************************* AB 1996 no. GT 56 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ==================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT van 6 december 1996 no. 11, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondi- gingsblad van Aruba van de geldende tekst van het Lands- besluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 8, onderdeel a, van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (1993 no. GT 45) Citeertitel: Geen Vindplaats : AB 1996 no. GT 56 Wijzigingen: Geen ==================================================================== Artikel 1 1. De gewezen ambtenaren in vaste niet─pensioengerechtigde dienst en hun weduwen en wezen genieten op de hen ingevolge de Landsverorde- ning leeftijdsgrens ambtenaren (AB 1993 no. GT 45) toegekende uitke- ring bij wijze van pensioen een duurtetoeslag volgens onderstaande ta- bel: percentage van de duurtetoeslag voor: uitkering bij wijze van pensioen: ongehuwden: gehuwden: tot en met Afl. 1.200,- 314 348 Afl. 1.203,- " " 1.800,- 229 277 " 1.803,- " " 2.400,- 229 277 " 2.403,- " " 3.000,- 192 188 " 3.003,- " " 3.600,- 188 186 " 3.603,- " " 4.200,- 183 180 " 4.203,- " " 4.800,- 180 180 " 4.803,- " " 5.400,- 165 180 " 5.403,- " " 6.000,- 163 175 " 6.003,- " " 6.600,- 162 172 " 6.603,- " " 7.200,- 157 172 " 7.203,- " " 7.800,- 157 171 " 7.803,- " " 8.400,- 157 170 " 8.403,- " " 9.000,- 156 166 " 9.003,- " " 9.600,- 156 166 De aldus berekende duurtetoeslag wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle florins, dat een veelvoud vormt van twaalf. 2. Voor de toepassing van dit landsbesluit worden als gehuwd be- schouwd: a. de mannelijke gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn, alsmede de weduwen van deze gewezen ambtenaren. b. de vrouwelijke gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die gehuwd geweest zijn en niet zijn hertrouwd. 3. Voor wezen zijn uitsluitend de in de eerste kolom van de in het eerste lid bedoelde tabellen vermelde percentages van toepassing. Artikel 1a 1. De gehuwde gewezen ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst en zijn weduwe, die een uitkering bij wijze van pensioen ont- vangen, genieten voor hun ongehuwde wettige, gewettigde en/of stief- ************************* AB 1996 no. GT 56 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ==================================================================== kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voor zover zij geheel ten laste komen van degene die in het genot is van de uitkering bij wijze van pensioen, een kindertoelage van: voor 1 kind : 3% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen, verhoogd met duurtetoeslag; voor 2 kinderen : 5% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen, verhoogd met duurtetoeslag; voor 3 kinderen : 7% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen, verhoogd met duurtetoeslag; voor elk kind boven het aantal van 3 wordt een kindertoelage van 2% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen, verhoogd met duurtetoeslag, toegekend. De kindertoelage wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle florins, dat een veelvoud vormt van twaalf. 2. Het eerste lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van de- gene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen, die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt, en die niet door de eigen ouders of hun voogden kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk geval door de minister van Algemene Zaken afzonderlijk te beoorde- len. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op na- tuurlijke kinderen van degene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen, tenzij de moeder van deze kinderen is overle- den en de betrokkene deze kinderen heeft erkend, dan wel de voogdij over deze kinderen uitoefent en bedoelde kinderen deel uitmaken van zijn gezin en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed, elk geval door de minister van Algemene Zaken afzonderlijk te beoordelen. 4. Voor de toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar gelijkgesteld: a. kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, wier tijd, be- houdens in geval van ziekte of vakantie, geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onder- wijs; b. kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, die naar het oor- deel van de minister van Algemene Zaken ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichame- lijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen. 5. Het genot van kindertoelage vangt aan met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin het recht op kindertoelage is ontstaan, en eindigt met ingang van de eerste van de maand, volgende op die waarin het recht op kindertoelage verloren is gegaan. 6. De kindertoelage wordt door de minister van Algemene Zaken toegekend en uitbetaald tegelijk met de uitkering bij wijze van pen- sioen. 7. De kindertoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat dat zij niet ten goede komt of zal komen aan het kind ten behoeve waarvan zij is toegekend, aan een ander dan aan degene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen, worden betaalbaar gesteld. Artikel 2 1. Na het overlijden van een gewezen ambtenaar in vaste niet- pensioengerechtigde dienst, die in het genot was van een uitkering bij wijze van pensioen, wordt aan diens weduwe een bedrag uitgekeerd ge- 2 ************************* AB 1996 no. GT 56 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ==================================================================== lijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse duurtetoeslag op die uitkering bij wijze van pensioen en kindertoelage van de overledene op het tijdstip van overlijden. 2. Indien de overledene geen betrekking als bedoeld in het eerste lid, nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de overledene. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overlede- ne kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kin- deren, ten behoeve van deze betrekkingen. 3. Laat de overledene ook geen betrekkingen als in het tweede lid bedoeld, na, dan kan het in het eerste lid bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laat- ste ziekte en van de begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is. Artikel 3 Bij gelijktijdig genot van een uitkering bij wijze van pensioen en pensioen ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van Aruba worden de uitkering bij wijze van pensioen en het pensioen als één geheel be- schouwd. Op het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen, dat als tweede gedeelte van de verkregen som wordt aangemerkt, zijn de voor de berekening van duurtetoeslag op pensioen vastgestelde percen- tages van toepassing, die voor dat gedeelte van het pensioen zouden hebben gegolden, indien de totale som uitsluitend uit pensioen zou hebben bestaan. Artikel 4 Bij verandering van omstandigheden die de grootte van de duur- tetoeslag bepalen, wordt de duurtetoeslag gewijzigd met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de verandering plaats vond. Artikel 5 1. De duurtetoeslag wordt door de minister van Algemene Zaken toegekend, gewijzigd en ingetrokken. 2. Zij wordt tegelijk met de uitkering bij wijze van pensioen uitbetaald. 3