Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 1 Animatie Algemeen Naam: Klas: Datum: F Leeftijdsgroepen en hun kenmerken De leeftijd van de deelnemers is van grote invloed op de planning van animatieactiviteiten. Iedere leeftijdsgroep heeft zijn eigen kenmerken. Uitgangspunt bij de behandeling hiervan is de psychologie en dan met name de ontwikkelingspsychologie. Psychologie De wetenschap van het menselijk gedrag Ontwikkelingspsychologie Een onderdeel van de psychologie dat zich bezighoudt met het verklaren van het menselijk gedrag op grond van leeftijdskenmerken Een van de meest besproken onderwerpen binnen de ontwikkelingspsychologie, die ook van belang is binnen het animatiewerk, is de wijze waarop mensen zich ontwikkelen. Aan de ene kant ontwikkelt de mens zich vanaf zijn geboorte, simpelweg doordat hij ouder wordt: de zogenaamde rijping. Aan de andere kant is de menselijke ontwikkeling een gevolg van een leerproces. Gedurende de ontwikkeling van de mens worden de verschillen tussen individuen groter. Dit proces heet differentiatie. Het gedrag van jongens en meisjes is op kleuterleeftijd nog niet zo verschillend. Vanaf de schoolkindleeftijd worden deze verschillen zo groot dat men er rekening mee moet houden. Differentiatie zien we ook ten aanzien van recreatiegedrag. Afhankelijk van de leeftijdsgroep stelt de animator een programma samen. Hierbij dient hij uit te gaan van algemeen geldende omstandigheden voor die bepaalde leeftijdscategorie. Je begrijpt echter wel dat het mogelijk is dat bepaalde individuen uit de groep heel anders op iets reageren. Je hebt echter wel kennis nodig over hoe mensen zich gedragen op grond van hun leeftijd. Lang voordat de recreant op zijn verblijfplaats aankomt, moeten er al weekprogramma’s worden geschreven, activiteiten worden bepaald, materialen worden aangeschaft. Wat voor karakters en wensen de mensen hebben die straks aan het programma deel gaan nemen, weet je niet. Het aspect 'leeftijd' is dus een basisgegeven omdat die meestal wel bekend is; men heeft in ieder geval een indicatie van de leeftijden van de verwachte recreanten. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 1 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 Indeling naar leeftijd en onderwerp We staan stil bij iedere leeftijdsgroep die we in de animatie tegenkomen. Voor we dat doen, moeten we afspreken hoe we de leeftijdsgroepen indelen en wat we per groep bespreken. We beginnen met de jongste leeftijdsgroep waar je in de animatie mee te maken krijgt: de kleuter. We zeggen af en toe wel wat over de peuter, maar die is zo jong dat je de peuters geen apart programma kunt aanbieden! We geven alleen wat informatie over de peuters om het verschil aan te geven met de kleuters. We kiezen voor een indeling die terugkomt in het toekomstige werk. Het aangeven van leeftijden bij deze indeling is een hachelijk avontuur. Voor ieder individu hoeft deze niet per se te gelden. Als voorbeeld noemen we Annemieke, die voor haar veertien jaar heel volwassen is. Volgens de indeling is zij een puber, maar haar geestelijke en lichamelijke ontwikkeling maken dat zij qua gedrag tot de adolescenten behoort. Voor de duidelijkheid maken we dus een indeling, maar deze is niet meer dan een algemene richtlijn. Als je dit in gedachten houdt, geeft de indeling je wat houvast. - kleuter: 4 - 6 jaar - (school)kind: 7 - 12 jaar - jongere: 12 - 17 jaar - volwassene: 18 en ouder - senioren: persoon die op grond van zijn hoge leeftijd andere activiteiten onderneemt of op een andere manier aan activiteiten deelneemt dan een volwassene Per leeftijdsgroep bespreken we vier aspecten: - lichamelijke ontwikkeling - geestelijke ontwikkeling - sociale ontwikkeling - spel en activiteiten Met lichamelijke ontwikkeling bedoelen we de groei en afbraak van het menselijk lichaam en de stijging en daling van de lichamelijke prestatiegeschiktheid die samenhangt met het toenemen van de leeftijd. Onder geestelijke ontwikkeling verstaan we de vooruitgang en achteruitgang van het menselijk denken en van het gevoelsleven die beide samenhangen met het toenemen van de leeftijd. Sociale ontwikkeling is het proces van aanpassing van het individu aan de sociale omgeving: de socialisatie. Het aspect spel en activiteiten geeft die vormen van spel en activiteiten aan die specifiek zijn voor de besproken leeftijdsgroep. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 2 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 Lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling hangen met elkaar samen. Daar waar een van de gebieden voor- of achterblijft, kunnen problemen ontstaan. Als voorbeeld noemen we een puber met een al volwassen lichaam, die geestelijk minder ver ontwikkeld is. De omgeving stelt op grond van zijn uiterlijk dan vaak te hoge (geestelijke en sociale) verwachtingen. De lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling komen tot uitdrukking in de spel- en activiteitenkeuze van de mens. We zullen bij dit aspect leeftijdspecifieke activiteiten noemen. Afhankelijk van de ontwikkeling op de diverse gebieden en van de motivatie zullen mensen als zij ouder worden de activiteiten voortzetten of stoppen. 1. De kleuter (4 - 6 jaar) 1.1 Lichamelijke ontwikkeling De kleuter herkennen we allemaal: hij heeft een groot hoofd, een kleine romp en korte beentjes die al heel snel en altijd kunnen bewegen. Het gedrag van een kleuter roept sentimenten op: "Ach, wat lief!" En dat is maar goed ook, want een kleuter is vaak nog kwetsbaar. Hij ziet vaak geen gevaar, niet als hij de weg oversteekt, als hij met een scherp voorwerp speelt of als hij van een te hoge schommel af springt. De kleuter is zindelijk. In deze periode worden de eerste resultaten van de ontwikkeling van de fijne motoriek zichtbaar; de kleuter begint al om te gaan met precisiebewegingen als tekenen en kralen rijgen en kan zichzelf wassen, zichzelf aankleden en zijn eigen tanden poetsen. Aan het eind van deze ontwikkelingsfase kunnen de meeste kleuters zelf hun schoenen strikken. Het bewegingsapparaat is echter nog niet helemaal ontwikkeld. Zo kan het kind vaak nog geen duimgreep gebruiken bij het vastpakken van een stang om aan te hangen. De botten zijn nog erg elastisch maar de banden en kapsels kunnen nog niet veel hebben. Aan de armen hangen is al snel een te grote belasting voor de schoudergordel. De kleuter beweegt nog erg grof, met veel bijbewegingen en niet 'efficiënt'. Er is sprake van een grote bewegings- en herhalingslust: vijftig keer van een stoepje af springen vindt een kleuter prachtig! 1.2 Geestelijke ontwikkeling Het kleinere kind ontwikkelt zich nog voornamelijk door rijping, terwijl de kleuter al steeds meer begint te ontwikkelen door te leren. Vooral in een omgeving die veel prikkels bevat, leert een kleuter erg snel. Een dergelijke omgeving nodigt uit tot leren. Voorbeelden zijn uitnodigend spelmateriaal of een gezinssituatie waarin de ouders het kind het gevoel geven dat het erbij hoort. Het kind leert in deze fase veel door identificatie. Het imiteert niet alleen de handelingen van de identificatiepersonen (vaak vader en/of moeder), er is ook sprake van een sterke, gevoelsmatige band. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 3 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 De woordenschat breidt zich in de kleutertijd uit van vijfhonderd naar tweeduizend woorden. Eerst gebruikt het kind nog veel 'glob'-woorden, glob is afgeleid van globaal. Een 'poes' is 'een bekend voorkomend dier in huis en dingen die daarop lijken'. De hond van de buren kan in dit stadium ook met 'poes' aangeduid worden. Het begrip 'dier' komt pas veel later. De kleuter heeft nog geen begrip van de tijd (klok, dagen). Begrippen als voor, achter, boven en onder zijn eerder bekend dan links en rechts. Kleuters hebben een korte spanningsboog: ze kunnen zich niet lang op hetzelfde concentreren. Ook zijn ze nog niet in staat oorzaken en gevolgen te analyseren. Ze denken namelijk in toestanden, het hier en nu, en niet in processen. De leergierigheid is enorm. De waarom-vraag op deze leeftijd is berucht. Afbeelding 1. 'Opa en oma plagen' vinden kleuters een leuke bezigheid, maar niet al te lang! Foto: Cirkel Holland Vakanties. 1.3 Sociale ontwikkeling Kinderen zijn spontaan, bewegen graag en gaan zonder reserves in op nieuwe situaties. Het spel is de leefwereld van het kind. Geef kleuters een bal en ze gaan aan het rollen, stuiten, gooien en trappen. Geef ze een schilderijlijst en ze gaan winkeltje spelen, of poppenkast; alles is 'zogenaamd', maar maak als volwassene niet de fout om hun 'zogenaamde' spel niet serieus te nemen! Kinderen hebben weinig nodig om hun fantasie te prikkelen. Beperk ze niet te veel en ze komen op spelletjes waar je zelf nooit aan gedacht zou hebben. De peuter speelt nog graag alleen. Wel speelt hij met meer peuters in één zandbak, maar individueel. De kleuter kan al echt samen spelen met anderen. Dit hangt samen met het ontstaan van het ik-besef. De kleuter begint het verschil te zien tussen 'ik' en 'niet-ik'. Tegelijk daarmee komt het besef van de ander en met 'een ander' kun je dus spelen. Tegelijk met het ik-besef komen de ook angsten voor de bedreiging van het ik, bijvoorbeeld beschadigingsangst. Een schaafwond op de knie kan een kleuter als dramatisch ervaren: "Ik ben kapot!". De fantasiewereld en de werkelijkheid zijn niet door een scherpe grens gescheiden. Voor een kleuter is alles mogelijk: het is voor hem heel normaal dat de goochelaar een wit konijn uit zijn hoed 'tovert'. De sociale ontwikkeling versnelt. De peuter kan nog vaak enorm in paniek raken als mamma of pappa niet in de buurt is; de kleuter amuseert zich al prima een hele ochtend in de crèche en kent ook al heel wat vriendjes en vriendinnetjes bij naam. Door de eerdergenoemde identificatie leert het kind niet alleen steeds nieuwe handelingen, maar neemt hij ook waarden en normen als vanzelf over. Zo leert hij 'spelenderwijs' wat in het sociaal verkeer geaccepteerd is en wat niet. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 4 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 1.4 Spel en activiteit In de vorige paragrafen is al het een en ander gezegd over het spel en de activiteiten van de kleuter. Kenmerken zijn de grote fantasie en de bewegingsdrang. Voorbeelden van spelen en activiteiten voor de kleuter: - knippen - plakken - kralen rijgen - kleuren - scheuren - prikken - (vinger)verven - kleien - (stoep)krijten - spelen met water en zand (liefst modder) - pannenkoeken bakken - bouwen met blokken, dekens, dozen, lappen en stokken - schminken — rollenspel en fantasiespel: ramen lappen, koken, in de auto zitten - voorlezen (sprookjes!) - muziekspelletjes - verhaal vertellen - dansen - poppenkast - plaatjes kijken - liedjes zingen. Mogelijke grote activiteiten: mini-playbackshow vossenjacht huifkartocht lampiontocht ballonnenwedstrijd circus 2. Het (school)kind (7 - 12 jaar) 2.1 Lichamelijke ontwikkeling De nog grove motoriek van de kleuter wordt bij het kind verfijnd. De zenuwbanen zijn volledig ontwikkeld, de lichamelijke verhoudingen 'kloppen'. Het kindervet verdwijnt en het kaarsrechte kleuterruggetje krijgt nu zijn S-vorm (van opzij gezien). Het kind ontwikkelt een gevoel voor eigen kunnen en niet-kunnen en komt tot een goede beheersing van het bewegingsapparaat. Stoornissen of bewegingsarmoede in deze leeftijd leiden tot onherstelbare bewegingsachterstanden. Niet voor niets wordt gezegd dat je jong met een sport moet beginnen als je deze goed wilt leren. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 5 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 Dat geldt vooral voor de technisch moeilijker sporten. Denk aan turnsters van tien jaar die bewegingen tot in de perfectie beheersen. Blijkbaar is dit de ideale leeftijd om motoriek te leren, dat wil zeggen alles wat te maken heeft met houding en beweging. Vanaf de overgang van kleuter naar kind, dus van 'groot hoofd en kleine romp' naar 'kloppende verhoudingen' hebben meisjes een voorsprong in de ontwikkeling ten opzichte van jongens. Deze voorsprong houden ze tot de volwassenheid. 2.2 Geestelijke ontwikkeling Het (school)kind selecteert prikkels en wordt daardoor niet meer zo beheerst door de omgeving. De kleuter kan de verleiding van een prikkel onmogelijk weerstaan. Hoe interessant het karweitje waar hij mee bezig is, ook is: als er een bal voorbij rolt, kan hem dat zo in beslag nemen dat hij vergeten is waar hij eigenlijk mee bezig was. De prikkelselectie ("Ik laat die bal rollen want ik ben nu bezig") is een nieuwe stap in de richting van zelfstandigheid. In deze periode gaat de ontwikkeling in de betekenis van rijping niet meer zo stormachtig als in de perioden daarvoor. Daardoor is deze periode een geschikte leer- ontwikkelperiode. Na de kleuterperiode ontstaat een leerrijpheid: doordat het kind meer naar buiten gericht is, kan het leren lezen en rekenen. Het (school)kind is geïnteresseerd in de dingen om zich heen. Het kind heeft een bijna onverzadigbare prikkel tot het willen weten. Het verschil tussen het leren van de kleuter en het leren van het schoolkind is dat het schoolkind kan omgaan met symbolen. Het kan denken in oorzaak-gevolg, tegengestelden en overeenkomsten en categorieën: hond en kat zijn beide zoogdieren. Langere verhalen worden onthouden, details en hoofdzaken kunnen worden gescheiden. Het geheugen is erg goed op deze leeftijd. Kortom, het is de ideale leerleeftijd. In een korte tijd leert het kind dan ook erg veel. Sta er maar eens bij stil hoeveel een kind (bij)leert in de basisschoolperiode. Het schoolkind is erg prestatiegericht. Aan het eind van deze periode wordt het kind kritischer en wordt de rol van de fantasie kleiner om plaats te maken voor zakelijkheid. 2.3 Sociale ontwikkeling Het schoolkind krijgt een steeds sterker ik-besef. Het kind kan zichzelf al kritisch bekijken, ook vanuit het standpunt van anderen. De sociale aandacht van het kind verschuift van het gezin naar vriendjes. Hij krijgt daarvoor ook meer bewegingsvrijheid. De interesses van jongens en meisjes gaan nu duidelijk uit elkaar lopen; dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het spel. Het schoolkind wil aardig gevonden worden: niet alleen thuis, maar zeker ook buitenshuis. Opscheppen is een herkenbaar verschijnsel in deze periode; te veel opscheppen is vaak een teken van te weinig zelfvertrouwen. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 6 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 De kinderen ontwikkelen met vriendjes en vriendinnetjes een eigen taal en eigen omgangsvormen. Zo ontstaan groepjes (clubs) inclusief gedragscodes en leiders. 2.4 Spel en activiteit Zoals al eerder gezegd, gaan vanaf deze leeftijd jongens en meisjes verschillen vertonen in spelgedrag en activiteitenkeuze. Ze gaan apart spelen. Het prestatie-element wordt belangrijk, en is bij jongens duidelijker aanwezig dan bij meisjes. In deze fase beginnen kinderen aan persoonlijke hobby's en gaan ze naar sportclubs. Ze gaan teamsporten beoefenen, vaak in competitieverband. Voorbeelden van geschikte activiteiten met (school)kinderen: - speurtocht - vliegers maken - stoeptekenwedstrijd - ansichtkaarten maken - kampvuur - ballon-volleybal - voetbaltoernooi - countdown hitquiz - mini-moppentrommel - fietscross - zwemvierdaagse - droomshow. 3. De jongere (12-17 jaar) In de periode van twaalf tot en met zeventien jaar kunnen we eigenlijk twee leeftijdsgroepen onderscheiden die van elkaar verschillen: de puber en de adolescent. Ze worden hier als een groep genoemd omdat ze in de praktijk ook samen aan programma's deelnemen. 3.1 Lichamelijke ontwikkeling De puberteit wordt gekenmerkt door een heftige lichamelijke verandering met de bijbehorende psychische ontwikkeling. Je zou kunnen zeggen dat er een ongelijkheid ontstaat door de biologische rijping en de geestelijke onrijpheid. Wat gebeurt er dan? De hormoonhuishouding wordt 'door elkaar gegooid' en tegelijk groeit de puber meestal heel snel (onhandig lange armen en benen), bij de jongen breekt de stem (baard in de keel), er ontstaan problemen als jeugdpuistjes enzovoort. Het gevolg is dat pubers vaak 'niet lekker in hun vel zitten', onhandig bewegen, het gevoel hebben dat ze worden bekeken en belachelijk worden gevonden. Het soepele, makkelijke bewegen van het (school)kind verdwijnt en daarvoor in de plaats komt vaak onhandig gestuntel. Gevolg is dat veel jongeren op deze leeftijd een hekel krijgen aan bewegen en sport, zeker wanneer ze het gevoel hebben daarbij bekeken te worden. Het is voor een puber een gruwel om bijvoorbeeld tijdens een gymles iets voor te moeten doen. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 7 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 De adolescent herstelt zich van de plotselinge veranderingen en komt weer in een evenwichtige situatie. Het bewegen wordt weer beter, de lichamelijke verhoudingen kloppen weer, de hormoonhuishouding is weer in evenwicht. De jongere heeft zichzelf weer in de hand en vaak komt ook de lol in het bewegen weer geheel of gedeeltelijk terug. De invloed van de omgeving is daarbij erg belangrijk. 3.2 Geestelijke ontwikkeling De puber is, wat kennis en leren betreft, al ver ontwikkeld. Het abstracte denken is nu volledig ontwikkeld. Dat wil zeggen dat de puber in begrippen kan denken zonder daarbij concrete voorstellingen nodig te hebben. Door onzekerheid en onevenwichtigheid komt deze geestelijke rijpheid niet altijd even goed uit de verf. Het geheugen is goed en op deze leeftijd wordt ook erg veel in korte tijd geleerd. De adolescent kan als jonge volwassene veel beter tot een eigen mening komen dan de puber. Hij kan gemakkelijker afstand nemen van zijn eigen situatie en weloverwogen beslissingen nemen. Ten aanzien van leren en kennis kan de adolescent op eigen kompas varen. Hij kan zelf zijn tijd indelen, zelf problemen aanpakken en oplossen. Heel belangrijk is dat de ontwikkelingsgebieden op deze leeftijd al achteruitgaan. Het geheugen is al minder goed. Met echt 'stampwerk', grote hoeveelheden kennis opnemen in het geheugen, heeft de adolescent al meer moeite dan jongere mensen. Dit zal daarna steeds moeilijker worden. 3.3 Sociale ontwikkeling De puber ziet zijn zekerheden wankelen. De lichamelijke veranderingen zijn ingrijpend. Daarnaast zijn er de stemmingswisselingen: het ene moment is het leven een feest; even later zit alles tegen. Pubers voelen zich vaak onzeker, weten zich met hun figuur geen raad, schamen zich en voelen zich opgelaten (rood hoofd). Voor de puber is het leven niet altijd een lolletje. Het (school)kind is meestal nog bezig met zaken in zijn directe omgeving. In de puberteit krijgt de jongere ook oog voor de 'wereldproblemen'. Als dat ook nog samen gaat met sterke stemmingswisselingen, is het duidelijk dat deze jongere zich af en toe geen raad weet. Door alle veranderingen moet de puber zich ook helemaal opnieuw instellen op het omgaan met de ander. Voor het (school)kind liggen de verhoudingen tussen vriendjes en vriendinnetjes niet zo moeilijk. De rollen van jongens en meisjes komen in de puberteit echter heel anders te liggen. Een puber vindt het vaak moeilijk om met anderen om te gaan: hij is vaak bang niet aardig gevonden te worden. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 8 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 De adolescent die zich langzaam 'ontworsteld' heeft aan de puberteit, gaat zijn zaakjes weer op orde brengen. Lichamelijk in rustiger vaarwater, komt de adolescent ertoe een nieuwe, eigen houding te bepalen ten opzichte van het ik, de ander en de wereld. Zo zegt men van de adolescent dat hij al in staat is te komen tot vaste keuzes ten aanzien van duurzame relaties, studie en werk. Hij is dus een jonge volwassene, alleen nog een beetje onwennig. De heftigheid van de puberteit verschilt van persoon tot persoon. Ook door de tijden heen en in verschillende culturen ziet men grote verschillen. Er zijn zelfs culturen waar het hele verschijnsel puberteit onbekend is. Er zijn met opzet geen leeftijden gegeven over het begin en het eind van de puberteit. Het enige wat daarover gezegd kan worden, is dat meisjes daarin duidelijk voorop lopen ten opzichte van jongens en dat de puberteit de laatste tientallen jaren over het algemeen minder heftig verloopt en steeds vroeger begint. 3.4 Spel en activiteit Voor de jongere is de groep leeftijdsgenoten heel belangrijk. 'Dingen' doen met z'n allen en daarbij aardig gevonden worden is belangrijker dan de 'dingen' zelf (op de stoep zitten praten, een eind fietsen, naar het zwembad gaan, televisie kijken). Voor de animatie betekent dit dat goede kennismakingsactiviteiten belangrijk zijn. Daarna moeten activiteiten worden ondernomen waarin het samenwerken en de groepsbeleving centraal staan en niet de activiteit, de prestatie, of het individu. Voorbeelden van geschikte animatieactiviteiten voor jongeren: - samen een discoavond organiseren - dropping - kampvuur - beachparty - avondtennistoernooi - survival of the fittest - triatlon - sterrenslag - boogschieten - Miss-/Mister-verkiezing - fiets op stap dag - parasailing - mountainbiken - moonlight-bowlen - aerobics ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 9 Animatie Algemeen L1 Periode 2 2014-2015 4. De volwassene (18 jaar en ouder) 4.1 Lichamelijke ontwikkeling De volwassene is lichamelijk volledig ontwikkeld. Dat wil niet zeggen dat er niets meer verandert. Er is alleen op grond van het stijgen van de leeftijd geen toename meer van lengte, gewicht en differentiatie. Omdat de differentiatie in deze fase maximaal is, staan we hier even stil bij het verschil tussen man en vrouw in het kader van sportieve recreatie. In de volwassen motoriek onderscheidt men het mannelijk en het vrouwelijk bewegen. Men zei wel: 'Het mannelijk bewegen is hoekig, rechtlijnig, doelgericht. Het vrouwelijk bewegen is vloeiend, gelijkmatig.' Of dit tegenwoordig nog zo opgaat, is de vraag. Men zou tegenwoordig in een onderzoek andere vragen stellen en andere woorden gebruiken. In de afbeelding zijn de lichamelijke verschillen op een rijtje gezet. Daarbij zijn de verschillen in bottenstelsel nog niet genoemd. De man heeft relatief zwaardere botten en de hoek die botten ten opzichte van elkaar maken, is op veel plaatsen anders. VROUWEN MANNEN Lengte en gewicht kleiner Lengte en gewicht groter Breder bekken Bredere schouders Meer vetweefsel (20-25%) Minder vetweefsel (15-18%) Spieren vormen 30-35% van Spieren vormen 40% van het lichaamsgewicht lichaamsgewicht Spierkracht van de vrouw is Spierkracht van de man is gemiddeld 2/3 van die van de man gemiddeld hoger dan die van de vrouw Hart en longen zijn kleiner Hart en longen zijn groter Hartfrequentie 5-8 slagen per Hartfrequentie ligt lager, meer rode minuut meer, minder rode bloedlichaampjes en de longinhoud bloedlichaampjes per liter en een is groter kleinere longinhoud De maximale hoeveelheid Maximale hoeveelheid opgenomen opgenomen zuurstof is kleiner dan zuurstof is groter dan bij de vrouw bij de man Meteen na het stoppen van de ontwikkeling begint het afnemen van de lichamelijke prestaties. Als optimale leeftijd voor de lichamelijke prestatiegeschiktheid wordt meestal drieëntwintig jaar aangegeven. Daarna kunnen de lichamelijke prestaties alleen door training op peil blijven of worden verbeterd. Als eerste begint de kracht af te nemen; als laatste de coördinatie. ROC Mondriaan School voor Toerisme en Recreatie 10-Dec-14 OST 10
Description: