ebook img

02.04AB88.065 Landsbesluit opleiding buitengewoon agenten van politie PDF

2021·0.06 MB·Dutch
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview 02.04AB88.065 Landsbesluit opleiding buitengewoon agenten van politie

************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uit- voering van artikel 11, onder c, van de Landsverordening politie (A.B. 1988, no. 18) Citeertitel: Landsbesluit opleiding buitengewoon agenten van politie Vindplaats : AB 1988 no. 65 Wijzigingen: Geen ==================================================================== Artikel 1 In dit landsbesluit wordt verstaan onder: de Minister : de minister van Justitie en Publieke Werken; het Korps : het Korps Politie Aruba; de korpschef : de ambtenaar belast met de dagelijkse leiding van het Korps; de opleiding : de opleiding ter verkrijging van het Diploma buitengewoon agent van politie; cursist : hij die tot de opleiding is toegelaten; de opleidingsschool : de opleidingsschool van het Korps Politie Aru- ba. Artikel 2 De opleiding is erop gericht de tot buitengewoon agent van poli- tie te benoemen persoon de kennis, het inzicht en de vaardigheid te verschaffen, welke noodzakelijk zijn voor een juiste uitoefening van de aan hem toe te vertrouwen politietaak. Artikel 3 1. Bij voltooiing van de opleiding dient de cursist te beschikken over voldoende kennis van en inzicht in: a. het begrip recht, met name het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht en het onderscheid tussen materieel strafrecht en formeel strafrecht; b. de plaats van Aruba binnen het Koninkrijk en de samenstelling en algemene taken van de belangrijke Arubaanse staatsorganen; c. de organisatie en werkwijze van het Korps; d. de samenstelling en algemene taken van de zittende en staande ma- gistratuur; e. de procedure in strafzaken en de plaats van de functionarissen die in deze procedure een rol vervullen; f. het begrip "verdachte", diens rechten en de verplichtingen welke ten aanzien van hem in acht behoren te worden genomen; g. de bevoegdheden van de opsporingsambtenaar, mede in verband met de in de Staatsregeling van Aruba vervatte grondrechten; h. de beperkingen van de bevoegdheid tot optreden van de buitengewoon agenten van politie; i. de relevante bepalingen van het Landsbesluit ambtsinstructie poli- tie; j. de bepalingen van het Landsbesluit instructie gebruik geweld en veiligheidsfouillering politie; k. de werking en het effect van de wapenen welke tot zijn uitrusting kunnen behoren, alsmede over voldoende vaardigheid in het hanteren van deze wapenen; ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== l. het opmaken van processen-verbaal en rapporten c.q. mutaties van eenvoudige aard; m. het benaderen van het publiek en verdachten, alsmede praktische vaardigheid in het toepassen daarvan; n. de algemene leerstukken van het Wetboek van Strafrecht van Aruba en van de in dat wetboek strafbaar gestelde feiten, voor zover die voor een buitengewoon agent van politie van belang zijn. 2. Bij voltooiing van de opleiding dient de cursist voorts te be- schikken over voldoende kennis van en inzicht in de strafrechts nor- men, waarvan de handhaving in het bijzonder tot de politietaak van de buitengewoon agent van politie zal behoren. 3. De cursist, die bij het Korps zal worden ingedeeld, dient - voor zover hij na voltooiing van zijn opleiding ingedeeld zal worden bij de strandpolitie - bovendien over voldoende vaardigheid in het redden van drenkelingen te beschikken. 4. De interpretatie van de in het eerste, tweede en derde lid be- doelde leerstof geschiedt door de korpschef en wordt vastgelegd in een leidraad. 5. Voor zover de opleiding wordt gevolgd door cursisten die niet bij het Korps zullen worden ingedeeld, vindt de interpretatie van de leerstof plaats na overleg met het hoofd van het bedrijf of de dienst, waarbij de cursist werkzaam is of zal worden ingedeeld. Artikel 4 1. De organisatie en coördinatie van de opleiding berusten bij de korpschef. Hij bedient zich daartoe van het hoofd van de oplei- dingsschool. 2. Voor zover de opleiding wordt gevolgd door cursisten, die niet bij het Korps zullen worden ingedeeld, vindt de organisatie en coördi- natie van de opleiding plaats na overleg met het hoofd van het bedrijf of de dienst, waarbij de cursist werkzaam is of zal worden ingedeeld. Artikel 5 De inspectie van de opleiding geschiedt door personen die daartoe door de Minister - na overleg met de korpschef - worden aangewezen. Artikel 6 1. Telkenmale wanneer daaraan naar het oordeel van de Minister behoefte bestaat, vangt een opleiding aan. 2. De opleiding wordt uiterlijk in de 26ste week na die, waarin zij is aangevangen, afgesloten met een examen. 3. De opleiding omvat maximaal 260 lesuren van 60 minuten, gedu- rende welke de cursisten aan de opleidingsschool het voor hen bestemde opleidingsprogramma dienen te volgen. Gedurende de overige uren van hun diensttijd zijn zij - onder meer voor het volgen van praktijksta- ges - werkzaam bij het bedrijf of de dienst, waarbij zij na de oplei- ding werkzaam zijn of zullen worden ingedeeld. 4. Ten aanzien van de buitengewoon agent van politie, die elders dan bij het Korps zal worden ingedeeld, kan de Minister afwijking toe- staan van het in het derde lid bepaalde. Artikel 7 1. De cursist, die de lessen niet geregeld bijwoont, dan wel blijk geeft van onvoldoende ijver of onvoldoende vorderingen of door 2 ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== zijn gedrag de geregelde voortgang van de lessen stoort, kan door de korpschef van de opleiding worden verwijderd. 2. Tegen een beslissing tot verwijdering, welke schriftelijk en met redenen omkleed moet zijn, staat betrokkene gedurende acht dagen, nadat hem de beslissing is uitgereikt, schriftelijk beroep open bij de Minister. Van deze mogelijkheid tot het instellen van beroep wordt in de beslissing melding gemaakt. De Minister beslist binnen 14 dagen. 3. Gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn van acht dagen en hangende een ingesteld beroep wordt de beslissing van de korpschef - tenzij de Minister anders bepaalt - niet ten uitvoer gelegd. 4. Hij die ingevolge het bepaalde in dit artikel van de oplei- ding is verwijderd, is uitgesloten van het deelnemen aan het afslui- tend examen. Artikel 8 De aan de opleiding verbonden kosten worden telkenmale voor het begin van iedere cursus door de Minister vastgesteld. Artikel 9 1. De met de opleiding te belasten leerkrachten worden op voor- stel van de korpschef door de Minister aangewezen. 2. Zij ontvangen per gegeven lesuur een door de Minister in over- leg met de minister van Welzijnszaken vast te stellen vergoeding. 3. De in het tweede lid bedoelde vergoeding wordt niet genoten door leerkrachten, die bij de opleidingsschool zijn ingedeeld, voor zover de lesuren samenvallen met hun gewone diensttijden. Zij wordt voor de helft genoten door politieambtenaren en andere bij het Korps ingedeelde ambtenaren, die aangewezen zijn om in hun diensttijd lessen te geven. 4. Leerkrachten, die onderricht geven in door de Minister aan te wijzen vakken, waaraan veel correctiewerk is verbonden, ontvangen voor correctie van schriftelijke werkstukken in die vakken een door de Mi- nister vast te stellen vergoeding. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing. 5. Cursisten zijn gedurende de tijd, dat zij de opleiding volgen, een door de Minister vast te stellen bedrag aan lesgeld verschuldigd. 6. De in het vijfde lid bedoelde lesgelden worden, op grond van een door de korpschef te verstrekken nominatieve opgave der cursisten, maandelijks door de zorg van de Directeur Financiën van de bezoldiging ingehouden. De Minister kan bepalen, dat het verschuldigde lesgeld op andere wijze dient te worden voldaan. Artikel 10 1. De cursist die de in artikel 6, derde lid, bedoelde lessen heeft gevolgd, legt een examen af ter verkrijging van het diploma. Dit diploma is overeenkomstig het als bijlage bij dit landsbesluit gevoeg- de model. Hij verkrijgt het diploma, indien ingevolge het bepaalde in artikel 19 geoordeeld wordt, dat hij de in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, genoemde doelstellingen heeft bereikt. 2. Hij wordt ten hoogste twee keer in de gelegenheid gesteld het examen of een gedeelte daarvan af te leggen. Artikel 11 Het examen wordt afgestemd op de interpretatie van de leerstof, 3 ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== zoals deze in de in artikel 3, vierde en vijfde lid, bedoelde leidraad is vastgelegd. Het examen omvat de volgende gedeelten: a. mondeling gedeelte: de kandidaat demonstreert mondeling de kennis en het inzicht, wel- ke ingevolge de in artikel 3, eerste en tweede lid, vervatte doel- stellingen zijn vereist, aan de hand van integraal op deze doel- stellingen gerichte mondelinge vraagstellingen; b. schriftelijk gedeelte: de kandidaat demonstreert vaardigheid in het opmaken van een pro- ces-verbaal en rapport c.q. mutatie van eenvoudige aard, door het uitwerken van een schriftelijke opgave betreffende het opmaken van een proces-verbaal en het uitwerken van een schriftelijke opgave betreffende het opmaken van een rapport c.q. mutatie; c. praktisch gedeelte: de kandidaat demonstreert: 1. vaardigheid in het benaderen van het publiek en het toepassen van politiële bevoegdheden aan de hand van geënsceneerde en/of werkelijke praktijksituaties, eventueel aangevuld met mondelinge vraagstellingen gericht op met deze vaardigheid verband houdende kennis-, inzicht- en toepassingsaspecten; 2. vaardigheid in het hanteren van die wapenen, welke tot zijn uit- rusting zullen behoren; 3. algemene lichamelijke vaardigheid; 4. vaardigheid in het redden van drenkelingen, voor zover hij inge- deeld zal worden bij de afdeling, belast met het toezicht op de stranden. Artikel 12 De tijden, welke voor het afnemen van het examen ter beschikking worden gesteld, zijn: a. mondeling gedeelte: een ononderbroken tijdsduur van 40 minuten; b. schriftelijk gedeelte: voor het uitwerken van de opgave betreffende het opmaken van een proces-verbaal en het uitwerken van de opgave betreffende het opma- ken van een rapport c.q. mutatie een ononderbroken tijdsduur van 60 minuten voor elk van de opgaven; c. praktisch gedeelte: 1. voor het in artikel 11, onder c, sub 1, bedoelde gedeelte, een ononderbroken tijdsduur van 45 minuten, waarvan ten hoogste 15 minuten bestemd mogen worden voor het zich begeven naar en van de plaatsen, waar de verschillende onderdelen van dit examengedeelte worden afgeno- men; 2. voor het in artikel 11, onder c, sub 2, 3 en 4, bedoelde ge- deelte, de tijden zoals deze in de in artikel 3, vierde en vijfde lid, bedoelde leidraad zijn vastgesteld. Artikel 13 1. Voor het afnemen van het examen wordt door de korpschef een examencommissie ingesteld, bestaande uit een voorzitter, een secreta- ris en leden. 2. De examencommissie wordt gesplitst in subcommissies bestaande uit twee leden. Een subcommissie is bij voorkeur samengesteld uit de leerkrachten die de opleiding of een gedeelte daarvan hebben verzorgd. 3. Het examen of een gedeelte daarvan wordt afgenomen door een subcommissie, als bedoeld in het tweede lid. 4 ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== Artikel 14 1. De examencommissie oordeelt in een vergadering of een kandi- daat overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 is geslaagd. 2. De voorzitter is belast met de algehele leiding van de werk- zaamheden van de examencommissie. Hij belegt een vergadering van deze commissie zo dikwijls hij dit nodig oordeelt. Het hoofd van de oplei- dingsschool is belast met de regeling van de examens. Artikel 15 1. Het toezicht op de wijze waarop het afnemen van het examen plaatsvindt berust bij een of meer gecommitteerden. Zij worden op voorstel van de korpschef door de Minister aangewezen. 2. De gecommitteerden zien toe op een juiste gang van zaken bij het examen alsmede op het te handhaven niveau. Zij wonen daartoe zo- veel mogelijk het examen en de vergaderingen van de examencommissie bij en kunnen inzage verlangen van de bij het examen of tijdens de op- leiding gemaakte werkstukken en van de opgaven, welke daarop betrek- king hebben. 3. Bij het mondelinge examen houden de gecommitteerden de nodige aantekeningen over het verloop en het resultaat van de ondervragingen. Artikel 16 1. De opgaven, welke betrekking hebben op het schriftelijk ge- deelte van het examen, worden door de betreffende leerkrachten na overleg met het hoofd van de opleidingsschool ontworpen en ter vast- stelling aan de korpschef voorgelegd. Zij dragen zorg voor geheimhou- ding. 2. Indien het de korpschef blijkt, dat wijziging of aanvulling van een in het eerste lid ingediende opgave noodzakelijk is, doet hij deze in overleg met de desbetreffende leerkrachten en het hoofd van de opleidingsschool aanbrengen. 3. Het schriftelijk examenwerk wordt gelijktijdig door de deelne- mers aan hetzelfde examen gemaakt op door het hoofd van de opleidings- school gewaarmerkt papier. 4. Het gebruik van andere dan door het hoofd van de opleidings- school voorgeschreven hulpmiddelen bij het maken van het schriftelijk examenwerk is verboden. Het gebruik van een woordenboek en van de naar het oordeel van het hoofd van de opleidingsschool noodzakelijke wette- lijke regelingen kan bij het maken van het schriftelijk examenwerk worden toegestaan. 5. Deelnemers, die zich naar het oordeel van de examencommissie aan bedrog schuldig maken, kunnen terstond door de voorzitter van die commissie van verdere deelneming aan het examen worden uitgesloten. 6. Het bepaalde in artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op degene, die ingevolge het vijfde lid van het examen is uitgesloten. Indien de Minister de uitsluiting onjuist oordeelt, wordt betrokkene door de examencommissie binnen 8 dagen in de gelegenheid gesteld opnieuw examen te doen. Artikel 17 De voorzitter van de examencommissie kan bij de examens toehoor- ders toelaten. De deelnemers zelf zijn hiervan uitgesloten. 5 ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== Artikel 18 1. De leden van de subcommissie voor het betreffende examenge- deelte bepalen in onderling overleg of de kandidaat aan de desbetref- fende doelstelling(en) heeft voldaan. Indien zij niet tot overeenstem- ming kunnen komen, brengen zij dit ter kennis van de voorzitter van de examencommissie, die alsdan beslist. 2. Tot aan het tijdstip van aanvang van de in artikel 19 bedoelde vergadering doen de leden van de examencommissie geen mededelingen aan derden omtrent de uitslag van het examen of gedeelte daarvan, tenzij de voorzitter anders heeft bepaald. Artikel 19 1. De cursist verkrijgt het Diploma buitengewoon agent van poli- tie, indien in een vergadering van de examencommissie is vastgesteld, dat hij aan de in artikel 3 vervatte doelstellingen heeft voldaan. 2. De cursist die voor ten hoogste twee van de in artikel 11 be- doelde examengedeelten is afgewezen, zal op zijn verzoek binnen drie maanden in de gelegenheid worden gesteld een herexamen af te leggen in het gedeelte of de gedeelten, waarvoor hij werd afgewezen. 3. Indien de cursist werd afgewezen voor een of meer van de in artikel 11, onder c, genoemde onderdelen, blijft het herexamen beperkt tot het onderdeel of de onderdelen, waarvoor hij werd afgewezen. Artikel 20 Indien een examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden of indien het vermoeden bestaat dat een examen op onregelmatige wijze heeft plaatsgevonden, is de examencommissie bevoegd het examen of het desbetreffende gedeelte daarvan opnieuw te doen afleggen. Artikel 21 In de gevallen, waarin met betrekking tot de examens in dit landsbesluit niet is voorzien, beslist de Minister. Artikel 22 1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit opleiding buitenge- woon agenten van politie. 6 ************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* ==================================================================== BIJLAGE De examencommissie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Landsbe- sluit opleiding buitengewoon agenten (A.B. 1988, 65, verklaart dat _______________________________________ met goed gevolg heeft afgelegd het examen ter verkrijging van het Diploma buitengewoon agent van politie Namens de examencommissie, De voorzitter, De secretaris, De gecommitteerden: 7

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.