Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende, Barbara Deruytter afgestudeerd Master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 2010-2011 en auteur van de scriptie met als titel: ‘Maar de overmacht bleef aan ons…’ De dagelijkse strijd om gezag tussen ordediensten en burgers in het begin twintigste-eeuwse België verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie: x - de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager; 0 - de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar); 0 - de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar); 0 - de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar). Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen. Gent, 07/03/2012 Universiteit Gent Examencommissie Geschiedenis Academiejaar 2010-2011 Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte - Vakgroep Nieuwste Geschiedenis ‘Maar de overmacht bleef aan ons…’ De dagelijkse strijd om gezag tussen ordediensten en burgers in België in het begin van de 20ste eeuw (Deel 1) Voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Geschiedenis Barbara Deruytter Promotor Prof. Dr. Antoon Vrints Academiejaar 2011-2012 Dankwoord Deze masterproef kon enkel tot stand komen dankzij de vriendschappelijke en professionele steun van een heleboel personen, wier geduld – al lieten zij daar zelden iets van merken – het voorbije anderhalve jaar zeker op de proef werd gesteld. Eerst en vooral wil ik mijn promotor prof. dr. Antoon Vrints bedanken voor zijn aanstekelijke enthousiasme, de aangename discussiemomenten en de vele literatuurtips, die stuk voor stuk een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan dit eindwerk. Dankzij zijn suggesties kwam ik dit boeiende onderzoeksonderwerp op het spoor. Een historica is niets zonder haar bronnen. Graag wil ik dan ook de medewerkers van het Rijksarchief van Beveren bedanken voor de vriendelijke bijstand en de vlotte ontsluiting van het archiefmateriaal. Ook ben ik dank verschuldigd aan Benoît Mihail, conservator van het Museum van de Politie, en Piet Veldeman, archivaris van het Legermuseum, voor hun uitgebreide opzoekingwerk. De omvangrijke database in Access, die het vertrekpunt was van dit onderzoek, heeft haar bestaan te danken aan de deskundige hulp van Marijke Lybeert. Het is onmogelijk hier alle personen te bedanken die mij de voorbij jaren – en het voorbije anderhalf jaar in het bijzonder – met hun vriendschap en geestelijke uitwisselingen gesteund hebben. Eerst en vooral wil ik Kia Tsakiridis bedanken voor de gezellige en stimulerende werkuren die ik op haar zolderkamer mocht doorbrengen. Sigrid Vlaemynck wil ik niet alleen bedanken voor het snelle begrip van historiografische problemen, maar vooral voor de onversneden vriendschap die we sinds het eerste jaar geschiedenis mochten delen. Lien Claes was de laatste maanden meermaals de grootmoedige rots in de branding, altijd bereid tot grondig herlezen en een vriendin uit duizenden. Jole, Fabian, de andere kotgenoten en Jamie Mestdagh voor de vele momenten van deugddoende ontspanning. Mijn zus Laura voor haar schijnbaar onuitputtelijke interesse in alles wat de wereld beweegt, waaronder toevallig ook mijn eigen teksten, die zij altijd van haar deskundige advies wil voorzien. Mijn grootvader Edgar Billiet die mij een aantal weken aan zijn zijde duldde, en mij reeds sinds ik het mij kan herinneren met zijn plagende opmerkingen bij de les hield. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en liefde. In het bijzonder mijn moeder, die het laatste anderhalve jaar nog meer dan anders toonde hoe stevig moeders het roer in handen kunnen houden, als het al eens stormt. Inhoudsopgave Deel 1. Inleiding ....................................................................................................................... 1 1. Status quaestionis: bevolking en ordediensten in conflict ......................................................... 5 1.1. Verzet tegen de ordediensten in ‘normale’ tijden ................................................................ 5 1.2. Het consensuele versus het conflictuele model ................................................................... 7 2. Theoretisch uitgangspunt: het kleine conflict als toegang tot de relatie met de ordediensten .... 9 3. Probleemstelling ................................................................................................................... 11 4. Relevantie binnen de Belgische historiografie ........................................................................ 13 4.1. Een overwicht aan politiek-institutionele geschiedschrijving ............................................. 15 4.2. Ordehandhaving op het platteland als een onderbelicht thema ....................................... 17 5. Terminologie ......................................................................................................................... 19 6. Bronnen en methode ............................................................................................................. 22 6.1. De keuze voor de gerechtelijke bron: problematisch? ....................................................... 22 6.2. De correctionele strafdossiers ............................................................................................ 25 Deel 2. Historische context. Het Belgische politieapparaat in het begin van de twintigste eeuw 30 1. Moderne politie? Een historische visie op ordehandhaving ..................................................... 30 2. De grondslagen van het Belgische politieapparaat .................................................................. 34 3. De gendarmerie en de lokale politie (eind negentiende – begin twintigste eeuw) .................... 37 3.1. Enkele algemene trends ...................................................................................................... 37 3.1.1. De Belgische staat: weinig politioneel beleid .................................................................. 39 3.1.2. Neiging tot centralisering en militarisering ..................................................................... 39 3.1.3. Het optreden en de ‘professionaliteit’ van de ordediensten ter discussie ..................... 40 3.1.4. Klassenpolitie? ................................................................................................................. 42 3.2. De nationale ordedienst: de gendarmerie .......................................................................... 45 3.3. De lokale politie in de steden: de politiecommissaris en zijn agenten ............................... 50 3.4. De lokale politie op het platteland: de veldwachter en de politiecommissaris .................. 56 3.4.1. Politieagenten op het platteland: eerder zeldzaam ........................................................ 56 3.4.2. Tussen folklorisch en historisch personage: de veldwachter .......................................... 58 Deel 3. Aanleidingen tot opstandigheid: de ontstaanscontexten van de conflicten ................... 68 1. De agent als bewaarder van de openbare rust en orde ........................................................... 70 1.1. Openbare zedenschennis, nachtlawaai en andere misdrijven tegen de openbare orde ... 73 1.2. Agenten in de strijd tegen de drank: over dronken personen en herbergen ..................... 78 1.2.1. ‘Hij is zat, wij zullen er nog ambras mede hebben:’ het politionele optreden tegen dronken personen ........................................................................................................... 82 1.2.2. De bevolking in omgang met de dronkaard: de agent als omstreden medestander ...... 87 1.2.3. De herberg als sociale arena: strijdpunt voor de ordediensten ...................................... 92 1.3. ‘Wij scheden de twisters:’ de agenten als scheidsrechters in conflicten tussen burgers . 101 2. Main-forte van justitie en ‘lijfwacht’ van het lokale bestuur .................................................. 108 3. Betrapt op heterdaad: materiële delicten .............................................................................. 114 4. Het sociaal profiel van de opstandigen .................................................................................. 119 4.1. Geslacht, leeftijd en huwelijkse staat ............................................................................... 121 4.2. Sociale afkomst: beroep, scholing, betaalvermogen en taalgebruik ................................ 125 4.3. Recidive: het gerechtelijke verleden van de opstandige .................................................. 127 5. Besluit .................................................................................................................................. 132 Deel 4. Het gezag in vraag gesteld: fysiek geweld tegen agenten en mondelinge uitingen van verzet ......................................................................................................................... 138 1. Een verzwegen dialoog: de scherpe taal en het geweldgebruik van de ordediensten .............. 142 1.1. De problematiek van de bron ........................................................................................... 143 1.2. Beheerst en beleefd: het discours van de bron doorbroken ............................................ 145 1.3. De agent onder druk van bovenaf: tussen gebrekkige institutionele controle en culturele dwang ................................................................................................................................ 149 2. Strategieën van opstandigheid .............................................................................................. 153 2.1. De aanval op de fysieke integriteit van het lichaam ......................................................... 153 2.1.1. Het ontstaan en het doel van de gewelddadige aanval op de agent ............................ 154 2.1.2. De afwezigheid van wapens en ernstige letsels ............................................................ 158 2.1.3. ‘Ik zal u wel vinden:’ gebaren en mondelinge bedreigingen van de fysieke integriteit 161 2.2. ‘Alleen krijgt gij mij den bak niet in:’ de arrestatie als fysieke krachtmeting....................... 168 2.2.1. Redenen tot arrestatie .................................................................................................. 170 2.2.2. Zelf proberen ‘uit de handen’ te geraken: het principiële verzet van de arrestant ...... 173 2.2.3. ‘Laat hem los of wij maken u kapot:’ de bevrijding van de arrestant ........................... 175 2.2.4. De noodzakelijke onderstand van collega’s en burgers ................................................ 180 2.3. De strategie van de ogenschijnlijke onverschilligheid ...................................................... 188 2.3.1. Voorbeschouwing: mondelinge uitingen van opstandigheid ........................................ 188 2.3.2. ‘Ik zit met de politie niets in:’ ogenschijnlijke onverschilligheid .................................... 192 2.4. Wrok onder woorden: grenzen aan het contract ............................................................. 197 2.4.1. Scheldwoorden en allusies op het uiterlijk ................................................................... 198 2.4.2. ‘Gij hebt daar geen affairens mede:’ de agent als onwelkome bemoeial ..................... 201 2.4.3. De juridische bevoegdheden: misbruik en gebrekkige uitvoering ................................ 203 2.2.4 ‘Gij moet de menschen niet slagen:’ overmatig geweldgebruik .................................... 208 2.4.5. ‘Indien er daar iemand zat was, ware het gij wel:’ drankgebruik ................................. 211 2.4.6. Verdeel-en-heers in de gemeenschap en de alliantie met het gemeentebestuur ....... 215 2.4.7. Besluit ............................................................................................................................ 217 3. Collectieve of individuele conflicten? De rol van de buurt- en dorpsgemeenschap .................. 219 3.1. De opstandigheid: een collectieve of individuele dynamiek?........................................... 220 3.2. De uitzondering die de regel bevestigt: de gemeenschap grijpt in .................................. 221 3.3. De gemeenschap als aandachtig publiek en bemiddelaar ................................................ 225 3.4. Besluit ................................................................................................................................ 228 4. Onderlinge verschillen in de opstandigheid tegen veldwachters, politieagenten en gendarmes ............................................................................................................................................ 232 5. Besluit .................................................................................................................................. 235 Deel 5. Wet en gerecht: de staat wapent zich tegen de opstandigheid ..................................... 240 Inleiding 240 1. De wettelijke context: de Code Pénal van 1867 ..................................................................... 246 1.1 Smaad of outrages (art.276) en slagen of coups (art.280) ............................................... 248 1.1.1. Smaad (outrages, art.276) ............................................................................................. 249 1.1.2. Slagen (coups, art.280) .................................................................................................. 251 1.2. Weerstand of rébellion (art.269)....................................................................................... 254 1.3. Wat als de agenten in fout waren? ................................................................................... 261 1.4. Besluit ................................................................................................................................ 263 2. Van klacht tot vervolging: het onderzoeks- en vervolgingsbeleid van het parket .................... 265 2.1. Het gerechtelijk vooronderzoek ........................................................................................ 266 2.1.1. Wat vooraf ging: het proces-verbaal opgesteld door de ordediensten ........................ 266 2.1.2. ‘Ingevolge het apostiel van de Heer Procureur:’ het parket beveelt extra onderzoek . 268 2.1.3. Extra ondervragingen door de onderzoeksrechter of vrederechter ............................. 270 2.2. Vervolgen of seponeren? .................................................................................................. 270 3. Het beleid van de zittende magistratuur: bewijsvoering tijdens de rechtszitting en straftoemeting ..................................................................................................................... 272 3.1. Toewijzing aan de politierechtbank of aan de correctionele rechtbank? ........................ 272 3.2. Het straftoemetingsbeleid van de rechters ...................................................................... 278 3.2.1. Zware of lichte straffen? ............................................................................................... 278 3.2.2. De verzachtende omstandigheden en de voorwaardelijke straffen ............................. 281 3.2.3. Wat maakte een straf zwaarder? .................................................................................. 282 3.3. Woord tegen woord: de bewijslast en de rol van de getuigen ......................................... 284 3.3.1. De bewijslast en de getuigen ......................................................................................... 284 3.3.2. Tactieken van de beschuldigden ................................................................................... 287 3.3.3. De vrijspraken: de rechters in de bres voor de opstandige? ......................................... 293 4. Besluit .................................................................................................................................. 296 Besluit .................................................................................................................................................. 298 Opgave van bronnen ........................................................................................................................... 308 Opgave van literatuur .......................................................................................................................... 311 Bijlagen ................................................................................................................................................ 318 Deel 1. Inleiding Het kan niet dat aan de politie wordt geraakt. Wie aan de politie raakt, raakt aan de staat, raakt aan Mechelen, raakt aan de burger en raakt aan mij. Dat tolereer ik niet. Politiemensen zijn de hoekstenen van onze maatschappij.1 - Bart Somers, burgemeester van Mechelen, 2010 Het gezag van de politie en het staatsmonopolie op geweld zijn nooit ‘totaal’ of ongecontesteerd geweest, en steunden veeleer op ‘stilzwijgende contracten’ tussen de politie en de bevolking, die elke dag opnieuw geschreven werden in een context van wisselwerking en soms ook door conflict in de praktijk. 2 - Margo De Koster, De verhouding politie-bevolking in historisch perspectief, 2010 Le conflit réside dans l’être, il est inscrit au cœur même de la vie, vérité d’ordre métaphysique, mais aussi d’ordre logique. S’il fait partie du processus d’engendrement, il ouvre un champ de compréhension capable d’éclairer les conduites personnelles comme les rapports sociaux entre les individus, entre les groupes. Loin d’en faire un perturbateur occasionnel, revendiquons-le comme un acteur principal dans le déroulement de l’Histoire.3 - Jean Nicolas, La France rébellionnaire, 2002 Toen de new police, in 1839 in de metropool Londen geïntroduceerd werd, was de meerderheid van de bevolking daar sterk tegen gekant.4 De vijandigheid van de stedelingen beperkte zich niet tot scheldtirades, maar uitte zich, zo blijkt uit het onderzoek van Stanley Palmer, ook in ernstig fysiek geweld: “Apart from routine scuffles, fisticuffs, and stoning, there were the bizarre incidents: a constable lured into a public house and, to the crowd’s amusement, savagely beaten by a prizefighter; other policemen heaved onto the irons pikes of fence railings; and a constable ‘held 1 Naar aanleiding van een aanval met zwaar fysiek geweld op een politieagent. De Standaard, 29/03/2010 2 M. De Koster, “De verhouding politie-bevolking in historisch perspectief”, in: Justitiële verkenningen, 2 (2010), p. 81 3 J. Nicolas, La rébellion française : mouvements populaires et conscience sociale (1661-1789), Parijs, Seuil, 2002, p. 6. 4 Deze new police, ontworpen door bestuurder Robert Peel, is vanuit historisch oogpunt te beschouwen als één van de eerste ‘moderne’ Europese politiekorpsen. 1 down in the road while a cab and horse were driven over him.’”5 Anno 2011 wordt de permanente aanwezigheid van politie op straat door de publieke opinie in België veel meer als evident en noodzakelijk ervaren, maar het debat over de legitimiteit van de politie is niet afgesloten en zal dit naar alle waarschijnlijkheid, gezien de aard en taken van deze instelling, ook nooit zijn.6 De belangrijke plaats die de politie in onze samenleving verworven heeft, wordt elke dag opnieuw duidelijk in de media; men lijkt geen krant te kunnen openslaan of geen nieuwsuitzending te kunnen volgen zonder dat politiemensen (in)direct een rol spelen in één van de besproken items. In tijden van economische, politieke en sociale crisis zijn het de ordediensten – voorzien van helm, schild en knuppel, en bij uitbreiding van traangas, waterkanon en vuurwapens – die overal ter wereld het protest van ontevreden burgers in opdracht van hun zetelende regeringen, presidenten of koningshuizen en vaak met de harde hand, binnen de perken houden. De publieke verontwaardiging over het gewelddadig optreden van politie bij vreedzame manifestaties in landen als Spanje, Portugal en Georgië was het voorbije jaar groot.7 In België was in oktober 2011 in de pers heel wat te doen rond een hardhandig aangepakte Griekse betoogster, terwijl in Athene zelf levende muren van politieagenten het urenlange geschreeuw van verontwaardigde burgers te verduren kregen.8 De Verenigde Naties hadden in tussentijd vooral oog voor het politiegeweld dat zich in Afrika afspeelde. Ze publiceerden een