Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 2de master Orthopedagogiek 2010-2011 1ste examenperiode PEUTERS (24 MAANDEN) EN HUN EERSTE STAPJES IN REKENLAND AAN DE HAND VAN DE MAMA: WAT IS HAAR ROL? Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Liesbet Adriaensens Promotor: Prof. Dr. A. Desoete Laura De Smedt Begeleiding: Annelies Ceulemans I “In deze masterproef wordt gebruik gemaakt van een nog niet volledige dataset van het onderzoeksprogramma JOnG! van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hiervoor werd door de promotor van het desbetreffende onderzoeksprogramma toestemming verleend. De onderzoeksresultaten en besluiten zijn geheel voor rekening van de betrokken student, en maken niet noodzakelijk deel uit van de finale onderzoeks- resultaten van het onderzoeksprogramma JOnG!. De officiële onderzoeksresultaten en publicaties zullen terug te vinden zijn op de website van het SWVG (www.steunpuntwvg.be).” II “Ondergetekenden, Liesbet Adriaensens en Laura De Smedt, geven toestemming tot het raadplegen van deze masterproef door derden.” Liesbet Adriaensens Laura De Smedt III Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 2de master Orthopedagogiek 2010-2011 1ste examenperiode PEUTERS (24 MAANDEN) EN HUN EERSTE STAPJES IN REKENLAND AAN DE HAND VAN DE MAMA: WAT IS HAAR ROL? Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van master in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Liesbet Adriaensens Promotor: Prof. Dr. A. Desoete Laura De Smedt Begeleiding: Annelies Ceulemans IV Abstract Wetenschappelijk onderzoek omtrent moeder- kind interactie en invloed van sociaal economische status (SES) -op deze interactie- in verband met de vroeg- numerieke vaardigheden van tweejarigen is eerder beperkt, respectievelijk inconsistent. Aangezien peuters vanaf twee jaar echter al hun eerste getalwoorden leren, is deze leeftijd een mijlpaal in de vroeg- numerieke ontwikkeling van kinderen. Deze studie (n=42) ging daarom op deze leeftijd na of moeder- kind interactie een rol speelt bij vroeg- wiskundige vaardigheden van peuters (19 jongens, 23 meisjes). Er werd gebruik gemaakt van een manuele zoektaak en een gestructureerd duplospel. De zoektaak meet vroeg- numerieke kennis van jonge kinderen en het duplospel meet hoeveel vroeg- numerieke interactie aanwezig is in een spontane interactie tussen moeder en kind. Alle ouders vulden ook een oudervragenlijst omtrent numeriek- gerelateerde thuiservaringen, en een startvragenlijst in. Er werd nagegaan of er verschillen zijn in vroeg- numerieke interactie binnen gezinnen die verschillen wat betreft SES. Bijkomend werd nagegaan of scores op het duplospel overeenkwamen met zelfrapportering van vroeg- numerieke ervaringen door ouders. Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen, waar tijdens het duplospel meer vroeg- numerieke interactie was tussen moeder en kind, beter presteerden tijdens de zoektaak. Verder blijkt er een significant positief verband tussen de zelfrapportering van ouders en vroeg- numerieke uitwisseling tijdens het duplospel. In gezinnen met ouders met een hoger opleidingsniveau is er een trend naar meer vroeg- numerieke moeder- kind interactie in vergelijking tot ouders met een lager opleidingsniveau. Naast de beperkingen worden de (orthopedagogische) implicaties en nood aan vervolgonderzoek belicht. V Voorwoord Onze interesse in het thema ‘Peuters en hun eerste stapjes in rekenland aan de hand van de mama’ is enerzijds gegroeid door het vak ‘Leerstoornissen’. Anderzijds zijn we beiden geboeid door de interactie van jonge kinderen met hun ouders. We hebben genoten van de onderzoeksdagen. De contacten met moeder en kind maakten deze masterproef erg aantrekkelijk. We vonden het boeiend om maandenlang te werken rond en ons tevens te verdiepen in dit thema. Onze masterproef kon uiteraard niet tot stand komen zonder hulp. Daarom wensen wij een dankwoord te richten tot alle personen die hun steentje hebben bijgedragen tot de realisatie ervan. Eerst en vooral zouden wij graag onze promoter, Prof. Dr. A. Desoete, willen bedanken om ons de kans te geven ons in dit interessante thema te verdiepen. Natuurlijk danken we haar hiernaast ook voor de uitgebreide en heel nuttige feedback; telkens werden onze vragen beantwoord en konden we hierna verder aan de slag. Ze gaf ons moed door haar bevestigingen dat we goed bezig waren. Vervolgens wensen we een woord van dank te richten naar onze begeleidster, Annelies Ceulemans. We konden op om het even welk moment met onze vragen bij haar terecht. Bedankt Annelies voor de uitstekende én nauwgezette begeleiding die je ons gaf! We wensen tevens de medewerkers van JOnG! te bedanken waarmee we in contact gekomen zijn tijdens de onderzoeksdagen, we danken hen voor hun vertrouwen in ons. En uiteraard, bedankt ook aan alle ouders en kinderen die deelnamen aan het onderzoek op 24 maanden voor hun bereidwilligheid om mee te werken aan deze studie. Vervolgens gaat een woord van dank uit naar onze ouders, familie en vrienden voor de rust tijdens stressmomenten, maar vooral voor hun onvoorwaardelijke steun en blijvende aanmoedigingen tijdens het schrijven van onze masterproef. Ten slotte willen wij elkaar bedanken voor de goede samenwerking. Zonder elkaars steun en vertrouwen had dit proces heel anders verlopen. De verwijzingen in de tekst, de layout, de opmaak van de figuren/tabellen, het rapporteren van statistische waarden en het opstellen van de referentielijst is gebaseerd op de APA- normen (American Psychological Association, 2010). VI Inhoud Abstract ....................................................................................................................................... IV Voorwoord ................................................................................................................................... V Literatuurstudie ............................................................................................................................. 1 Vroeg- numerieke ontwikkeling ................................................................................................ 1 Getaldiscriminatie ................................................................................................................. 1 Baby’s (nul tot één jaar) .................................................................................................. 3 Peuters (één tot drie jaar) ................................................................................................ 5 Kleuters (drie tot zes jaar) ............................................................................................... 6 Individuele verschillen op vlak van vroeg- numerieke vaardigheden ................................... 7 Ouder- kind interactie gerelateerd aan de ontwikkeling ........................................................... 8 Algemene ontwikkeling ........................................................................................................ 8 Taalontwikkeling ................................................................................................................... 9 Ouder- kind interactie gerelateerd aan de vroeg- numerieke ontwikkeling ............................ 11 Belang van de ouderrol bij de numerieke vaardigheden van het kind................................. 11 Verschillen tussen ouders .................................................................................................... 13 Meetinstrumenten ................................................................................................................ 14 Probleemstelling en onderzoeksvragen ................................................................................... 16 Methode....................................................................................................................................... 19 Inleiding .................................................................................................................................. 19 Participanten ............................................................................................................................ 20 Instrumenten ............................................................................................................................ 21 Duplo ................................................................................................................................. 21 Manuele zoektaak ................................................................................................................ 21 Numerieke vragenlijst ......................................................................................................... 22 Startvragenlijst .................................................................................................................... 23 Procedure................................................................................................................................. 23 Situering .............................................................................................................................. 23 VII Duplo ................................................................................................................................. 24 Manuele zoektaak ................................................................................................................ 25 Numerieke vragenlijst ......................................................................................................... 26 Startvragenlijst .................................................................................................................... 26 Analyse .................................................................................................................................... 26 Resultaten .................................................................................................................................... 30 Onderzoeksvraag 1 .................................................................................................................. 30 Onderzoeksvraag 2 .................................................................................................................. 31 Onderzoeksvraag 3 .................................................................................................................. 32 Discussie ..................................................................................................................................... 36 Bespreking onderzoeksvragen................................................................................................. 36 Interpretatie resultaten ............................................................................................................. 36 Onderzoeksvraag 1 .............................................................................................................. 36 Onderzoeksvraag 2 .............................................................................................................. 37 Onderzoeksvraag 3 .............................................................................................................. 38 Sterktes en zwaktes van het huidig onderzoek ........................................................................ 39 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek ............................................................................ 40 Een orthopedagogische blik om af te sluiten........................................................................... 41 Algemene conclusie ................................................................................................................ 41 Referenties ................................................................................................................................... 43 Appendix 1 .................................................................................................................................. 50 Appendix 2 .................................................................................................................................. 54 Appendix 3 .................................................................................................................................. 64 Appendix 4 .................................................................................................................................. 65 Appendix 5 .................................................................................................................................. 68 Appendix 6 .................................................................................................................................. 70 Appendix 7 .................................................................................................................................. 72 Appendix 8 .................................................................................................................................. 74 1 Literatuurstudie Vroeg- numerieke ontwikkeling Getaldiscriminatie. De wiskundige ontwikkeling van kinderen begint al op een zeer jonge leeftijd, in dat verband zou er als het ware gesproken kunnen worden van vroeg- numeriek- gerelateerde vaardigheden (e.g., Canfield & Haith, 1991; van Loosbroek & Smitsman, 1990; Wood & Spelke, 2005a). Er zijn immers onderzoeksgegevens die aantonen dat baby’s al vanaf de geboorte een begrip van hoeveelheid, een gevoel voor aantallen (number sense) bezitten (e.g., Canfield & Haith, 1991; van Loosbroek & Smitsman, 1990; Wood & Spelke, 2005a). Jonge kinderen zijn zo in staat om verschillende hoeveelheden (objecten) te onderscheiden van elkaar. Dit zouden ze mogelijks al kunnen vanaf hun eerste levensweken (e.g., Xu, 2003; Xu & Spelke, 2000), waarbij de precisie van deze vaardigheid verhoogt naargelang de leeftijd van het kind (e.g., Varol & Farran, 2006; Xu & Arriaga, 2007). Hoe ouder de kinderen, hoe kleiner de verhouding tussen de aantallen (= ratio) mag zijn om de hoeveelheden van elkaar te kunnen onderscheiden. Vanuit de literatuur worden twee (cognitieve) representatiesystemen naar voor geschoven wat betreft het discrimineren van aantallen. Het ene systeem is het object- file systeem en focust zich op kleine aantallen van objecten (≤ vier). Dit systeem vormt geen groepen van objecten als geheel, maar ziet de objecten individueel als afzonderlijke aspecten (e.g., Leslie, Xu, Tremoulet, & Scholl, 1998; Trick & Pylyshyn, 1994). Het andere systeem is het analoge grootte systeem, dit systeem focust zich op grote aantallen (> vier) en ziet objecten als een geheel, een groep (e.g., Ansari, Lyons, van Eitneren, & Xu, 2007; Feigenson, Carey, & Hauser, 2002a; Lipton & Spelke, 2004). Om getaldiscriminatie vanaf zulke jonge leeftijd na te gaan, maakt men hoofdzakelijk gebruik van drie paradigma’s die hierna allen kort besproken worden (e.g., Canfield & Smith, 1996; Feigenson & Carey, 2003, 2005; Xu & Spelke, 2000). Het paradigma van de visuele verwachting onderzoekt de verwachtingen van jonge 2 kinderen over toekomstige eenvoudige wiskundige berekeningen. Zowel voorspelbare als onvoorspelbare reeksen stimuli worden getoond op een scherm. De oogbewegingen van de kinderen worden geregistreerd, op die manier kan men de kijkrichting detecteren. Men gaat enerzijds na of jonge kinderen juiste voorspellingen doen over welke stimulus er volgt na een bepaalde stimulus en anderzijds of reactietijden vlugger zijn bij voorspelbare dan bij onvoorspelbare patronen (e.g., Canfield & Smith, 1996; Uller, Carey, Huntley-Fenner, & Klatt, 1999; Wynn, 1992). Een tweede paradigma is dat van de manuele zoektaak. Een zoektaak is een opdracht waarbij kinderen, na representatie van een aantal objecten, met hun hand voorwerpen, bijvoorbeeld balletjes, moeten zoeken in een afgesloten doos. Recht tegenover het kind zit een proefleider die onopgemerkt één of enkele voorwerpen uit de doos kan halen. Dit paradigma onderzoekt met andere woorden hoe jonge kinderen op zoek gaan naar een aantal objecten die verborgen worden na representatie (e.g., Barner, Thalwitz, Wood, Yang, & Carey, 2007; Feigenson & Carey, 2003, 2005). Tot slot wordt ook gebruik gemaakt van het habituatieparadigma om getaldiscriminatie bij jonge kinderen te meten. Kinderen worden eerst gehabitueerd aan een vaste hoeveelheid objecten die herhaaldelijk wordt voorgesteld (habituatiefase). Daarna wordt afwisselend hetzelfde en een nieuw aantal objecten getoond (testfase). Bij dit paradigma wordt verondersteld dat kinderen langer zullen kijken naar een nieuw aantal objecten tijdens deze testfase. Om dit na te gaan wordt de kijktijd van de kinderen geobserveerd gedurende beide fasen (e.g., Clearfield & Mix, 1999; Cordes & Brannon, 2009; Xu & Spelke, 2000). Studies die gebruik maken van de eerste twee methoden om getaldiscriminatie bij kinderen na te gaan (visuele verwachting en manuele zoektaak), vinden voornamelijk positieve evidentie met betrekking tot getaldiscriminatie van kleine hoeveelheden. Hieruit leidt men af dat deze taken het object- file systeem triggeren (Feigenson et al., 2002a; Feigenson, Carey, & Spelke, 2002b). Het laatst genoemde paradigma, het habituatieparadigma, biedt voornamelijk ondersteuning voor het discrimineren van grote aantallen en zou daarom het analoge grootte systeem activeren. Er zou aldus gesteld kunnen worden dat getaldiscriminatie taakafhankelijk is (Feigenson et al., 2002b).
Description: