Table Of Content

************************* AB 2002 no. 26 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ===================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 5 fe- bruari 2002 ter uitvoering van de artikelen 1 en 5, vijfde lid, van de Landsverordening uitvoering Chemisch Wapenverdrag (AB 1999 no. 1) Citeertitel: Landsbesluit uitvoering Chemisch Wapenverdrag Vindplaats : AB 2002 no. 26 Wijzigingen: Geen ===================================================================== § 1. Definities Artikel 1 1. In dit landsbesluit wordt verstaan onder: het Verdrag : het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 1993, 162); de Minister : de minister, belast met economische aangelegenhe- den; de Landelijke : de instantie of de persoon, door de Minister be- Autoriteit last met de uitvoering van het Verdrag in Aruba; Lijst 1, 2 of 3 : de als zodanig genummerde lijsten, opgenomen in onderdeel B van de bij het Verdrag behorende Bij- lage inzake stoffen; verificatiebij- : de bij het Verdrag behorende Bijlage inzake lage de uitvoering en verificatie. invoeren : het binnen de landsgrenzen van Aruba brengen; uitvoeren : het buiten de landsgrenzen van Aruba brengen. 2. In dit landsbesluit wordt onder de begrippen "chemisch wapen" en "beschermingsdoeleinden" verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel II van het Verdrag. § 2. Verbodsbepalingen Artikel 2 Het is verboden: a. en chemische wapen te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, op te slaan of anderszins in bezit te hebben of te gebruiken, dan wel direct of indirect over te dragen; b. een stof, vermeld in Lijst 1 van het Verdrag te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, op te slaan of anderszins in bezit te hebben of te gebruiken, dan wel direct of indirect over te dragen. Artikel 3 1. Het is verboden de stoffen, vermeld in Lijst 2 of Lijst 3, in te voeren vanuit of uit te voeren naar een Staat die geen partij is bij het Verdrag. 2. Het invoeren vanuit en het uitvoeren naar een Staat die partij is bij het Verdrag, van de stoffen, vermeld in Lijst 2 of Lijst 3, is uitsluitend toegestaan met vergunning van de Minister. ************************* AB 2002 no. 26 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ===================================================================== § 3. Vrijstellingen en ontheffingen Artikel 4 Van het verbod, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, geldt voor door de Minister als zodanig erkende Arubaanse laboratoria een vrijstelling ten aanzien van het produceren, opslaan of anderszins in bezit hebben of gebruiken van de in dat onderdeel bedoelde stoffen in hoeveelheden van minder dan 100 gram per jaar per inrichting, mits de stoffen bestemd zijn voor onderzoeksdoeleinden of voor medische, dan wel farmaceutische doeleinden. Artikel 5 1. De Minister kan een ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor: a. het produceren, opslaan of anderszins in bezit hebben of gebruiken van in artikel 2, onderdeel b, bedoelde stoffen voor onderzoeksdoeleinden, medische dan wel farmaceutische doeleinden of voor beschermingsdoeleinden in een door de Minister als zodanig aangewezen Arubaanse inrichting; b. het produceren, opslaan of anderszins in bezit hebben of gebruiken van in artikel 2, onderdeel b, bedoelde stoffen voor onderzoeksdoeleinden of medische dan wel farmaceutische doeleinden in een an- dere dan een in onderdeel a bedoelde, door de Minister als zodanig aangewezen, Arubaanse inrichting, mits de hoeveelheid van die stoffen minder dan tien kilogram per jaar bedraagt; c. het verwerven of overdragen van in artikel 2, onderdeel b, bedoelde stoffen ten behoeve van een inrichting als bedoeld in onderdeel a of b, voor de in die inrichting toegestane doeleinden, vanuit res- pectievelijk aan een persoon of rechtspersoon in een Staat die partij is bij het Verdrag, tenzij de stoffen zijn bestemd voor weder- uitvoer uit die Staat. 2. Aan een ontheffing wordt het voorschrift verbonden dat van ie- dere afzonderlijke wijziging van het bezit van een stof als beschreven in de ontheffing, ten minste vijfenveertig dagen daarvoor kennis wordt gegeven aan de Landelijke Autoriteit. Artikel 6 1. Een aanvraag om: a. afgifte van een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, b. een erkenning als bedoeld in artikel 4, c. afgifte van een ontheffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, d. een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, b of c, wordt schriftelijk ingediend bij de Landelijke Autoriteit. 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, is vergezeld van alle gegevens die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Daartoe behoren bij een aanvraag om afgifte van een vergunning of een ontheffing ten minste de gegevens omtrent de aard en de hoeveelheid van de stoffen waarop de vergunning of ontheffing betrekking zal hebben, de herkomst dan wel de bestemming van deze stoffen en de plaats waar die stoffen zich in Aruba bevinden, dan wel zullen gaan bevinden. Artikel 7 1. Indien de Landelijke Autoriteit van oordeel is dat een aan- 2 ************************* AB 2002 no. 26 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ===================================================================== vraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onvoldoende informatie be- vat om daarop verantwoord te kunnen beslissen, stelt de Landelijke Au- toriteit de aanvrager schriftelijk in de gelegenheid, binnen een door hem te stellen redelijke termijn, de benodigde aanvullende gegevens alsnog te verschaffen. 2. Een aanvraag die na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de Landelijk Autoriteit nog steeds niet voldoet aan de voorschriften van dit landsbesluit, wordt niet verder in behandeling genomen. De Landelijke Autoriteit stelt de aanvrager alsdan onder opgave van redenen schriftelijk in kennis van de oplegging van de aanvraag. Artikel 8 1. Op een in behandeling genomen aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt door de Minister schriftelijk beslist binnen drie maanden na de datum van de indiening van de aanvraag. 2. Een beschikking, houdende een weigering tot afgifte van een beschikking als bedoeld in het eerste lid, is met redenen omkleed. 3. Een beschikking tot verlening van een vergunning, erkenning, ontheffing of aanwijzing vermeldt de geldigheidsduur ervan; de duur van een vergunning of ontheffing is ten hoogste één jaar. Aan de beschikking kunnen voorschriften worden gesteld en voorwaarden worden verbonden. Het onvervuld blijven van een opschortende voorwaarde of het vervuld worden van een ontbindende voorwaarde leidt van rechtswege tot ongeldigheid van de beschikking. Artikel 9 1. Een vergunning kan op verzoek van de vergunninghouder worden gewijzigd; de artikelen 6, 7 en 8 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing. 2. Een beschikking als bedoeld in artikel 8, derde lid, kan door de Minister onder opgave van redenen worden gewijzigd, indien na het verlenen van de desbetreffende beschikking is gebleken van zodanige nieuwe feiten of omstandigheden, dat het Verdrag of het algemeen belang tot die wijziging noopt. 3. Een beschikking als bedoeld in artikel 8, derde lid, kan worden ingetrokken, indien de verstrekte gegevens zodanig onjuist of on- volledig blijken te zijn, dat de aanvraag zou zijn geweigerd, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest. § 4. Verplichtingen Artikel 10 1. Jegens de Landelijke Autoriteit geldt een informatieplicht voor: a. degene die voornemens is een inrichting als bedoeld in afdeling VI, onderdeel C, punt 8, van de verificatiebijlage, in bedrijf te hou- den, ten minste zeven maanden voor de ingebruikneming daarvan, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in afdeling VI, onderdeel D, punt 13, van de verificatiebijlage; b. degene die een inrichting als bedoeld in onderdeel a, in bedrijf houdt, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in afdeling VI, onderdeel D, punten 14 tot en met 16, van de verificatiebijlage; c. degene aan wie een ontheffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, is verleend, ten minste zeven maanden voor de in- 3 ************************* AB 2002 no. 26 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ===================================================================== gebruikneming van de betrokken inrichting, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in afdeling VI, onderdeel D, punt 18, van de verificatiebijlage; d. degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het artikel 5, eerste lid, onderdeel c , is verleend, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in afdeling VI, onderdeel B, punten 5 en 6, van de verificatiebijlage. 2. Voorts geldt jegens de Landelijke Autoriteit een informatieplicht voor: a. degene die een inrichting in bedrijf houdt, als bedoeld in afdeling VII, onderdeel A, punt 3, van de verificatiebijlage, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in de punten 6 tot en met 8 van die afdeling; b. degene die een inrichting in bedrijf houdt, als bedoeld in afdeling VIII, onderdeel A, punt 3, van de verificatiebijlage, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in de punten 6 tot en met 8 van die afdeling; c. degene die een inrichting in bedrijf houdt, als bedoeld in afdeling IX, onderdeel A, punten 1, van de verificatiebijlage, met betrekking tot de gegevens, bedoeld in afdeling IX, onderdeel A, punten 4 tot en met 6, van de verificatiebijlage; d. degene die stoffen, vermeld in Lijst 2 of Lijst 3, in- of uit- voert, met betrekking tot de in- en uitgevoerde hoeveelheden van het voorgaande kalenderjaar, gespecificeerd naar land van herkomst of bestemming. 3. Het tweede lid is niet van toepassing op een mengsel met een gehalte aan stoffen, vermeld in Lijst 2 en 3, dat lager is dan een bij regeling van de Minister vastgesteld percentage. Artikel 11 De gegevens, bedoeld in artikel 10, worden verstrekt: a. de eerste opgave uiterlijk 15 dagen nadat dit landsbesluit in werking is getreden; b. jaaropgaven, betreffende in het daaraanvoorafgaande jaar plaats- gevonden hebbende activiteiten, jaarlijks uiterlijk op 31 januari; c. jaaropgaven, betreffende in het daaropvolgende jaar verwachte activiteiten, jaarlijks uiterlijk op 15 augustus. Artikel 12 Voor degene die overeenkomstig artikel 10 een kennisgeving heeft gedaan, geldt gedurende vijf jaar na de indiening ervan een bewaar- plicht met betrekking tot de gegevens die aan die kennisgeving ten grondslag liggen. § 5. Slotbepalingen Artikel 13 De Landelijke Autoriteit draagt zorg voor tijdige en juiste door- zending van de gegevens, verkregen op grond van artikel 10, aan de in het Koninkrijk der Nederlanden aangewezen instantie, bedoeld in artikel VII, punt 4, van het Verdrag. Artikel 14 1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die 4 ************************* AB 2002 no. 26 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 08 oktober 2013 ************************* ===================================================================== van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit uitvoering Chemisch Wapenverdrag. 5