ebook img

Een jaar als (g)een ander PDF

344 Pages·2003·1.44 MB·German
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Een jaar als (g)een ander

EEN JAAR ALS (G)EEN ANDER Een jaar als(g)een ander DAGBOEK: 5 FEBRUARI 2001 – 15 FEBRUARI 2002 Uitgeverij Atlas – Amsterdam/Antwerpen © 2003 Wit Zand bvba Omslagontwerp: Marjo Starink Omslagillustratie: Jeannine Govaers Foto auteur: Bert Nienhuis ISBN 9789045015507 D/2003/0108/509 NUR 301 www.boekenwereld.com PROLOOG Ik werd geboren op 27 augustus 1955 rond acht uur in de ochtend in een ziekenhuis in het centrum van Brussel als het derde kind van Karel Hemmerechts en Liliane Verhaeghe. Mijn vader was net nog geen dertig, mijn moeder zevenentwintig. Het St. Jan-ziekenhuis ligt in de Broekstraat, rue du Marais in het Frans, zodat er geen twijfel over kan bestaan dat die ‘broek’ dezelfde is als die die in de naam van de hoofdstad schuilgaat – Broekzele, Bruxelles – en moeras betekent. Hét broek, dus. Ook nu woon ik op drooggelegd drasland, zodat ik me soms afvraag of die geboorteplek me daartoe heeft voorbestemd. De eerste geuren die een mens opsnuift, de eerste kleuren, geluiden en smaken zijn bepalend, waarom dan niet de zuur-en vochtigheidsgraad van het land dat diep onder de kelders van het ziekenhuis verborgen lag? De bevalling verliep niet voorspoedig en er werd zelfs voor het leven van mij en mijn moeder gevreesd. Uiteindelijk werd ik door een kordate gynaecoloog met een forcepstang uit mijn moeder gesleurd. Altijd heb ik te horen gekregen dat ik mijn leven aan zijn doortastendheid te danken heb, waardoor het me soms toescheen dat ik twee vaders had, ook al omdat de gynaecoloog mijn vader wegstuurde om in alle rust zijn werk te kunnen doen. Over wat er in die angstige uren in hem omging heeft mijn vader mij nooit iets gezegd. Wanneer mijn geboorte ter sprake kwam, voerde mijn moeder het woord. Mannen hadden daarover weinig te melden, vond ze. Die moeilijke bevalling heeft ongetwijfeld een rol in de beslissing van mijn ouders gespeeld om na mij geen kind meer te nemen. Mijn ouders wilden mij Kristien noemen, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand weigerde die Vlaamse K in zijn register op te nemen en maakte er Christien van. Mijn moeder zou hem vast tot inkeer hebben gebracht, maar zij lag nog in het ziekenhuis, en mijn vader legde zich gelaten bij het onvermijdelijke neer. Zijn eerste dochter, Veerle, was onder ambtelijke dwang een Veronika geworden, zodat deze ingreep verwaarloosbaar leek. Maar hij betrof natuurlijk wel mijn initiaal. Kristien werd Kiki, Aki, Kikus, Kiks, maar altijd met een K. Tenzij op officiële documenten. Niet K. maar C. Hemmerechts. Niet helemaal gerust op mijn levensvatbaarheid namen mijn ouders het zekere voor het onzekere en lieten mij die eerste week nog in de kapel van het ziekenhuis dopen. Mijn moeder was dol op mij. Ik was haar jongste, haar lieveling, en zoals dat vaak gaat werden de opvoedkundige principes overboord gegooid. Ik was het meisje met de ronde ‘kop’, het lachebekje dat zo sprekend op haar vader leek. Dikwijls werd ik ‘onze jongen’ genoemd om redenen die niemand nog kan achterhalen, maar die allemaal te maken hadden met de algehele verrukking over mijn verschijning in het gezin. Ook mijn broer, Herwig, raakte op het nieuwe zusje niet uitgekeken. Hij was vier, twee keer zo oud als onze zus Veerle, die als enige tegen mijn komst protest aantekende: ze sleurde een short van mijn vader uit de wasmand en verstopte hem in de tuin. Kort na mijn zesde verjaardag werd mijn moeder gevraagd om Latijn te geven in de pas opgerichte Oude Humaniora bij ons in de buurt. Mijn vader werkte bij de omroep. Wij woonden in een rijhuis in Strombeek-Bever, met een tuin en drie slaapkamers, één voor mijn ouders, één voor mijn broer, en één voor mijn zus en mij. Mijn zus en ik gingen naar de school waar mijn moeder lesgaf, mijn broer zat op school in de stad. Als je bij ons de straat uit liep en het kruispunt overstak, bevond je je op Brussels grondgebied. Stak je de straat een tweede keer over, dan stond je in Koningslo-Vilvoorde. Geen drielandenpunt maar een driegemeentenpunt. Telkens als wij naar het centrum van de stad reden, kwamen we voorbij het koninklijk paleis. Wapperde de vlag op het dak, dan was de koning thuis. In 1977 kwam aan de spreekwoordelijke vette jaren een einde: in het najaar werd mijn zus opgenomen in een psychiatrische inrichting, en het jaar daarop kreeg mijn vader een hartaanval. Maar 1977 was ook het jaar waarin ik mijn eerste man, Stephen – Steve – Smith, leerde kennen. Onze dochter, Katherine Anne, werd op zaterdag 14 maart 1981 in datzelfde St. Jan-ziekenhuis geboren. De gynaecoloog die jaren eerder mijn leven en dat van mijn moeder had gered, haalde opnieuw zijn forcepstang te voorschijn, dit keer om Kathy uit mijn lijf te dwingen. Ik maakte hem op het merkwaardige toeval attent dat uitgerekend hij die zaterdag weekenddienst had, waarop hij toegaf zich een beetje haar grootvader te voelen. Kathy’s broertjes, Benjamin Karel en Robert Jan, werden in Leuven geboren, maar hun was een erg kort leven beschoren. Mijn broer heeft een zoon, die in datzelfde St. Jan-ziekenhuis werd geboren, hoewel hij door een andere gynaecoloog is gehaald. Mijn zus heeft geen kinderen. Sinds enkele jaren weten we hoe haar ziekte officieel heet: schizofrenie. Mijn zus en ik hebben allebei gedaan wat onze ouders ondenkbaar zouden achten: we zijn bij onze eerste man weggegaan en hertrouwd. Mijn tweede man, Herman de Coninck, stierf in mei 1997, waardoor ik weduwe werd. Ik bleef in zijn huis wonen, het huis waar zijn kinderen, Tomas en Laura, zijn opgegroeid. Míjn ouderlijk huis is onlangs verkocht en mijn ouders wonen nu in een appartement in dezelfde buurt. Mijn vader zou niet kunnen aarden weg van Grimbergen, en meer bepaald van Hellebeek, waar zijn ouders hun boerderij hadden. Ik heb als enige Brabant verlaten om in het ‘verre’ Antwerpen te gaan wonen. Nochtans is mijn vaders geboortestreek onherkenbaar veranderd. Er zijn wegen doorgetrokken en huizen gebouwd. De holle wegen, velden, boomgaarden en veldwegjes waar ook ik als kind heb rondgezworven, liggen begraven onder asfalt en beton. Wie de Brusselse ring richting Gent via afrit 7 verlaat, rijdt over mijn vaders ouderlijk erf, een speling van het lot die mij tot het schrijven van Een zuil van zout heeft geïnspireerd. Als ik met mijn vriend, Bart Castelein, in zijn geliefde Westhoek rondrijd, lijkt het soms of ik in een teletijdmachine naar mijn kindertijd word gevoerd. Plotseling is het allemaal terug: de zongerijpte gewassen op de velden, de klaprozen en korenbloemen, de halmen die wiegen in de wind, de kronkelende veldwegjes, het lome vee, de mensen op stoelen voor hun huizen. Want ja, in mijn jeugd was het altijd zomer. En iedere dag koesterde ons de zon. Er lopen in dit dagboek uiteraard heel wat meer mensen rond. Van sommigen lijkt het absurd hun achternaam te vermelden, zelfs wanneer die bekendheid geniet, zoals geldt voor de redactieleden van het voormalige Nieuw Wereldtijdschrift, Frank Albers, Benno Barnard, Bernard Dewulf, Piet Piryns, Mark Schaevers en Paul de Wispelaere, of voor de Britse schrijver Blake Morrison, voor mijn uitgever Emile Brugman, voor de Franstalige Belgische schrijver Jean-Luc Outers, de dichter Leonard Nolens, de schrijfster Anna Enquist/Christa Witlund, de regisseur Heddy Honigmann. Na lang wikken en wegen heb ik besloten vrienden en vriendinnen niet te identificeren. In mijn leven dragen ze een voornaam en doet hun officiële functie er eigenlijk weinig toe. De enkele keren dat dit wel het geval bleek te zijn, heb ik een korte verduidelijking tussen vierkante haken geplaatst. Tussen zulke haken zijn ook de sporadische, erg vrije en beknopte vertalingen van Engelse, Franse en Duitse citaten terechtgekomen, en – een enkele keer – de Nederlandse variant van een Vlaamse uitdrukking. Ten slotte is het handig om weten dat VN voor Vrij Nederland staat, DM voor De Morgen, DS voor De Standaard, DSM voor De Standaard Magazine, NWT voor Nieuw Wereldtijdschrift, SdL voor Standaard der Letteren, KUB voor Katholieke Universiteit Brussel, KUL voor Katholieke Universiteit Leuven, RUG voor Rijksuniversiteit Gent – vandaag eigenlijk gewoon Universiteit Gent –, NPS voor Nederlandse Programma Stichting, studio voor Herman Teirlinck Instituut Toneelklas Studio, Dora voor Herman Teirlinck Instituut Toneelklas Dora van der Groen. De afkortingen ‘maw’ voor ‘met andere woorden’, ‘ivm’ voor ‘in verband met’, ‘ipv’ voor ‘in plaats van’, ‘oa’ voor ‘onder andere’ en ‘nav’ voor ‘naar aanleiding van’ worden veelvuldig gebruikt. 5/2 Vandaag aan de studenten van Teirlinck hun schrijfopdrachten staan uitleggen. Opdracht één: Hou het hele semester een dagboek bij. Onderwerp jezelf aan de discipline om iedere dag bijvoorbeeld dertig minuten te schrijven. Geef jezelf de ruimte om te ontdekken wat er gebeurt. Thuisgekomen en me afgevraagd of ik mezelf een opdracht had staan opleggen. De opdracht waarvoor Herman altijd plannen maakte. Zijn jaar 2000 in dagboek. Hij wilde dat jaar 2000 dus halen. Diepe rust daalde over mij neer. Zou het allemaal aan mijn dagboek toevertrouwen. Geduldig papier. En ook in mijn hoofd, zoals in dat van Herman, meteen de gedachte aan publicatie. Woorden schieten sneller in mijn hoofd dan dat ze op papier terechtkomen. Het dagboek dat ik ‘denk’ is veel uitgebreider dan het dagboek dat ik schrijf. Vanwaar die censuur? En wat is die censuur? Morgen eten met Mark (Schaevers). Hem vragen of wat ik schrijf waarde heeft. Heb ik talent of heb ik er geen? Alsof Mark ‘nee’ zou antwoorden. ‘Nee, Kristien, je hebt geen talent.’ Toch behoefte aan het gesprek gewoon omwille van het gesprek. Ook een beetje Mark als stand-in voor Herman. Raad aan hem vragen nu Herman die niet meer kan geven. Daarnet onwennig bij studenten die na de les kwamen kletsen. Zoals altijd snel verdwenen. Nergens gaan buurten. Ook niet bij Marc, die nochtans altijd erg lief is. Als iedereen zo lief als Marc Debisschop was, zouden er geen depressies bestaan. Mogen er in een dagboek kutzinnen staan, ik bedoel in een dagboek dat je misschien zult publiceren? Straks lezing Liedekerke. Fucking Liedekerke. Douche en tanden poetsen. Dan auto in. En kan ik het dan allemaal niet bij Bart kwijt? Nee dus. En ook niet bij Frank e- mailsgewijs. Het dagboek is er om bij hen sterk en evenwichtig te zijn. Look at me. Smiling me. Twee huilende studenten (niet vanwege mijn les; tranen die ze uit een eerdere les hadden meegebracht). ‘Ze breken u hier altijd af.’ Tegen wie zegt ge het. CC Liedekerke. Er moesten stoelen worden bijgezet! Laag plafond. Geen microfoon. Hard labeur om mensen te grijpen. Betwijfel of ik ze gegrepen heb. Altijd hopeloos in Vlaanderen. Nederlanders heb je zo, Vlamingen daarentegen… ‘Mag ik u iets zeggen, mevrouw? Ik heb nog niets van u gelezen, ik heb nog nooit nen boek van u gekocht en gelezen, alles wat ik van u gelezen heb is dat stuk over Finland. Mag ik u eens iets zeggen, mevrouw? Ik begreep dat niet. Hoe kan een gerenommeerde schrijfster zo over Finland schrijven? U hebt Finland precies niet graag! Wanneer was u daar? Augustus? Dan hebben wij elkaar net gemist. Hoe u over de fauna schrijft, bijvoorbeeld.’ – ‘De fauna?’ – ‘De sauna.’ – ‘O, de sauna. Maar vond u het slecht geschreven?’ – ‘Dat weet ik niet. Dat zal literair wel in orde zijn, daar weet ik niets van. Maar zo’n fantastisch land als Finland. U vond het precies niet fantastisch?’ ‘Vijfenveertig jaar bent u? Wel, ik zal u eens iets zeggen. U ziet er goed uit voor vijfenveertig jaar. Maar u spreekt nogal Ollands, hé. Bent u een Ollandse?’ ‘Ik zal u een titel geven voor nen boek. “Vijftig. Het begin van de vriendschap

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.