... 11 Maxillary tuberosity approach (intra-orale benadering) .................................................................. 12 Subzygomatic approach (transcutane benadering) ....................................................................... 12 Infraorbital approach ...................................................................................................................... 13 Caudal and rostral palatine nerve blocks ........................................................................................... 14 Infraorbital nerve block (distale block van de nervus maxillaris) ....................................................... 16 Caudal inferior alveolar nerve block .................................................................................................. 17 Intraorale benadering ..................................................................................................................... 17 Transcutane benadering ................................................................................................................ 18 Middle mental nerve block and rostral inferior alveolar nerve block .................................................. 19 ANESTHESIE VAN HET OOR .............................................................................................................. 21 Inleiding .............................................................................................................................................. 21 Auriculotemporal nerve block ............................................................................................................ 21 Great auricular nerve block ................................................................................................................ 21 CASUISTIEK ......................................................................................................................................... 22 Signalement en anamnese ................................................................................................................ 22 Verder onderzoek en differentiaaldiagnose ....................................................................................... 22 Plan .................................................................................................................................................... 22 Prognose ............................................................................................................................................ 22 Anesthesie ......................................................................................................................................... 23 Chirurgie............................................................................................................................................. 23 Opvolging ........................................................................................................................................... 23 DISCUSSIE ........................................................................................................................................... 25 REFERENTIELIJST .............................................................................................................................. 28 BIJLAGE ................................................................................................................................................ 30 SAMENVATTING De laatste jaren wordt steeds vaker gebruik gemaakt van multimodale pijnbestrijding en ook lokale zenuwblocken worden bij honden steeds vaker toegepast. Wanneer algehele anesthesie vereist is, verlagen lokale en regionale anesthesie de benodigde hoeveelheid inhalatie anestheticum. Daarnaast zorgt lokale analgesie ervoor dat er minder perioperatieve systemische toediening van analgetische middelen zoals opioiden en NSAIDs nodig is. Mechanische ventilatie kan vermeden worden wanneer men systemische niet–depolariserende neuromusculaire blockers vervangt door lokale anesthetica, wanneer een lokale motorische block gewenst is. Regionale anesthesie van het oog geeft naast ongevoeligheid ook onbeweeglijkheid van het oog en voorkomt de oculocardiale reflex, die bradycardie, aritmieën en hartstilstand kan veroorzaken als gevolg van tractie op de extrinsieke oogspieren. Er zijn verschillende blocken mogelijk ter hoogte van het oog, waarbij sommige technieken makkelijk uitvoerbaar zijn en andere wat moeilijker. Vooraf moet worden nagedacht over mogelijke neveneffecten zoals wijziging van de intraoculaire druk omdat deze de resultaten van de ingreep en van de behandeling beïnvloeden. Lokale anesthesie van de mondholte kan worden toegepast bij ingrepen aan de tanden, oronasale fistels, ingrepen aan het gehemelte, het nemen van biopten en oncologische chirurgie zoals een maxillectomie, mandibulectomie, glossectomie en palatectomie. Voor alle lokale blocken aan de kop geldt dat een goede anatomische kennis van de kop erg belangrijk is. Verdoving van de nervus auriculotemporalis en de nervus auricularis major kan worden toegepast bij ingrepen van het buitenoor. Met name chronische otitis externa is een extreem pijnlijke aandoening waarbij in het geval van agressieve medische en chirurgische behandeling een goede anesthesie en analgesie vereist is. In de casuïstiek wordt een block van de nervus auriculotemporalis en de nervus auricularis major besproken. Deze block werd toegepast bij een Franse bulldog die een totale ablatie van het oorkanaal met een laterale bulla osteotomie onderging. Trefwoorden: anesthesie - lokaal - hond - kop 1 INLEIDING De nervus trigeminus voert sensorische informatie aan vanuit de rostrale delen van de kop en geleidt motorische impulsen naar de kauwspieren. Hij splitst in drie takken, namelijk de nervus ophtalmicus, de nervus maxillaris en de nervus mandibularis (figuur 1). De nervus ophtalmicus geleidt sensorische informatie vanuit de huid van het voorhoofd, de oogbol en de huid van het onderste ooglid. De nervus maxillaris voert sensorische informatie aan vanuit de huid van de muil, neus en bovenlip en vanuit de neusslijmvliezen, het harde en zachte gehemelte en de tanden van de bovenkaak. De nervus mandibularis voert sensorische informatie aan vanuit het lagere aangezicht, de zijkant van de kop, de onderlip, de tanden, het oor en de tong en geleidt motorische impulsen naar de kauwspieren (Grimm en Wagner, 2007). 10. Nervus opthalmicus 25. Nervus maxillaris 50. Nervus mandibularis Figuur 1: De nervus trigeminus en zijn aftakkingen bij de hond (Simoens, 2014) De nervus facialis (figuur 2) geleidt motorische informatie naar alle huidspieren van het aangezicht, de lippen, de neus, de wangen, de oren, de ventrale nek en naar de submandibulaire en sublinguale speekselklieren en de traanklieren. Het is ook een sensorische zenuw die informatie aanvoert vanuit de smaakpapillen en de huid van het externe oor (Grimm en Wagner, 2007). 2 VII. Nervus facialis 102. Nervus auriculopalpebralis 103. Rami auriculares rostrales 104. Ramus zygomaticus Figuur 2: De nervus facialis en zijn aftakkingen bij de hond (Simoens,2014) De populariteit van lokale zenuwblocken bij honden is de laatste jaren toegenomen. De reden hiervoor is acceptatie van het concept van multimodale pijnbestrijding. In tegenstelling tot bij algemene anesthesie worden bij lokale en regionale anesthesie pijnimpulsen in een bepaald deel van het lichaam volledig geblokkeerd bij een patiënt bij bewustzijn. Wanneer algehele anesthesie vereist is, verlagen lokale en regionale anesthesie de benodigde hoeveelheid inhalatie anestheticum (Skarda en Tranquilli, 2007). Daarnaast zorgt lokale analgesie ervoor dat er minder perioperatieve systemische toediening van analgetische middelen zoals opioiden en NSAIDs nodig is. In tegenstelling tot wat het geval is bij het gebruik van systemische niet-depolariserende neuromusculaire blockers, die naast een algehele spierverlamming ook verlamming van de ademhalingsspieren veroorzaken, kan het gebruik van mechanische ventilatie worden vermeden (Accola en anderen, 2006). De lokale anesthetica die worden gebruikt voor lokale anesthesie zijn van het amide type, zoals articaïne, bupivacaïne,dibucaïne, etidocaïne, lidocaïne, mepivacaïne, prilocaïne en ropivacaïne. Anesthetica van het ester type zoals procaïne en propoxycaïne worden zelden of niet gebruikt. Lidocaïne, mepivacaïne en prilocaïne zijn kortwerkend, articaïne middellangwerkend en bupivacaïne en ropivacaïne langwerkend. Om de vasodilaterende werking van deze middelen tegen te gaan en zo hun werking te verlengen kunnen vasoconstrictoren zoals epinephrine worden toegevoegd aan de anesthetische oplossing. Voor de vaak gebruikte lidocaïne en bupivacaïne varieert de aanbevolen dosis. De dosis hangt af van het gewicht van de patiënt, de totale toxische dosis (diersoort afhankelijk) en het aantal plaatsen die verdoofd moeten worden. Wanneer meerdere plaatsen verdoofd dienen te worden, moet er voor worden opgepast dat er geen toxische dosis wordt bereikt. Wanneer bij kleine honden het berekende volume te klein is, kan de anesthetische oplossing worden verdund met 0.9% fysiologische zoutoplossing. Gemiddeld volstaat bij honden een volume van 0.2 tot 0.8 mL, bij erg grote honden kan dit iets meer zijn (Campoy en Read, 2013). 3
Description: