J.J. Voskuil beschrijft in deze roman de vriendschap tussen Maarten en Nicolien Koning en hun twee homoseksuele buurmannen. Een vriendschap die is gedoemd te stranden. Tegelijk is het een snijdend tragikomisch portret het huwelijk van beide echtelieden, waarin het wederzijds onbegrip tussen Nicolien en Maarten bijna potsierlijke vormen aanneemt.
De buurman beschrijft de ontwikkeling van de vriendschap tussen Maarten en Nicolien Koning met hun twee homoseksuele buren Petrus en Peer. Petrus is een stugge, om niet te zeggen knorrige man van middelbare leeftijd, Peer is een jongensachtige dertiger. Nicolien begroet hun komst uitbundig omdat homoseksuelen volgens haar underdogs zijn, en beide mannen kunnen om die reden rekenen op haar compromisloze sympathie. Dit in tegenstelling tot Maarten, die al na een enkele ontmoeting tot de conclusie komt dat beide mannen intellectueel volstrekt oninteressant zijn. Toch ontstaat er een regelmatig en intensief contact met de twee buurmannen. Ze passen op elkaars huisdieren en gaan over en weer bij elkaar op bezoek. Toch gaat het op een gegeven moment mis. De band met Peer en Petrus wordt steeds grimmiger.