rapport waarin ze waarschuwden voor de kwalijke alliantie tussen de Congolese politiek en de nationale politie, die de oppositie in de aanloop naar de democratische verkiezingen in november 2011 hard aanpakte.9 Een andere kant aan dit verhaal, die hoewel visueel minder spectaculair minstens even actueel en relevant is, wordt ook door de berichtgeving van de media belicht. Op 4 februari 2010 trokken in Brussel een vijfhonderdtal politieagenten de straat op om te protesteren tegen het geweld dat zij dagelijks in de hoofdstad ondervinden.10 Volgens de vakbond van de politie, het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Politie (VSOA), was er de laatste jaren een opwaartse spiraal merkbaar in het 5 S.H. Palmer, Police and protest in England and Ireland 1780-1850, Cambridge, Cambridge University Press, 1988, p. 303. 6 M. De Koster, “Omkijken in verwondering. Belgische historische politieliteratuur”, in: Tijdschrift voor Criminologie, 47 (2005), p. 389. 7 In Madrid werd naar aanleiding van het politiegeweld in Barcelona de slogan ‘geen geweld’ gescandeerd. De Redactie, 20/06/2011. In Georgië kwamen in mei meer dan duizend mensen op straat om te protesteren tegen politiegeweld. De Standaard, 28/05/2011 8 Zie over de zogenaamde Zaak-Niki onder andere: De Morgen, 14/10/2011 en De Standaard, 21/10/2011. Ook kwamen in België in mei naar aanleiding van een vermoeden van overdreven geweldgebruik door de lokale politie tijdens een individuele identiteitscontrole een tweehonderdtal mensen op straat. De Standaard, 17/05/2011 9 UN News Centre, “UN report sounds alarm over pre-election rights abuses in DR Congo,” 09/11/2011, (www.un.org) 10 De Standaard, 04/02/2010 2 fysiek geweld tegenover politiemensen.11 De vakbond vindt dat dit geweld niet gebanaliseerd mag worden, want “[…] wie aan een politieagent raakt, raakt aan de democratie,” stelt voorman Jan Schonkeren.12 Het VSOA maakte van de problematiek een prioriteit in zijn vakbondsstrijd en slaagde erin de aandacht te trekken van enkele parlementsleden. In 2008 en 2009 werden in de Belgische Senaat en de Kamercommissie Justitie voorstellen goedgekeurd om voor het eerst sinds meer dan een eeuw de straffen gesteld op geweld tegen agenten te verhogen.13 Het debat was en is niet los te zien van de specifiek Brusselse veiligheidsproblematiek, waarover de laatste maanden regelmatig in de pers bericht werd.14 Bepaalde wijken in onder andere Molenbeek en Anderlecht zijn volgens de media tot zogenaamde no-go zones verworden, waar politieagenten amper durven te patrouilleren.15 De aandrijvende spil van beide erg actuele thema’s is het monopolie op geweld dat de ordediensten hebben. Het exclusieve voorrecht van de politiediensten om geweld te gebruiken, vormt zowel de achtergrond van klachten over geweldsmisbruik door de politie als van haar eigen klacht dat zij in toenemende mate het slachtoffer wordt van agressie. Het feit dat de politie zich als gewapende arm van de moderne staat op dagelijkse basis bezighoudt met geweld – of zij er nu tegen ingrijpt of het zelf uitoefent – beïnvloedde zowel in het verleden als vandaag in belangrijke mate de debatten over de ‘legitimiteit’ van de ordediensten. Het cyclisch terugkeren van het debat over geweld tegen en door de politie hoeft – net als voor veel andere terugkerende maatschappelijke debatten – echter niet te betekenen dat er zich over de periode van twee eeuwen weinig of geen fundamentele veranderingen hebben voorgedaan. Wanneer men met een historische bril de huidige positie van de Belgische politie in het perspectief van de laatste twee eeuwen bekijkt, is vandaag niet zozeer de onveiligheid van bepaalde steden opvallend, maar wel de relatieve algemene veiligheid, de controle van de politiediensten en de afwezigheid van ernstig verzet tegen agenten in België.16 De reacties van 11 Maandblad Argument, VSOA, “Eindelijk! Veel strengere bestraffing van geweld tegen politieagenten”, maart 2009 12 De Standaard, 04/02/2010 13 “Wetsvoorstel tot invoering in het Strafwetboek van een verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid”, Belgische Senaat, 16/12/2008. (Dirk Claes en Tony Van Parys) en “Wetsontwerp met betrekking tot de verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid”, Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, 31/03/2009. (Michel Doomst). Wel werden in 2006 eerder reeds extra leden aan enkele wetsartikelen toegevoegd die in bepaalde verzwarende omstandigheden voorzien. Deze handelen over het dodelijk geweld (279bis en 281ter) en over de voorbedachte rade (281bis). Belangrijke impulsen waren de zaak Hammani uit 2005 en de zaak van Kitty Van Nieuwenhuysen uit 2007. 14 Over de deformerende effecten van deze ‘overberichtgeving’ en de aandacht van politici, zie het artikel in Knack “Misdaadcijfers voor dummies” (05/05/2010). 15 De Standaard, “Als ik geld had, was ik al lang weg” (04/02/1911). 16 Desondanks blijft geweld tegen de politie ook vandaag een onderzoeksthema. Zie de masterproef van N. Mertens, Agressie tegen politie: de perceptie van politieambtenaren binnen politiezone Gent, Gent 3
Description: